ECLI:NL:RBDHA:2022:13575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/09/625495 / HA ZA 22-190
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering opdrachtgever tegen aannemer wegens ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden aan woning

In deze civiele zaak vordert de opdrachtgever schadevergoeding van de aannemer wegens ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden aan de cementvloer, het terras en het dak van zijn woning. De opdrachtgever stelt dat de aannemer de werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd, terwijl de aannemer betwist dat er sprake is van ondeugdelijkheid en stelt dat de opdrachtgever te laat heeft geklaagd. De rechtbank heeft de vordering voor een groot deel toegewezen, maar heeft ook enkele verweren van de aannemer gehonoreerd. De rechtbank oordeelt dat de aannemer in verzuim is geraakt en aansprakelijk is voor de schade die de opdrachtgever lijdt. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de aannemer de cementvloer niet goed heeft uitgevoerd, terwijl de opdrachtgever tijdig heeft geklaagd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de aannemer niet kan stellen dat de vordering is verjaard, omdat de opdrachtgever tijdig nakoming heeft gevorderd. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 22.525,00, vermeerderd met kosten voor de partijdeskundige en buitengerechtelijke incassokosten. De aannemer is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/625495 / HA ZA 22-190
Vonnis van 5 oktober 2022(bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden te [plaats 1],
eisers,
advocaat mr. V.E. Loesberg te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde], te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. E.J.W. Schuijlenburg te Leidschendam.
Partijen zullen hierna de opdrachtgever en de aannemer genoemd worden.

1.Samenvatting

De opdrachtgever vordert schadevergoeding omdat de aannemer werkzaamheden aan de cementvloer, het terras en het dak van zijn woning niet goed zou hebben uitgevoerd. De aannemer vindt dat hij de werkzaamheden wel goed heeft uitgevoerd, en voor zover dat op onderdelen anders mocht zijn, vindt hij dat de opdrachtgever daarover eerder had moeten klagen.
De rechtbank wijst de vordering voor een belangrijk deel toe, maar op enkele onderdelen slaagt het verweer van de aannemer.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 14 februari 2022 met producties 1-17,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
  • het tussenvonnis van 13 juli 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2022. In het rechtbankdossier bevinden zich de aantekeningen die de griffier tijdens de zitting heeft gemaakt.
2.3.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

De overeenkomst

3.1.
Partijen hebben eind 2018 een aanneemovereenkomst gesloten op basis van twee offertes van de aannemer.
3.2.
De offerte van 20 november 2018 (nr. 10807) betrof het aanbrengen van vloerverwarming op de begane grond van de woning van de opdrachtgever, het herstellen van het terras aan de achterzijde van de woning, en diverse kleinere werkzaamheden. De aanneemsom bedroeg € 18.267,16. Het voor deze procedure relevante deel van de beschrijving van de geoffreerde werkzaamheden luidt als volgt:
“Slopen en vrijhakken van volledige begane grond vloer, split floor. +/- 80m2. Vloer zo vlak mogelijk opleveren. (21%)
(…)
Smeren van ruwe zandcement dekvloer, dikte conform verkregen informatie. 80m2. (21%)”
3.3.
De offerte van 27 november 2018 (nr. 10921) betrof het aanbrengen van een geïsoleerd dak. De aanneemsom bedroeg € 11.237,27 inclusief btw. Het voor deze procedure relevante deel van de beschrijving van de geoffreerde werkzaamheden luidt:
“Aanbrengen van geïsoleerd dak. (21% btw) *Bij hanteren van bestaande dakbedekking als onderlaag, dient er vooraf een beproeving worden gedaan om te kunnen bepalen of de onderlaag bestaat uit de juiste samenstelling.
(…)
Aanbrengen van +/- 80m2 PIR isolatieplaten 100mm dikte, 1200mm x 600mm. (of soortgelijke) Aanbrengen van EPDM dakbedekking. Incl. zinken randafwerking. Incl. details. Incl. aansluiting op beide buren. Bestaande onderlaag gebruiken als onderlaag. (21%)
MEERWERK, bij eventueel slopen van volldige dak incl voorzien van folielaag. (21%)”
De cementvloer
3.4.
De aannemer is op 14 januari 2019 gestart met de werkzaamheden aan de vloer.
3.5.
Op 25 januari 2019 hebben partijen per WhatsApp over de vloer gesproken:
de opdrachtgever
: Hoi [de aannemer]. Ik wil het volgende week toch nog even met je hebben over de vloer. De vloer scheurt nu op plekken en kraakt daar flink en is op die plekken duidelijk veel minder stabiel. De begroting voor de vloer vind ik fors. Het is in twee dagen gelegd voor 5000 euro inl btw. Dan verwacht ik wel echt een goede kwaliteit. Ik zou je willen vragen om wat nazorg te doen voor de vloer. Wat reparatiewerk zodat de vloer iig goed genoeg is voor het tegelwerk en dat de tegels niet over 5 jaar gaan scheuren snap je. Dit zijn wel serieuze zorgen voor ons. Ik hoop dat je dit begrijpt. In de kleder zit ook nog een flink gat in de vloer en ik vind dat je dat nog even moet repareren. Ok.. bedankt, groetjes [de opdrachtgever].
de aannemer:
Hallo,
Zelf heb ik niet gemerkt van het bewegen overigens.
