ECLI:NL:RBDHA:2022:13578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/09/621733 / HA ZA 21-1069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een aannemingsovereenkomst wegens tekortkomingen in de uitvoering en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en AILANT BOUWTECH B.V. over een aannemingsovereenkomst voor de realisatie van een dakopbouw. [eiser] vorderde ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding, stellende dat Ailant de werkzaamheden niet naar behoren had uitgevoerd. Ailant betwistte dit en vorderde betaling van een restant aanneemsom. De rechtbank oordeelde dat Ailant tekort was geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, waardoor [eiser] gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank wees de vordering van [eiser] tot schadevergoeding toe tot een bedrag van € 50.000,00, en wees de vordering van Ailant tot betaling van de restant aanneemsom af. Tevens werd Ailant veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan [eiser]. De rechtbank oordeelde dat Ailant in verzuim was geraakt en dat de tekortkomingen niet van geringe betekenis waren, waardoor ontbinding gerechtvaardigd was. De vordering van Ailant tot schadevergoeding voor schade aan haar materialen werd toegewezen, omdat [eiser] erkende deze materialen te hebben gebruikt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/621733 / HA ZA 21-1069
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
[eiser], te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. H. Tahiri el Osruti te Den Haag,
tegen
AILANT BOUWTECH B.V., te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.M. van der Niet te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiser] en Ailant genoemd.

1.Wat is de kern?

1.1.
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan Ailant een dakopbouw op de woning van [eiser] zou realiseren. [eiser] vordert nu ontbinding van de overeenkomst; hij stelt dat Ailant de dakopbouw ondanks vele beloftes niet heeft gerealiseerd zoals was afgesproken en wil dat Ailant hem daarvoor een schadevergoeding betaalt. Ailant vindt dat [eiser] de overeenkomst ten onrechte tussentijds heeft beëindigd, omdat zij nog in staat en bereid was om al haar verplichtingen na te komen. Ailant vindt dat [eiser] haar nog een deel van de aanneemsom moet betalen, en ook een schadevergoeding voor het beschadigen van haar traplift en steiger. [eiser] zegt dat hij de traplift en steiger niet heeft beschadigd.
1.2.
In dit vonnis komt de rechtbank tot het oordeel dat Ailant de dakopbouw niet heeft gerealiseerd zoals [eiser] mocht verwachten, en dat [eiser] Ailant voldoende gelegenheid heeft gegeven om de gebreken te herstellen. De rechtbank ontbindt de aannemingsovereenkomst, wijst de vordering tot betaling van de resterende aanneemsom van Ailant daarom af, en wijst het bedrag dat [eiser] vordert deels toe (tot een bedrag van € 50.000). De rechtbank wijst ook de schadevergoeding die Ailant voor de traplift en steiger vordert toe, omdat zij het aannemelijk vindt dat de schade aan deze zaken is ontstaan doordat (de aannemer van) [eiser] ze heeft gebruikt.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 november 2021 met producties 1 t/m 36;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met producties 1 t/m 17;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het tussenvonnis van 1 juni 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van de advocaat van Ailant van 21 juli 2022 met producties 18 en 19;
  • de akte vermeerdering van eis in conventie met producties 37 t/m 39;
  • de brief van de advocaat van [eiser] van 11 augustus 2022 met productie 40;
  • de bij B16-formulier van 11 augustus 2022 namens [eiser] overgelegde bouwtekeningen;
  • de e-mail van de advocaat van Ailant van 24 augustus 2022 met producties 20 en 21;
  • de e-mail van de advocaat van [eiser] van 24 augustus 2022 met producties 41 t/m 44;
  • de namens Ailant overgelegde productie 22;
  • de namens [eiser] overgelegde productie 45.
2.2.
Op 29 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat daar door partijen is gezegd; deze aantekeningen zitting in het griffiedossier. Partijen hebben ieder pleitaantekeningen overgelegd.
2.3.
