ECLI:NL:RBDHA:2022:13528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
NL21.19239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Tanzaniaanse eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tanzaniaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard. De eiseres, geboren in 1994, heeft aangevoerd dat zij niet kan terugkeren naar Tanzania vanwege de negatieve aandacht van de autoriteiten, die haar zouden vervolgen vanwege de politieke activiteiten van haar vader en oom, en een incident waarbij haar ex-vriend de Koran heeft verscheurd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Tanzania een gegronde vrees heeft voor vervolging. De rechtbank heeft daarbij onder andere meegewogen dat de eiseres op legale wijze het land heeft kunnen verlaten en dat er geen bewijs is overgelegd van een opsporingsbevel tegen haar. De rechtbank heeft ook de waarde van de overgelegde krantenartikelen in twijfel getrokken, omdat deze niet voldoende bewijs leveren voor de stellingen van de eiseres. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het traumatabeleid, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen haar trauma en haar vertrek uit Tanzania. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de aanvraag van de eiseres ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.19239
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen T.U. Takaki. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1994 en heeft de Tanzaniaanse nationaliteit.
2. Eiseres heeft aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd dat zij niet kan terugkeren naar het land van herkomst, omdat zij in de negatieve aandacht staat van de autoriteiten. De vader en oom van eiseres waren beiden politiek actief en zijn daardoor mogelijk vervolgd. Wegens hun politieke overtuiging is eiseres verkracht door leden van de Janjawiri en is ook haar huis in brand gestoken. Daarnaast is eiseres aanwezig geweest bij een incident waarbij haar ex-vriend, [A] , in het openbaar de Koran heeft verscheurd. Via de radio heeft eiseres gehoord dat er een opsporingsbevel tegen haar is uitgevaardigd. Ook uit krantenartikelen blijkt dat de autoriteiten naar haar opzoek zijn. Tot slot vreest eiseres bij terugkeer gevonden te worden door haar ex-vriend, [B] , die haar naar Europa heeft gebracht om in de prostitutie te werken en van wie zij is gevlucht.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege politieke overtuiging vader en oom;
3. Het verscheuren van de Koran door ex-vriend [A] ;
4. Problemen met [B] .
Verweerder acht de vier relevante elementen geloofwaardig. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres echter afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres heeft namelijk volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ten aanzien van de problemen van eiseres door de politieke overtuiging van haar vader en oom, heeft eiseres verklaard dat dit niet de directe aanleiding is
geweest om het land van herkomst te verlaten. De incidenten waar eiseres over heeft verklaard hebben in 2016 plaatsgevonden, waarna zij tot 2019 haar leven in Tanzania heeft voortgezet en aan het openbare leven heeft deelgenomen. Dit duidt er volgens verweerder niet op dat eiseres vanwege de politieke overtuiging van haar vader en oom onder de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Daarbij komt dat eiseres op legale wijze het land uit is gereisd, aangezien zij op 24 augustus 2019 in het bezit is gesteld van een Tanzaniaans paspoort en zij ook een Italiaans visum heeft verkregen. Niet aannemelijk wordt geacht dat eiseres zich bij terugkeer ineens politiek zal uitspreken terwijl zij dat eerder uit angst voor represailles niet heeft gedaan.
Daarnaast acht verweerder de problemen die eiseres in 2018 heeft ondervonden naar aanleiding van het verscheuren van de Koran door [A] niet aannemelijk. Het is voor eiseres immers mogelijk geweest om de plaats van het incident zonder problemen te verlaten en niet wordt ingezien waarom eiseres van het incident beschuldigd wordt, nu zij heeft geprobeerd [A] tegen te houden. Uit de verklaringen van eiseres is niet gebleken dat zij tot aan haar vertrek uit Tanzania hierdoor problemen heeft ondervonden. Eiseres heeft verklaard via de radio te hebben gehoord dat er tegen haar een opsporingsbevel is uitgevaardigd, van dat bericht kan niet worden verwacht dat daarvan bewijs wordt overgelegd echter volgens verweerder mag wel verwacht worden dat als er een opsporingsbevel is uitgevaardigd eiseres daar documenten van overlegt. Bovendien is niet gebleken dat de autoriteiten haar op een andere manier hebben gezocht, aangezien zij bij haar vertrek niet is tegengehouden door de autoriteiten van Tanzania en zij zonder problemen deel heeft kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. Gelet op het voorgaande acht verweerder ook niet aannemelijk dat eiseres voor wat betreft de elementen 2 en 3 bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
Verweerder heeft zich ten aanzien van relevant element 4 op het standpunt gesteld dat de gestelde problemen niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder stelt zich tevens op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij met de gestelde problemen een reëel risico loopt op ernstige schade. Zij heeft haar verklaringen niet onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt wie [B] is en welke problemen ze zal ondervinden als gevolg van de relatie met hem. Zij heeft met hem samengewoond waardoor het vreemd is dat gesteld wordt dat [B] weinig informatie over zichzelf heeft gegeven aan eiseres waardoor het niet mogelijk was voor de politie om hem te identificeren.
