ECLI:NL:RBDHA:2022:13369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
NL22.18484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres wegens gebrek aan geloofwaardigheid en onvoldoende onderbouwing van dreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen asiel had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat deze als ongegrond werd beschouwd. De eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, werd Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvraag, omdat de overdracht aan Italië niet had plaatsgevonden.

De eiseres voerde aan dat haar psychische toestand van invloed was op haar verklaringen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar situatie. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de verklaringen van de eiseres inconsistent en niet geloofwaardig waren. De rechtbank vond dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd ter onderbouwing van haar relaas, en dat de gestelde dreiging van een mensensmokkelaar niet concreet was gemaakt.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18484

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres

V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarige kinderen
[naam 2]V-nummer: [nummer 2]
en
[naam 3]V-nummer: [nummer 3]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopBij besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Haar kinderen zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 2] en [geboortedatum 3] en hebben eveneens de Nigeriaanse nationaliteit.
2. Op 5 augustus 2019 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij besluit van 25 oktober 2019 heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen op de grond dat Italië daarvoor verantwoordelijk is. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft het daartegen door eiseres ingestelde beroep bij uitspraak van 2 september 2021 ongegrond verklaard. [1] De Afdeling [2] heeft het hoger beroep bij uitspraak van 5 januari 2022 ongegrond verklaard. De op 17 februari 2022 geplande overdracht van eiseres aan Italië heeft niet plaatsgevonden, omdat eiseres een COVID-19 test geweigerd heeft. Eiseres is niet tijdig overgedragen aan Italië, zodat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van haar asielaanvraag. Zij is in de gelegenheid gesteld een nieuwe aanvraag in te dienen.
3. Op 13 maart 2022 heeft eiseres opnieuw een asielaanvraag ingediend. Bij het bestreden heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [3] Daarbij zijn de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder acht de door eiseres gestelde moord op haar stiefmoeder echter niet geloofwaardig. De lening en daaruit voortvloeiende problemen waar eiseres over heeft verklaard, worden evenmin geloofwaardig geacht. In afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw is voorlopig uitstel van vertrek aan eiseres verleend van 9 september 2022 tot 9 maart 2023.
4. Eiseres voert aan dat zij iMMO [4] heeft verzocht onderzoek te doen naar haar psychische toestand. Het valt niet uit te sluiten dat deze toestand van invloed is geweest op haar geheugen en haar vermogen coherent te verklaren. Bovendien is door Medifirst niet gevraagd naar haar littekens. Er is dan ook geen sprake van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit. Ook stelt eiseres dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat zij geen bewijsstukken heeft aangeleverd ter onderbouwing van haar relaas. Eiseres heeft geen contact meer met personen uit Nigeria, zij is daar inmiddels ook al zes jaar weg. Verder stelt verweerder volgens eiseres ten onrechte dat haar gecorrigeerde verklaringen zonder uitleg niet kunnen worden geaccepteerd. Zij wijst daarbij op artikel 17, derde lid, van de Procedurerichtlijn. [5] Met de argumenten over het contact met de taxichauffeur illustreert verweerder bovendien dat hij niet op de hoogte is van de situatie in Nigeria. In aanvulling hierop heeft eiseres diverse passages uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 aangehaald. Zij stelt dat hieruit blijkt dat vrouwen in Nigeria min of meer vogelvrij zijn. Verweerder heeft niet onderzocht of door de Nigeriaanse autoriteiten bescherming wordt geboden aan mensen die vrezen voor de wraak van een mensensmokkelaar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Ter zitting heeft eiseres verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de door haar aangevraagde iMMO-rapportage. Ten tijde van de zitting was echter nog onzeker of dit onderzoek daadwerkelijk zou plaatsvinden en zo ja, waar dat onderzoek betrekking op heeft en wanneer dit afgerond zal zijn. Daarbij komt dat eiseres voor het nader gehoor is gezien door Medifirst. In het medisch advies van 1 juni 2022 heeft Medifirst vermeld dat rekening moet worden gehouden met de moeilijke gebeurtenissen die eiseres heeft meegemaakt. Gesteld noch gebleken is dat daar tijdens de gehoren onvoldoende rekening mee is gehouden. Eiseres heeft ook niet duidelijk gemaakt op welke wijze haar psychische toestand van invloed is geweest op de verklaringen die zij tijdens de gehoren heeft afgelegd. Verder is niet gebleken dat eiseres bij Medifirst melding heeft gemaakt van littekens. Eventuele littekens vormen bovendien geen onderbouwing voor de relevante elementen uit haar relaas. Daarnaast wordt van belang geacht dat eiseres al langere tijd in Nederland verblijft en dus ruimschoots de tijd heeft gehad (medische) documenten aan te leveren ter onderbouwing van haar klachten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van een onderzoek door iMMO. Gelet op het voorgaande mocht verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling uitgaan van de verklaringen die eiseres tijdens de gehoren heeft afgelegd.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder uiteengezet op welke punten in het relaas van eiseres vaagheden, tegenstrijdigheden en inconsistenties zijn geconstateerd. Daarvan is onder meer sprake bij de verklaringen van eiseres over de gebeurtenissen direct voorafgaand en na de gestelde moord op haar stiefmoeder, het contact met [naam 4] en het contact met de mensensmokkelaar. Met de correcties en aanvullingen heeft zij haar relaas op diverse punten zonder nadere verklaring aangevuld of aangepast. Verweerder heeft dit niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen. Ook stelt verweerder niet ten onrechte dat het ongerijmd is dat de taxichauffeur eiseres heeft vervoerd terwijl zij onder het bloed zou hebben gezeten. De enkele stelling dat verweerder niet snapt hoe het werkt in Nigeria doet daar niet aan af. Daarbij komt dat niet gebleken is dat eiseres inspanningen heeft verricht om in het bezit te raken van documenten ter ondersteuning van haar relaas. Zij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij niet met behulp van andere personen of organisaties aan stukken zou kunnen komen. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij nog contact heeft met haar oom in Nigeria. Hij zou haar hebben gezegd dat hij geen stukken kan krijgen omdat deze er niet zijn, maar dat het gevaarlijk is in Nigeria voor eiseres en haar kinderen. Dit betreft echter geen objectieve en verifieerbare informatie. Verweerder heeft het relaas van eiseres dan ook niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
7. Uit het door eiseres aangehaalde Ambtsbericht blijkt dat vrouwen in Nigeria zich in een extra kwetsbare positie bevinden, maar dit neemt niet weg dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij voorbaat vast staat dat zij zich daar niet zal kunnen handhaven. Voor zover aangenomen kan worden dat eiseres problemen heeft gehad met een mensensmokkelaar, geldt dat in het Ambtsbericht staat dat vrouwen die slachtoffer zijn geweest van een mensenhandel bij terugkeer mogelijk problemen kunnen verwachten van de zijde van hun smokkelaar. Dat is echter niet voldoende om aannemelijk te maken dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade vanwege deze problemen. Eiseres heeft Nigeria zes jaar geleden verlaten en heeft de dreiging niet nader geconcretiseerd. Ook anderszins heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij in de negatieve aandacht staat van mensensmokkelaars.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL19.25649.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek.
5.Richtlijn 2013/32/EU.