Dat de vloer kan “bewegen” is geheel logisch die los ligt op de noppenplaten.
Uiteraard kunnen we samen nog even naar de vloer kijken. Het bedrag is inderdaad fors, maar 2 dagen en 2 man zit je daar al snel aan natuurlijk.
Zoals eerder aangegeven is dit een ruwe zand cement vloer, afwerk klaar voor de afwerk laag, zoals tegels of anders.
3.6.
Op 29 januari 2019 hebben partijen weer over de vloer geappt:
de opdrachtgever
: OK. Inpecteer de vloer maar even. Er zijn svheuren duidelijk te zien die kraken.
de aannemer:
Kijk ik naar, ik zal dit gelijk beoordelen
de aannemer:
IMG-20190129-WA0002.jpg (bestand bijgevoegd)
Kunnen we straks even bellen betreft de vloer?
de opdrachtgever
: Ja goed
de aannemer:
Geef maar aan wanneer je kan
3.7.
De aannemer is kort nadien ter plaatse geweest; hij heeft een scheur in de vloer met egaline gevuld. Ook heeft hij het gat naar de kruipruimte dat tijdens het slopen van de oude vloer was ontstaan vanuit de kruipruimte (dus: van onderop) gerepareerd.
Werkzaamheden aan het terras
3.8.
Op 18 februari 2019 is de aannemer begonnen met de werkzaamheden aan het terras.
3.9.
Eind augustus 2019 begon de door de aannemer op het terras aangebrachte coating los te laten. De opdrachtgever heeft de aannemer toen onder meer per WhatsApp gevraagd om de juiste coating te bestellen, zodat de opdrachtgever die coating zelf kon aanbrengen.
3.10.
Bij e-mail van 5 oktober 2019 heeft de opdrachtgever de aannemer onder meer het volgende geschreven:
“Ik heb de coating voor het terras even bestudeerd. Deze garage coating is niet geschikt voor het terras. Het is niet uvbestendig en ook niet scheuroverbruggend. Er zitten inmiddels behoorlijk wat scheuren in het terras en de laag is ook niet meer waterdicht. De garagecoating is niet de juiste coating want dan zitten er direct weer scheuren in.
Ik denk dat een middel als de sikkafloor 400n elastic wel werkt met de juiste primer erbij. Omdat de opdracht was het terras waterdicht te maken en dit niet gelukt is met deze coating vind ik dat ik deze coating moet kunnen ruilen bij je voor de juiste. Zou je deze sikkafloor 400n elastic kunnen leveren van 18kg. Ik ga deze dan zelf in alle rust aanbrengen zodat ik een aantal goed droge dagen kan uitzoeken daarvoor.”
3.11.
De aannemer heeft de juiste coating besteld. Uit een appbericht van de aannemer van 15 november 2019 blijkt dat deze coating medio november 2019 is geleverd. De opdrachtgever heeft deze coating vervolgens zelf op het terras aangebracht.
Werkzaamheden aan het dak
3.12.
Op 20 maart 2019 is de aannemer begonnen met de werkzaamheden aan het dak.
3.13.
Op 5 april 2019 hebben partijen via WhatsApp het volgende gesprek gevoerd:
de opdrachtgever:
Ha[de aannemer].
Er op komt nu vies water naar beneden via de afvoer naar de keuken. Daar zit iets niet goed op het dak.
de aannemer:
Via de afvoer naar de keuken?
de opdrachtgever:
Ja
de aannemer:
Ik snap hem even niet…
Ik ben onderweg, kan ik zo kijken
de opdrachtgever:
Ok
de aannemer:
Tis al een tijdje droog… lijkt me sterk dat het van het dak afkomt
de opdrachtgever:
Miss ligt er iets overheen wat water heeft opgevangen
3.14.
Op 8 april 2019 appte de aannemer de opdrachtgever twee fotobestanden (IMG-20190408-WA0006.jpg en IMG-20190408-WA0007.jpg). Daarna hebben partijen elkaar het volgende geappt:
de opdrachtgever:
Ha[de aannemer].
Ik ben morgen niet thuis maar ik heb nog wel een vraag over het dak. Ik ben op het dak geklommen en het ziet er goed uit. wat wel opvalt is dat er wat platen onder de epdm niet vast liggen en soort van gaan zweven. vooral in de hoek, van het lage deel van het dak. Ik weet niet of dat door vocht of lucht komt en ik weet ook niet of je daar ervaring mee hebt en of het erg is. Groet[de opdrachtgever]
de aannemer:
Ja dat zag ik. Kan verder totaal geen kwaad.
Ligt er strak in he[thumbs up + biceps emoji]
de opdrachtgever:
Is het geen water?
de aannemer:
Ja.
Maar dat verdampt.
