ECLI:NL:RBDHA:2022:13528
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Tanzaniaanse eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tanzaniaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard. De eiseres, geboren in 1994, heeft aangevoerd dat zij niet kan terugkeren naar Tanzania vanwege de negatieve aandacht van de autoriteiten, die haar zouden vervolgen vanwege de politieke activiteiten van haar vader en oom, en een incident waarbij haar ex-vriend de Koran heeft verscheurd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Tanzania een gegronde vrees heeft voor vervolging. De rechtbank heeft daarbij onder andere meegewogen dat de eiseres op legale wijze het land heeft kunnen verlaten en dat er geen bewijs is overgelegd van een opsporingsbevel tegen haar. De rechtbank heeft ook de waarde van de overgelegde krantenartikelen in twijfel getrokken, omdat deze niet voldoende bewijs leveren voor de stellingen van de eiseres. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het traumatabeleid, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen haar trauma en haar vertrek uit Tanzania. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de aanvraag van de eiseres ongegrond is.