Tot slot voldoet eiseres volgens verweerder niet aan de voorwaarden om op grond van het traumatabeleid, zoals opgenomen in paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Door eiseres is geen medische verklaring overgelegd, terwijl volgens verweerder een vergunning op grond van het traumatabeleid alleen wordt verleend wanneer er een medische verklaring over het trauma is overgelegd. Daarnaast wordt het causale verband tussen de traumatische gebeurtenis en de reden van het vertrek niet aangenomen door verweerder, omdat eiseres het land van herkomst niet binnen zes maanden na de traumatische gebeurtenis heeft verlaten en volgens verweerder niet is gebleken dat zij buiten haar schuld niet in staat is geweest om dit te doen.
Gegronde vrees voor vervolging
4. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat zij wordt gezocht door de autoriteiten in Tanzania. Uit de in beroep overgelegde krantenartikelen blijkt dat de autoriteiten op zoek zijn naar haar en [A] , omdat zij de Islamitische regels hebben geschonden doordat zij de Koran hebben verscheurd. Eiseres vermoedt dat alleen haar foto bij de krantenartikelen is geplaatst, omdat haar vader een politieke tegenstander is. Ter zitting heeft eiseres haar gronden nader toegelicht en aangevoerd dat het in het kader van de samenwerkingsverplichting op de weg van verweerder lag om de informatie opgenomen in de krantenartikelen te verifiëren door contact op te nemen met de krant. Daarnaast werpt verweerder ten onrechte aan eiseres tegen dat zij het land op legale wijze heeft kunnen laten. Eiseres heeft haar paspoort en visum alleen kunnen krijgen doordat [B] steekpenningen aan de autoriteiten heeft betaald. Ook is onduidelijk of Tanzania een centraal administratiesysteem kent, waardoor het aan haar in de (deels) autonome staat Zanzibar uitgevaardigde opsporingsbevel ook zichtbaar is in heel Tanzania. Eiseres is immers Tanzania via het vasteland ontvlucht.
Verder werpt verweerder ten onrechte aan eiseres tegen dat zij heeft deelgenomen aan het openbare leven, aangezien zij tot haar vertrek ondergedoken heeft geleefd en alleen is uitgegaan in een expat-omgeving.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Tanzania een gegronde vrees heeft voor vervolging door de autoriteiten. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiseres op legale wijze en op eigen naam het land heeft kunnen verlaten, doordat zij in bezit is gesteld van een Tanzaniaans paspoort en omdat zij een Italiaans visum heeft gekregen. De stelling van eiseres dat dit alleen kan omdat [B] daarvoor steekpenningen heeft betaald, is een aanname en wordt daarom niet gevolgd. Ook heeft eiseres niet voldoende onderbouwd dat er geen sprake is van een centraal administratiesysteem in Tanzania, waardoor het vasteland Tanzania niet op de hoogte kon zijn van het opsporingsbevel dat tegen eiseres in Zanzibar is uitgevaardigd. Het uitreizen op eigen naam heeft verweerder dan ook als een contra-indicatie kunnen aanmerken voor de stelling dat eiseres gezocht wordt door de autoriteiten. Verder heeft verweerder aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij geen opsporingsbevel heeft overgelegd. De rechtbank acht daartoe met name van belang dat eiseres op de zitting heeft toegelicht dat zij in Tanzania een contactpersoon heeft die langs haar familie gaat en informatie in het land opvraagt, waaronder de in beroep overgelegde krantenartikelen. Van eiseres mag dan ook worden verwacht dat zij via deze contactpersoon het opsporingsbevel heeft geprobeerd te krijgen. Het is namelijk in eerste plaats aan eiseres om haar asielrelaas met objectieve bewijsstukken te onderbouwen. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom dit niet verkregen kon worden en of daartoe pogingen zijn
ondernomen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij in Tanzania heeft deelgenomen aan het openbare leven. De verklaring van eiseres op de zitting dat zij tot haar vertrek ondergedoken heeft geleefd en alleen uitging in een expat-omgeving, vindt onvoldoende steun in de afgelegde verklaringen tijdens het nadere gehoor. Daaruit volgt immers dat eiseres vaak samen met [B] , maar ook zelfstandig met vrienden, uitging.