En dan liggen ze weer vlak op het bituum
de opdrachtgever:
En hoe lang duurt dat denk je. Moeten we wel in de gaten houden. Het lijkt wel behoorlijk wat water te zijn.
de aannemer:
Kijk het morgen even na… mocht ik enigszins twijfelen dan zet ik ze nog vast met rondellen
Dat lijkt
Zit ook wat lucht onder waardoor die wat sopt
de opdrachtgever:
Dit heb je dus vaker gezien zo?
ok, fijn als je er nog even kritisch naar kijkt. ook omdat er natuurlijk eea op het dak komt en er dan weer op gelopen wordt even.
de aannemer:
Ja, komt omdat ze verlijmd zijn
Ipv geschroefd
de opdrachtgever:
ah ja.
de aannemer:
Dit dus om lekkage te voorkomen
de opdrachtgever: [de aannemer].
Kunnen we even bellen.
De volgende dag is de aannemer langs geweest om het dak te bekijken; hij appte de opdrachtgever toen het volgende:
de aannemer:
Stukje isolatie leeg kunnen zuigen onder het lood vandaan. En via daar ook weer vol laten lopen met lijm.
Dit is dus gecorrigeerd![biceps emoji]
Dak is volledig afgerond
3.15.
Op 6 mei 2019 heeft de opdrachtgever de laatste factuur van de aannemer betaald. Ook alle eerdere facturen zijn voldaan.
3.16.
Op 5 juni 2019 appte de opdrachtgever aan de aannemer dat een gespecialiseerd bedrijf zonnepanelen op het dak had geplaatst; dit bedrijf wees op verschillende punten in de dakbedekking waar de opdrachtgever problemen mee kon krijgen. De opdrachtgever vroeg de aannemer om die punten samen langs te komen om problemen met lekkage te voorkomen. De aannemer heeft de opdrachtgever kort na die berichten gebeld. Aansluitend aan het telefoongesprek hebben partijen elkaar nog het volgende geappt:
de aannemer:
VID-20190605-WA0002.mp4 (bestand bijgevoegd)
Op dit filmpje is duidelijk de staat van het dak te zien en de afwerking hier van. Om hiermee te verduidelijken, lood is in dezelfde staat als het nu is. En het gaat totaal om 2 binnenhoeken. Ik kan nu al toezeggen dat de dakdoervoeren en de binnenhoeken wordt afgewerkt zoals telefonisch besproken. Wat betreft de loodafwerking, kan ik mij totaal niet in vinden. Dit is niet geoffreerd en dus ook niet uitgevoerd. De bestaande loodaansluitingen zijn nu afgekit op het EPDM, dus waterdicht. Maar laten we dit onder het genot van een kopje koffie even bespreken. We houden hier nog even contact over.
de opdrachtgever: [appt 6 foto’s, van binnenhoek, afdichting, een missend koppelstukje, water op het lood, en een hoek van een raam]
Deze hoek bij het raam is niet waterdicht
de aannemer:
Bedankt voor de foto’s, maar waarom is die hoek niet waterdicht?
de opdrachtgever:
Omdat het lood vlak ligt… schreurtjes heeft en de kit loslaat
3.17.
In de dagen daarna hebben partijen heen en weer geappt om een datum te vinden waarop de aannemer kon langskomen. Op 20 juni 2019 appte de opdrachtgever dat het nalopen nu wel haast begon te krijgen omdat het EPDM ook op de hoeken was losgelaten. “
Werk is niet goed gedaan.
3.18.
Op 15 juli 2019 hebben partijen nog gemaild over het nalopen van het dak; de opdrachtgever wilde dat de aannemer eerder dan de geopperde datum van 19 augustus 2019 zou langskomen “
aangezien de boel niet waterdicht is.” De aannemer had eerder echter geen gelegenheid.
3.19.
De aannemer heeft op 19 augustus 2019 enkele werkzaamheden op het dak verricht. Dit was de laatste keer dat de aannemer werkzaamheden aan de woning heeft verricht.
Onderzoek werkzaamheden door partijdeskundige TOP
3.20.
Op 10 oktober 2020 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van de opdrachtgever aan ir. [naam 1] van TOP Expertise BV, een bureau gespecialiseerd in schadebegroting (hierna: de partijdeskundige), opdracht gegeven om de deugdelijkheid van de werkzaamheden van de aannemer te onderzoeken.
3.21.
Op 13 oktober 2020 heeft de partijdeskundige de aannemer telefonisch uitgenodigd om bij de inspectie aanwezig te zijn. Bij e-mail van diezelfde dag heeft de partijdeskundige de afspraken bevestigd. In (de brief bij) de e-mail staat het volgende:
“Hierbij bevestigen wij door de rechtsbijstandsverzekeraar van de familie [naam 2] te zijn ingeschakeld om een onderzoek in te stellen naar de uitvoering van diverse werkzaamheden van u aan hun woonhuis.
Zoals zojuist telefonisch met u afgestemd hebben wij op uw verzoek een nieuwe datum vastgesteld en zullen wij op donderdag 15 oktober 2020 op voornoemd adres de situatie in ogenschouw te nemen. Wij bieden u de gelegenheid bij deze inspectie aanwezig te zijn. U hebt reeds telefonisch toegezegd dat u aanwezig zult zijn.”
3.22.
