ECLI:NL:RBDHA:2022:13459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
NL22.20432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de meerderjarige leeftijdsregistratie van een asielzoeker uit Gambia en de zorgvuldigheid van het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de meerderjarige leeftijdsregistratie van een asielzoeker uit Gambia, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de registratie van de asielzoeker overgenomen uit Spanje, waar aan zijn minderjarigheid werd getwijfeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de Spaanse registratie, maar dat het aan de asielzoeker is om aanknopingspunten aan te dragen om aan deze registratie te twijfelen. De asielzoeker heeft voldoende argumenten aangedragen, waaronder zijn ziek zijn bij aankomst in Spanje en het feit dat hij in een opvang voor minderjarigen verbleef. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende navraag had gedaan bij de Spaanse autoriteiten over de registratie, wat leidde tot de conclusie dat het besluit onzorgvuldig was voorbereid. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werden de proceskosten van de asielzoeker vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.20432 (beroep)
NL22.20433 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam 1] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. K. Logtenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn-Matthijssen).

Procesverloop

In het besluit van 10 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening zodat hij de behandeling van zijn beroep in Nederland kan afwachten.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 2] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en stelt geboren te zijn op [datum 2] 2006.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] een andere lidstaat hiervoor verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
De gronden van beroep
3. Eiser voert aan dat verweerder hem niet aan Spanje mag overdragen omdat hij nog minderjarig is. Eiser stelt dat er redenen zijn om te twijfelen aan de in Spanje geregistreerde geboortedatum en dat deze daarom niet kan worden overgenomen. Eiser voert hierover aan dat hij in Spanje is gearriveerd terwijl hij ziek was en direct is opgenomen in het ziekenhuis. Eiser weet niet hoe de Spaanse autoriteiten tot de geregistreerde leeftijd zijn gekomen. Hij heeft verbleven in een opvang voor minderjarigen. Ter onderbouwing van zijn gestelde leeftijd heeft eiser een foto overgelegd van zijn geboorteakte. Verder heeft eiser een artikel van het Journaal Vreemdelingenrecht van november 2018 overgelegd waarin de auteurs een drietal prejudiciële vragen hebben geformuleerd ten aanzien van de vraag hoe het Europese recht zich verhoudt tot de praktijk van verweerder om, in geval van twijfel, de registratie van een meerderjarige leeftijd in een andere lidstaat over te nemen. Tot slot voert eiser aan dat hij Spanje heeft verlaten omdat hij problemen had in de opvang vanwege zijn geaardheid en geen hulp kreeg van de lokale autoriteiten nadat hij hen om bescherming had gevraagd.
De beoordeling van de rechtbank
4. Ten aanzien van de vraag of verweerder uit mocht gaan van de in Spanje geregistreerde geboortedatum van eiser, overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.
Uit paragraaf C1/2.2 van de Vc [2] , gelezen in samenhang met Werkinstructie 2018/19, volgt dat iedere alleenstaande minderjarige vreemdeling die stelt minderjarig te zijn en dit niet kan aantonen met officiële documenten of anderszins aannemelijk kan maken, wordt geschouwd. Uit de werkinstructie volgt verder dat, in het geval bij de schouw twijfel bestaat over de meerder- of minderjarigheid, onderzoek plaatsvindt in één of meerdere lidstaten. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de vreemdeling in een andere lidstaat met een meerderjarige leeftijd staat geregistreerd, wordt de geboortedatum aangepast naar meerderjarigheid. Het is dan aan de vreemdeling zelf om de gestelde minderjarigheid met authentieke en identificerende documenten dan wel een leeftijdsonderzoek aan te tonen.
4.2.
In het onderhavige geval is eiser geschouwd door medewerkers van het AVIM [3] en de gehoormedewerkers van de IND. [4] Beiden zagen op grond van eisers uiterlijk en gedrag aanleiding om te twijfelen aan de opgegeven leeftijd van eiser. Daarom is nader onderzoek gedaan bij de autoriteiten in Spanje. Uit dat onderzoek blijkt dat eiser daar als meerderjarige geregistreerd staat met als geboortedatum [datum 3] 2004 .
4.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in deze zaak, anders dan in de uitspraak van de Afdeling [5] van 26 november 2021, geen navraag heeft gedaan bij de autoriteiten van in dit geval Spanje, op grond van welke informatie de leeftijdsregistratie tot stand is gekomen. [6] Naar het oordeel van de rechtbank was hier wel aanleiding toe. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij ziek aan land is gekomen in Spanje en daarom direct naar een ziekenhuis is gebracht en aldaar in eerste instantie heeft verbleven, dat hij zelf geen geboortedatum heeft opgegeven bij de Spaanse autoriteiten en dat hij in Spanje in de minderjarigenopvang heeft verbleven. Pas in Nederland heeft hij vernomen dat hij in Spanje als meerderjarig staat geregistreerd. Ook heeft eiser een foto van een geboorteakte overgelegd, waar minderjarigheid uit blijkt. De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee voldoende aanknopingspunten heeft aangedragen om te twijfelen aan de juistheid van de in Spanje geregistreerde leeftijd. Verweerder had hierin dus aanleiding moeten zien om navraag te doen bij Spanje over de wijze waarop de registratie tot stand is gekomen en welke informatie de bron voor de registratie is. Verweerder kan in dit geval niet zonder meer volstaan met een verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Omdat verweerder dat onderzoek achterwege heeft gelaten, is het besluit naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig voorbereid en kan het niet in stand blijven.
4.4.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in deze zaak geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen.
5. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, nu verweerder eerst nader onderzoek moet verrichten. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Het verzoek om een voorlopige voorziening
7. Gezien de beslissing van de rechtbank over eisers beroep, is het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Besseling, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
4.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.