Verweerder heeft mogen vinden dat deze manier van deelname aan het openbare leven er niet op duidt dat eiseres onder de negatieve aandacht van de autoriteiten staat.
6. Ten aanzien van de in beroep overgelegde krantenartikelen stelt te rechtbank voorop dat niet ter discussie staat dat verweerder het krantenartikel uit 2020 buiten beschouwing heeft mogen laten, omdat deze slecht leesbaar en niet vertaald is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet de bewijswaarde aan de overgelegde vertaalde krantenartikelen hoeven toekennen die eiseres wenst gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en het hierna volgende. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom niet wordt uitgegaan van de inhoud van de krantenartikelen. Dit omdat zich in Tanzania situaties voordoen waarbij via steekpenningen invloed wordt uitgeoefend op de inhoud van het nieuws. Verweerder heeft het bevreemdend mogen vinden dat de twee krantenartikelen in 2022 zijn geschreven, terwijl het incident zelf in 2018 heeft plaatsgevonden. Daarnaast omdat eiseres in 2019 het land op legale wijze heeft verlaten, waardoor verwacht mag worden dat de autoriteiten op de hoogte zijn van het feit dat eiseres zich niet in het land bevindt. Ook heeft verweerder het bevreemdend mogen vinden dat, niet de foto van [A] , maar alleen de foto van eiseres in de vertaalde krantenartikelen is opgenomen en dat de naam van [A] niet volledig is uitgeschreven, maar de naam van eiseres wel. Dit temeer omdat uit de vertalingen van de krantenartikelen volgt dat in Tanzania het verscheuren van de Koran zodanig erg wordt geacht en tot verontwaardiging leidt, dat dit onder meer heeft geleid tot het ontslag van hooggeplaatst personeel en ook tot meerdere geweldsincidenten. Gelet op het voorgaande, wordt eiseres niet in haar standpunt gevolgd dat het op weg van verweerder lag om in het kader van de samenwerkingsverplichting onderzoek te doen naar hoe de krantenartikelen tot stand zijn gekomen door zelf contact op te nemen met de kranten. De beroepsgrond slaagt niet.
Traumatabeleid
7. Verder voert eiseres aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij niet voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in het traumatabeleid. Verweerder heeft onvoldoende betrokken dat eiseres afkomstig is uit een streng Islamitische gemeenschap, waarin het niet mogelijk is zelfstandig en zonder begeleiding van een man documenten te regelen en te reizen.
8. De rechtbank stelt voorop dat, anders dan verweerder in het besluit heeft verwoord, uit paragraaf C2/3.3 van de Vc niet volgt dat eiseres zonder een medische verklaring waaruit haar trauma blijkt, niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid. Uit het beleid volgt immers dat alleen het overleggen van een medische verklaring over de trauma onvoldoende is om een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid te verlenen. Verweerder heeft echter niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij niet voldoet aan de voorwaarden om op grond van het traumatabeleid in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, omdat zij het causale verband tussen de traumatische gebeurtenis en het vertrek uit het land van herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Het causale verband wordt aangenomen indien de vreemdeling binnen zes maanden
na de traumatische gebeurtenis het land heeft verlaten. Eiseres heeft echter in 2019 - drie jaar na de traumatische gebeurtenis in 2016 - het land verlaten. Bovendien is niet gebleken zij buiten haar schuld niet in staat is geweest om het land binnen de termijn van zes maanden na de traumatische gebeurtenis te verlaten. Uit de verklaringen van eiseres volgt immers niet dat zij geprobeerd heeft het land eerder te verlaten. Het standpunt van eiseres dat het voor haar zonder begeleiding van een man niet mogelijk is om documenten te regelen en te reizen is verder ook niet, althans onvoldoende onderbouwd en geeft aldus geen verschoonbare reden om het land niet binnen de gestelde termijn te verlaten. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep in ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.