De inspectie heeft op 15 oktober 2020 plaatsgevonden. De aannemer was aanwezig en werd vergezeld door een collega-aannemer.
Nadere correspondentie
3.23.
Bij e-mail van 7 december 2020 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van de opdrachtgever het rapport van de partijdeskundige aan de aannemer gestuurd. Hij verzocht de aannemer om hem binnen 14 dagen te bevestigen dat hij zou overgaan tot herstel van de werkzaamheden conform het rapport, waarbij het daadwerkelijk herstel binnen vier weken moest geschieden. De rechtsbijstandsverzekeraar kondigde aan dat als de aannemer hieraan geen gehoor zou geven, de opdrachtgever hem niet meer in de gelegenheid zou stellen om het werk te herstellen maar aanspraak zou maken op de herstelkosten à € 26.900.
3.24.
Nadat de rechtsbijstandsverzekeraar hem op 30 december 2020 de foto’s bij het rapport van de partijdeskundige had gestuurd, heeft de advocaat van de aannemer bij e-mail van 3 februari 2021 op het bericht van 7 december 2020 gereageerd. De advocaat wees aansprakelijkheid namens de aannemer van de hand. De aannemer ontkende dat de opdrachtgever in februari 2019 of daarna contact met hem had opgenomen om zijn ontevredenheid over de werkzaamheden te uiten; hij was daarom onaangenaam verrast om 21 maanden na oplevering van de werkzaamheden alsnog klachten te ontvangen en deed een beroep op de klachtplicht. Het rapport van de partijdeskundige stond volgens de aannemer vol onjuistheden en kon niet de conclusie dragen dat de werkzaamheden niet correct waren uitgevoerd.
3.25.
Bij e-mail van 5 maart 2021 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van de opdrachtgever op het bericht van 3 februari 2021 gereageerd. Hij heeft de vordering tot nakoming namens de opdrachtgever omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, en heeft de aannemer gesommeerd binnen 14 dagen € 26.900 te betalen, onder aanzegging van rente en kosten.
3.26.
De advocaat van de aannemer heeft bij e-mail van 21 april 2021 nogmaals gereageerd, waarop de advocaat van de opdrachtgever bij e-mail van 25 mei 2021 heeft gereageerd. Dit heeft niet tot een oplossing geleid.

4.Het geschil

4.1.
De opdrachtgever vordert – samengevat – veroordeling van de aannemer tot betaling van € 26.550 vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt hij dat de aannemer de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, wat zou blijken uit de correspondentie (met foto’s) tussen partijen en uit het rapport van de partijdeskundige.
4.2.
De aannemer voert verweer. Hij meent dat hij de werkzaamheden wel naar behoren heeft uitgevoerd. Verder vindt hij dat niet op tijd is geklaagd en dat hij onvoldoende kans heeft gekregen om eventuele gebreken te herstellen; als de opdrachtgever al een vordering op hem had, is deze volgens de aannemer verjaard.
4.3.
De rechtbank zal hierna op de stellingen van partijen ingaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank moet beoordelen of de aannemer de overeengekomen werkzaamheden deugdelijk heeft uitgevoerd. Omdat partijen het er niet over eens zijn welke werkzaamheden en welk niveau van afwerking zij precies zijn overeengekomen, moet de rechtbank de tussen hen gemaakte afspraken deels uitleggen. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Geen verjaring
5.2.
Het meest verstrekkende verweer dat de aannemer voert, is dat de vordering van de opdrachtgever is verjaard.
5.3.
De rechtbank gaat in dit verweer niet mee.
De opdrachtgever heeft in het e-mailbericht van 7 december 2020 ondubbelzinnig nakoming gevorderd, en aangekondigd dat hij schadevergoeding zou vorderen als niet alsnog zou worden nagekomen. Mede gezien de uitnodiging van de partijdeskundige van 13 oktober 2020 en de gezamenlijke inspectie van de werkzaamheden op 15 oktober 2020 was het bericht van 7 december 2020 een voldoende duidelijke waarschuwing dat de aannemer de beschikking moest houden over zijn gegevens en bewijsmateriaal met het oog op een eventueel door de opdrachtgever in te stellen rechtsvordering. [1] Daarmee is de verjaringstermijn van artikel 7:761 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de gehele vordering tijdig gestuit – zelfs als de rechtbank uitgaat van het vroegst mogelijke moment waarop de verjaring van (een deel van) de vordering kan zijn aangevangen, te weten het moment van ingebruikname van de vloer op de begane grond ergens eind februari/begin maart 2019.
5.4.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering inhoudelijk zal beoordelen.
Cementvloer
5.5.
Ten aanzien van de cementvloer is de rechtbank van oordeel dat de aannemer in verzuim is, en aansprakelijk voor de schade die de opdrachtgever daardoor lijdt. De rechtbank zal het op de vloer ziende deel van de schadevordering grotendeels toewijzen, en wel om de volgende redenen.
Geen schending klachtplicht
5.6.