Ter zitting is de datum voor dit vonnis bepaald op 12 oktober 2022. Om organisatorische redenen en met excuses heeft de rechtbank de vonnisdatum moeten uitstellen tot vandaag, 7 december 2022.

3.De feiten

3.1.
Ailant heeft op 10 juni 2020 een offerte met nummer 20200024-2 aan [eiser] uitgebracht voor de realisering van een dakopbouw op de woning van [eiser] voor een totaalprijs van € 128.316,16 inclusief btw.
3.2.
Ailant heeft op 30 september 2020 nog een keer een offerte met nummer 20200024-2 voor € 128.316,16 inclusief btw aan [eiser] gestuurd. [eiser] heeft deze op 30 september 2020 voor akkoord ondertekend. Ailant heeft op dezelfde dag een opdrachtbevestiging aan [eiser] gestuurd. Partijen hebben afgesproken dat Ailant de totale begeleiding en uitvoering van het bouwproject, waaronder de planning, calculatie en budgettering, op zich zal nemen.
3.3.
Op het moment dat partijen de aannemingsovereenkomst aangingen had Ailant twee bestuurders, [naam 1] en [naam 2]. [naam 1] hield zich bezig met de interne bedrijfsvoering. [naam 2] voerde het aannemerswerk uit.
3.4.
Begin 2021 is tussen [naam 1] en [naam 2] een conflict ontstaan. Verschillende van de opdrachtgevers van Ailant waren ontevreden over het werk van [naam 2]. Zij hebben Ailant voor grote geldbedragen aansprakelijk gesteld. Ailant heeft met de betreffende opdrachtgevers betalingsregelingen getroffen. Dit zorgde bij Ailant voor liquiditeitsproblemen. Deze financiële problemen maakten dat de tijdige bestelling en levering van materialen moeizaam verliep. Ook kon Ailant geen derden inschakelen voor de uitvoering van de lopende projecten. Het conflict heeft ertoe geleid dat [naam 2] medio februari is gestopt met zijn werk voor Ailant. Uiteindelijk heeft hij per 15 juli 2021 zijn functie als bestuurder opgezegd. [naam 1] moest daarna de lopende projecten van Ailant, waaronder het project bij [eiser], alleen afronden.
3.5.
Vooral de interne problemen van Ailant hebben veroorzaakt dat de opleverdatum van het project meerdere keren is verschoven. In de offerte is als werkperiode geschreven: ‘
In overleg. Planning voorstel: Week: 42-2020 t/m 50 -2020 *( onder voorbehoud).’ De voorgenomen opleverdatum is niet gehaald. Ook de nieuwe opleverdatum eind januari 2021 is niet gehaald en vanaf medio februari 2021 – toen [naam 2] gestopt is met werken voor Ailant – is het werk aan de dakopbouw van [eiser] stil komen te liggen.
3.6.
Partijen hebben diverse gesprekken met elkaar gevoerd, al dan niet in aanwezigheid van de door [eiser] ingeschakelde architect [naam 3], bouwinspecteurs van de gemeente Den Haag en de advocaat van [eiser], mr. H. Tahiri el Osruti.
  • Eind maart 2021 heeft [naam 2] in bijzijn van de architect aan [eiser] toegezegd dat de werkzaamheden eind mei 2021 konden worden afgerond. In maart en april is echter niemand komen werken.
  • Eind april 2021 is er nogmaals een gesprek geweest tussen [eiser], zijn advocaat, zijn architect en [naam 2]. Afgesproken is dat Ailant een werkplanning zou aanleveren en dat de werkzaamheden binnen twee weken zouden worden hervat. Dit is niet gebeurd, waarop [eiser] Ailant begin mei opnieuw heeft gevraagd om een planning. Ailant heeft dit niet gedaan.
