ECLI:NL:RBDHA:2022:13549
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking faillissementsverzoek en proceskosten in een civiele procedure
In deze zaak heeft [verzoeker01] B.V. een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van [verweerder01] B.V. De rechtbank heeft op 13 december 2022 uitspraak gedaan in deze procedure. [verweerder01] heeft bij verweerschrift verzocht het faillissementsverzoek af te wijzen en [verzoeker01] te veroordelen in de proceskosten. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten en andere betrokkenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker01] en [verweerder01] samenwerkten, maar dat er een geschil bestond over de financiële afwikkeling van hun samenwerking. [verzoeker01] stelde dat zij nog een bedrag van € 222.763,89 van [verweerder01] te vorderen had, terwijl [verweerder01] betwistte dat er sprake was van een faillissementstoestand en stelde dat zij een vordering op [verzoeker01] had van € 100.780,33.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot faillietverklaring van [verzoeker01] niet kon worden toegewezen, omdat niet was aangetoond dat [verweerder01] in een faillissementstoestand verkeerde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen pluraliteit van schuldeisers was en dat [verzoeker01] misbruik maakte van procesrecht door een faillissementsverzoek in te dienen terwijl er geen substantiële wijziging was in de omstandigheden. Uiteindelijk heeft de rechtbank [verzoeker01] veroordeeld in de proceskosten van [verweerder01], die zijn vastgesteld op € 1.126,- aan salaris advocaat. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 december 2022.