Binnen twee weken na het slopen van de oude vloer en het aanbrengen van de nieuwe cementvloer heeft de opdrachtgever geklaagd over scheuren en kraken; ook daarna heeft hij herhaaldelijk twijfels geuit over de constructieve stabiliteit van de vloer. De aannemer heeft daarop enkele reparaties aan de vloer uitgevoerd, en gezegd dat de overige klachten zich zouden oplossen door het aanbrengen van de toplagen van de vloer. De aannemer heeft de opdrachtgever ook advies gegeven hoe de opdrachtgever de vloer nog stabieler kon maken. Onder die omstandigheden kan het aanbrengen van de toplagen door de opdrachtgever niet als een onvoorwaardelijke aanvaarding van de cementvloer worden gezien, en evenmin als het ontnemen van de kans aan de aannemer om gebreken in het werk te herstellen of een schending van de klachtplicht. De aannemer was immers van zowel de klachten als de werkzaamheden na zijn werkzaamheden op de hoogte.
5.7.
Na het afwerken van de vloer heeft de opdrachtgever gaandeweg gemerkt dat de vloer trilt en beweegt als er iemand over loopt, en dat er geluidsoverlast naar de buren toe is. De opdrachtgever stelt niet meteen geweten te hebben wat de oorzaak van die klachten was; de aannemer had de besproken gebreken immers verholpen. Mede gelet op de klachten die de opdrachtgever inmiddels over andere door de aannemer uitgevoerde werkzaamheden had, acht de rechtbank het redelijk dat hij als leek eerst een deskundige naar de werkzaamheden liet kijken voor hij de aannemer van ondeugdelijk werk betichtte.
Gedetailleerd benoemde gebreken inhoudelijk onvoldoende weersproken
5.8.
De partijdeskundige heeft de aannemer uitgenodigd om bij de inspectie aanwezig te zijn, en de aannemer heeft de inspectie bijgewoond met een collega-aannemer. De aannemer heeft zo de kans gehad om input te leveren, te bezien of hij een eigen deskundigenonderzoek wilde laten uitvoeren, en om eigen foto’s te maken en informatie te verzamelen om de bevindingen van de partijdeskundige zonodig te weerspreken.
5.9.
De partijdeskundige komt ten aanzien van de vloer tot de bevinding dat:
  • de laminaatvloer en tegelvloer zodanig veel oneffenheden vertonen dat de ondervloer niet egaal geweest kan zijn;
  • er geen isolatiestroken langs aangrenzende bouwdelen zijn aangebracht, wat wel gebruikelijk is; de cementvloer is direct tegen o.a. de wanden en de gevelpui aangestort, waardoor het geluid op de vloer ongedempt wordt overgedragen op andere bouwdelen en hier resoneert;
  • er mogelijk een probleem is met het van onderop en zonder bewapeningsnet repareren van het gat naar de kruipruimte;
  • wanneer de door de opdrachtgever aangeleverde foto’s (12 en 13 bij het rapport) inderdaad de laatste stand van zaken voor het aanbrengen van de noppenplaat lieten zien, bevatte die teveel oneffenheden waardoor holle ruimten kunnen ontstaan als daar flexibele noppenplaten overheen zijn gelegd;
  • uitgaande van diezelfde foto’s was de noppenplaat over pvc-buizen met elektriciteitsleidingen heen gelegd, wat een hoogteverschil van minimaal 16 mm oplevert, wat de scheuren in de cementdekvloer verklaart;
  • ook als de vloer na het storten te snel zou zijn belast, is dit volgens de deskundige van ondergeschikte betekenis naast de zwakke constructie van de cementvloer;
  • de cementvloer is in twee fasen gestort; aan de naad van de twee fasen is een scheur ontstaan, wat betekent dat de fasen niet goed aan elkaar zijn gehecht;
  • het dichtsmeren van ontstane scheuren was gelet op de aard van de gebreken een kansloze poging tot reparatie; de scheuren kwamen terug;
  • de oorspronkelijke cementdekvloer mogelijk dragend was, zodat de verwijdering en vervanging daarvan door de huidige dunnere versie de vloerconstructie mogelijk heeft verzwakt, wat een bijkomende oorzaak van trillingen kan zijn.
5.10.
Tegen deze bevindingen heeft de aannemer inhoudelijk alleen ingebracht dat de opdrachtgever de vloer te vroeg heeft belast. Dit is te weinig, gelet op de gedetailleerde bevindingen van de partijdeskundige, het feit dat de aannemer ter zake zelf deskundig is en bij de inspectie ook een collega-aannemer bij zich had. Het lag daarom op de weg van de aannemer om nader toe te lichten waarom de bevindingen van de partijdeskundige toch geen hout snijden.
5.11.
Het verweer van de te vroege belasting heeft de opdrachtgever weersproken met de stelling dat werknemers van de aannemer nog voordat de opdrachtgever de vloer belastte, op de vloer aan het werk waren met zwaar materieel (steigers en tonnen gips). Dit heeft de aannemer niet weersproken.
5.12.
De rechtbank neemt de bevindingen van de partijdeskundige over de vloer daarom tot uitgangspunt, met uitzondering van de aanname dat moest worden gevlinderd (zie hierna 5.14).
Verzuim
5.13.
De aannemer is bij brief van 7 december 2020 in de gelegenheid gesteld om de door de partijdeskundige geconstateerde gebreken te herstellen; hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De aannemer is daardoor in verzuim geraakt; de wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het gevorderde moment van 5 maart 2021.
Omvang schade: exclusief vlinderen
5.14.
Voor zover de opdrachtgever stelt dat de aannemer de vloer ook had moeten vlinderen, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Het vlinderen van de vloer staat niet in de offerte, en de aannemer heeft – al in de correspondentie voorafgaand aan deze procedure – ontkend dat het vlinderen was overeengekomen. Gelet op de inhoud van de offerte en de vooraf bekende betwisting van de aannemer is de enkele stelling dat het vlinderen mondeling was overeengekomen onvoldoende. In de schadeopstelling van de partijdeskundige worden geen kosten voor vlinderen benoemd, maar de deskundige gaat er op pagina 8 van zijn rapport wel vanuit dat het vlinderen mondeling is overeengekomen en vermeldt op pagina 12 een verzamelpost voor het aanbrengen van een egale cementvloer. De rechtbank schat de voor vlinderen inbegrepen kosten op grond van artikel 6:97 BW op € 600, en zal deze kosten in mindering brengen op het toe te wijzen schadebedrag.
Dak
5.15.
De op het dak ziende onderdelen van de vordering zal de rechtbank gedeeltelijk toewijzen. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
Verholpen gebreken tellen niet mee
5.16.
Partijen zijn het niet eens over de vraag of de gebreken waarvan de partijdeskundige benoemt dat deze inmiddels door “een” aannemer zijn verholpen, door de aannemer of door derden zijn verholpen. De opdrachtgever stelt dat de deskundige de aannemer bedoelt, terwijl de aannemer stelt dat dit om derden moet gaan omdat hij na 19 augustus 2019 niet meer is langs geweest. Voor de vraag of ten aanzien van deze punten sprake is van een tekortkoming van de aannemer maakt dit niet uit: als hij de gebreken voor de inspectie heeft hersteld, zoals de opdrachtgever stelt, is op dat punt geen sprake meer van een tekortkoming. De partijdeskundige heeft de meeste van deze punten overigens niet meegenomen in zijn constatering van gebreken, en ook niet in de schadeopstelling (p. 23 en 24 rapport). De aluminium afdichtranden heeft de partijdeskundige wel meegenomen hoewel hij opmerkt dat dit probleem ten tijde van de inspectie al was opgelost; het doen aansluiten van de afdichtranden zal de rechtbank daarom niet als gebrek meenemen. De rechtbank begroot dit deel van de werkzaamheden op € 300.
5.17.
De partijdeskundige komt verder ten aanzien van het dak tot de bevinding dat:
  • de kans groot is dat zich vocht onder het EPDM bevindt, dat van daaronder niet kan verdampen omdat EPDM waterdicht is;
  • er gaten in de isolatielaag onder het EPDM zitten (foto’s 1 en 2);
  • het lood niet vervangen is terwijl dit verwijderd had moeten worden, de voegen gedicht hadden moeten worden en nieuwe loodslabben in hoger gelegen voegen hadden moeten worden ingeslepen;
  • de hoogte van het ingeslepen lood te laag is, waardoor de loodafdichting niet functioneert (foto’s 3 t/m 6);
  • het EPDM niet strak is gelegd;
  • de dakrand/dakopstand niet is verhoogd, waardoor regenwater langs de buitenwanden van het dak afloopt;
  • door dit alles het dak slecht functioneert, afwatert, isoleert en niet van duurzame kwaliteit is, zodat het geheel vervangen moet worden.
5.18.
De aannemer heeft op een aantal van de hiervoor genoemde kritiekpunten van de partijdeskundige inhoudelijk gereageerd:
  • het vervangen van het oude lood, het oude kozijn en de oude dakdoorvoer maakte geen deel uit van de overeenkomst;
  • het niet strak liggende EPDM zou ondanks een aanbod tot herstel door de opdrachtgever zijn geaccepteerd omdat het dak functioneel was;
  • het loskomen van de detaillering zag hij ook, maar dit zou gelet op de 10 jaar garantie geen probleem zijn geweest als dit aan hem was gemeld;
  • de natte plekken vindt hij niet duidelijk op de foto’s maar zouden er kunnen zijn; ook dit zou geen probleem zijn geweest als dit aan hem was gemeld;
  • om te kunnen voldoen aan de dakopstand hoeft niet het hele dak te worden vervangen, maar zou het aanbrengen van een gootstuk volstaan; dit zou geen probleem zijn geweest als dit aan hem was gemeld.
Vervangen oude lood: geen schade
5.19.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij zijn overeengekomen dat het nieuwe dak op het bestaande lood zou worden aangebracht; de inschatting was (kennelijk) dat dit in beginsel mogelijk was. Het rapport van de partijdeskundige impliceert dat de ondergrond zoals die is verwerkt, niet voldeed. De vraag is of dit als tekortkoming moet worden aangemerkt, en zo ja, of dit tot schade heeft geleid; de rechtbank oordeelt dat dit niet zo is.
5.20.
De overeenkomst tussen partijen hield namelijk in dat de aannemer moest inschatten of het mogelijk was om het bestaande dak als ondergrond te gebruiken; wanneer dit niet kon, zou hij die ondergrond vervangen en dit als meerwerk in rekening brengen. De aannemer heeft het oude lood niet vervangen, en heeft daarvoor ook geen meerwerk in rekening gebracht. Ook als de rechtbank oordeelt dat de aannemer het oude lood wel had moeten vervangen, zou de opdrachtgever daarvoor hebben moeten bijbetalen. Het vervangen van het oude lood zal de rechtbank daarom niet als schadepost meerekenen. Mede gelet op de schadeopstelling van de partijdeskundige op pagina 24 van het rapport schat de rechtbank de op deze post ziende kosten op € 1.375 [= € 1.000 + (€ 1.500/4) ziend op loodslabben].
Niet strak leggen EPDM: wel schade
5.21.
De aannemer heeft zijn stelling dat de opdrachtgever een aanbod voor het recht trekken van het EPDM heeft afgeslagen niet onderbouwd. Uit de correspondentie over het dak komt het beeld naar voren dat de opdrachtgever juist wilde dat àlle gebreken aan het dak werden verholpen. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij, wat betekent dat slechts overblijft de bevestiging van de bevinding van de partijdeskundige dat (een deel van) het EPDM niet strak was gelegd.
Klachtplicht niet geschonden
5.22.
De aannemer vindt dat de klachten over de loszittende detaillering, natte plekken en de dakopstand niet tijdig aan hem zijn gemeld. In dit verweer gaat de rechtbank niet mee.
5.23.
Over het dak hebben partijen zowel tijdens de werkzaamheden (in april 2019) en vlak na de werkzaamheden (in juni 2019) uitgebreid gesproken en gecorrespondeerd. De opdrachtgever klaagde over lekkages, zompige en zwevende platen, scheurtjes en loslatende kit. De aannemer is daarop langsgekomen en heeft enkele herstelwerkzaamheden aan het dak uitgevoerd, waarna de gebreken aan de dakbedekking volgens hem waren verholpen. Resterend vocht onder het EPDM zou volgens de aannemer vanzelf verdampen. Enige tijd na de afronding van de herstelwerkzaamheden op 19 augustus 2019 heeft de opdrachtgever last gekregen van lekkages en schimmelvorming in de woning. De opdrachtgever stelt niet meteen geweten te hebben wat de oorzaak daarvan was; het dak was gloednieuw zodat dit als oorzaak niet voor de hand lag.
5.24.
De rechtbank acht het redelijk dat de opdrachtgever als leek eerst een deskundige naar de oorzaak heeft laten zoeken voor hij de aannemer van ondeugdelijk werk betichtte. De oorzaak van vochtproblemen is ook voor deskundigen niet steeds eenvoudig te achterhalen; van een leek kan niet worden verwacht dat hij meteen weet waar een vochtprobleem vandaan komt.
5.25.
Overigens is voor een geslaagd beroep op de klachtplicht nodig dat de schuldenaar (in dit geval: de aannemer) door een late klacht in zijn verdedigingsbelang is geschaad. De aannemer stelt dat dit zo is, omdat er ten tijde van de inspectie al door anderen werkzaamheden aan het dak zouden zijn uitgevoerd. De opdrachtgever heeft gemotiveerd weersproken dat toen al door anderen werkzaamheden op het dak waren uitgevoerd. De toelichtingen van partijen ter zitting wijzen op een misverstand bij de partijdeskundige over de herstelwerkzaamheden die de aannemer op 19 augustus 2019 op het dak had uitgevoerd. De rechtbank leest in het rapport van de partijdeskundige daarom geen bevestiging van de stelling dat ten tijde van de inspectie al derden aan het dak hadden gewerkt.
Overige gebreken inhoudelijk onvoldoende weersproken
5.26.
Voor het overige heeft de aannemer de door de partijdeskundige benoemde gebreken erkend (de loszittende detaillering en de dakopstand) of inhoudelijk niet bestreden. Om de hiervoor onder 5.10 genoemde redenen mocht dit wel van hem worden verwacht.
Verzuim
5.27.
De aannemer is bij brief van 7 december 2020 in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen; hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De aannemer is daardoor in verzuim geraakt; de wettelijke rente over het toegewezen deel van de vordering zal worden toegewezen vanaf het gevorderde moment van 5 maart 2021.
Terras
Terrascoating: afgehandeld
5.28.
Ten aanzien van de terrascoating staat gelet op de correspondentie (3.9-3.11) vast dat deze al na vijf en een halve maand na het aanbrengen daarvan losliet en scheuren vertoonde.
De opdrachtgever heeft bij e-mail van 5 oktober 2019 echter zelf een voorstel gedaan om dit gebrek te regelen: hij verzocht de aannemer een specifieke andere coating te bestellen en gaf aan dat hij deze coating zelf zou aanbrengen en het terras zou afwerken. Dit aanbod heeft de aannemer aanvaard, waarna de opdrachtgever de herstelwerkzaamheden zelf heeft uitgevoerd. Het gebrek in (het leveren, aanbrengen en afwerken van) de coating is daarmee tussen partijen afgehandeld en kan in deze procedure niet meer als gebrek gelden. Het op de coating ziende deel van de vordering, door de partijdeskundige begroot op € 1.800, zal daarom worden afgewezen.
Terras: hordeur – klachtplicht geschonden
5.29.
Een andere klacht over de werkzaamheden rond het terras betreft de hordeur, die door de werkzaamheden niet meer open zou kunnen. De eenvoudige aard van dit gestelde gebrek maakt dat de opdrachtgever het ook als leek vrijwel direct na oplevering van de werkzaamheden aan het terras (rond april 2019) had kunnen opmerken. Op dit punt had hij daarom niet op een deskundigenrapport hoeven te wachten alvorens te klagen. De aannemer heeft erop gewezen dat de opdrachtgever de terrasvloer zelf heeft afgewerkt, zodat niet meer te achterhalen is of de hordeur door toedoen van de aannemer niet meer werkt. Op dit verweer heeft de opdrachtgever niet inhoudelijk gereageerd.
Ten aanzien van de hordeur zal de rechtbank het beroep op de klachtplicht van artikel 6:89 BW daarom honoreren, wat betekent dat zij de door de partijdeskundige begrote kosten voor herstel van de hordeur (€ 100) niet zal toewijzen.
Terras: overige werkzaamheden
5.30.
De opdrachtgever stelt onder verwijzing naar het rapport van de partijdeskundige dat de aannemer de put en afvoer op het terras niet waterdicht heeft afgewerkt en dat hij de metselstenen van de bergruimte onvoldoende heeft gereinigd waardoor de impregneer niet goed heeft gepakt.
5.31.
Ten aanzien van de goot en de afvoer vermeldt de partijdeskundige dat de opdrachtgever deze ten tijde van de inspectie zelf al had behandeld, zodat hij de gestelde gebreken in de uitvoering niet heeft kunnen constateren. Over deze gebreken had de opdrachtgever ook niet eerder geklaagd, zodat de aannemer op deze punten nooit de kans heeft gekregen ze te constateren en/of te verhelpen. Daarom slaagt het beroep op de klachtplicht op deze punten; de rechtbank zal het daarvoor door de partijdeskundige begrote bedrag van € 200 afwijzen.
5.32.
Ten aanzien van de vochtproblemen als gevolg van het ondeugdelijk impregneren van de metselstenen van de bergruimte kan niet worden gezegd dat de opdrachtgever dit eerder had moeten constateren. Ook heeft de opdrachtgever hieraan zelf geen werkzaamheden (doen) uitvoeren; de aannemer heeft dit punt tijdens de gezamenlijke inspectie kunnen waarnemen en had de kans om tot herstel over te gaan na de brief van 7 december 2020. Andere inhoudelijke verweren heeft de aannemer niet gevoerd, zodat de rechtbank het op de metselstenen ziende deel van de vordering wel zal toewijzen.
Wat betekent dit voor de vordering?
5.33.
Kort en goed betekent het voorgaande dat de rechtbank de door de partijdeskundige begrote bedrag aan schadevergoeding zal toewijzen, verminderd met de kosten voor:
  • het vlinderen (€ 600, zie 5.14);
  • het doen aansluiten van de afdichtranden (€ 300, zie 5.16);
  • het vervangen van het oude lood (€ 1.375, zie 5.20);
  • de terrascoating (€ 1.800, zie 5.28);
  • de hordeur (€ 100, zie 5.29);
  • de goot en afvoer (€ 200, zie 5.31).
5.34.
In de schadeopstelling van de partijdeskundige is ook een post opgenomen voor werkzaamheden aan de badkamer. De badkamer is echter geen onderdeel van de vordering, zodat de rechtbank deze post (à € 350) van het toe te wijzen schadebedrag zal aftrekken.
5.35.
De rechtbank wijst daarom € 26.900 – € 4.375 = € 22.525 aan schadevergoeding toe.
5.36.
De kosten voor de partijdeskundige à € 1.890,63 zijn niet onredelijk hoog en komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor vergoeding in aanmerking.
5.37.
Uit de overgelegde correspondentie volgt dat kosten zijn gemaakt om de vordering buiten rechte te innen. De rechtbank zal buitengerechtelijke kosten toewijzen over het toegewezen deel van de vordering, op basis van de staffel behorend bij het Besluit normering buitengerechtelijke incassokosten: € 875 + 1% over (hoofdsom - € 10.000) = € 1.000,25.
5.38.
De aannemer zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de opdrachtgever worden begroot op:
- dagvaarding € 135,88
- griffierecht 1.301,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 2.878,88

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt de aannemer om aan de opdrachtgever te betalen:
- een bedrag van € 22.525,00 (tweeëntwintig duizendvijfhonderdvijfentwintig euro) aan schadevergoeding,
- € 1.890,63 aan kosten voor de partijdeskundige, en
- € 1.000,25 aan buitengerechtelijke incassokosten,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over deze bedragen met ingang van 5 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt de aannemer in de proceskosten, aan de zijde van de opdrachtgever tot op heden begroot op € 2.878,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.

Voetnoten

1.Hoge Raad 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741.