  • Op 14 juni 2021 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden. Daarbij waren [eiser], zijn advocaat, zijn architect, twee bouwinspecteurs van de gemeente Den Haag en [naam 1] aanwezig. [naam 1] heeft aangegeven op de hoogte te zijn van de communicatie tussen [eiser] en [naam 2] en de toezeggingen die de laatste had gedaan. [naam 1] heeft daarop een toelichting gegeven over de interne problemen, de liquiditeitsproblemen en de daardoor ontstane (financiële) planningsproblemen van Ailant. [naam 1] heeft aangegeven de dakopbouw af te willen maken, maar dat situatie ernstig is omdat [naam 2] voor Ailant surseance van betaling wil aanvragen. Afgesproken is dat [naam 1] informatie aan [eiser] zou geven, zodat hij een en ander na kon trekken.
3.7.
Op 15 juni 2021 heeft de advocaat van [eiser] Ailant een ingebrekestelling gestuurd.
3.8.
Toen onduidelijk bleef of daadwerkelijk een surseance van betaling of faillissement voor Ailant was aangevraagd en omdat al bijna een half jaar geen werk meer werd uitgevoerd, heeft de advocaat van [eiser] bij e-mail van 8 juli 2021 hervatting van de werkzaamheden per 19 juli 2021 verzocht. Op het verzoek de hervatting te bevestigen heeft Ailant niet gereageerd, waarop [eiser] bij e-mail van 12 juli 2021 aan Ailant heeft meegedeeld dat hij haar zal dagvaarden.
3.9.
Op 26 juli 2021 hebben partijen gesproken over een minnelijke schikking. Ailant – [naam 1] – heeft per e-mail aan [eiser] het volgende voorstel gedaan.
“Voorstel:
Fase 1:
(...) Na inventarisatie en nulmeting kan er worden aangevangen met afvoer, toevoer, ventilatie en elektra. Mijn inschatting is dat dit tussen woensdag 11-08-2021 en woensdag 18-08-2021 aangevangen kan worden. Verwachting is dat deze werkzaamheden binnen 1 week gedaan kunnen worden mits ik iemand er bij kan hebben als hulp. (...) Na oplevering fase 1 zal er wederom een nulmeting gedaan dienen te worden zodat alles klaar en goed bevonden is voor fase 2.
Fase 2:
Vloeren en wanden dicht maken, deuren afhangen, volgens offerte. Mijn inschatting is dat deze werkzaamheden tussen 04-09-2021 en 11-09-2021 aangevangen kunnen worden. Na oplevering fase 2 zal er wederom een nulmeting gedaan dienen te worden zodat alles klaar en goed bevonden is voor fase 3.
Fase 3:
Afwerken van muren en plafonds, tegelwerk, sanitaire, elektra afmonteren en vloer afwerken volgens offerte. Mijn inschatting is dat deze werkzaamheden tussen 04-09-2021 en 11-09-2021 aangevangen kunnen worden.
Met u is overeengekomen dat u de trap naar de dakopbouw zelf laat maken en plaatsen. De vergoeding die in de offerte staat vermeld zal in mindering worden gebracht op de slotsom.”
3.10.
De advocaat van [eiser] reageert per mail van 27 juli 2021:
“(...) Voorts dienen de werkzaamheden aan de afvoer, toevoer, ventilatie en elektra 11 augustus aanstaande aan te vangen en uiterlijk op 19 augustus aanstaande te zijn afgerond. (...) Na afronding van voormelde werkzaamheden zal er korte termijn een tussenoplevering plaatsvinden. De oplevering zal worden gecontroleerd door de heer [naam 3] en een ambtenaar van de gemeente, die al geruime tijd betrokken is bij dit project. (...)
Na een goedgekeurde oplevering vangt fase twee op 4 september aanstaande aan, waarbij in ieder geval, maar niet uitsluitend de vloeren en wanden dicht worden gemaakt en de deuren conform de offerte van uw cliënte worden afgehangen. Deze werkzaamheden dienen uiterlijk 12 september aanstaande te zijn afgerond. Vervolgens zal er wederom een tussenoplevering plaatsvinden. Indien de oplevering niet wordt goedgekeurd door de heer [naam 3] en de bewuste ambtenaar van de gemeente, dan dient uw cliënte het een en ander te herstellen opdat de oplevering wel wordt goedgekeurd. Dit geldt overigens voor alle fasen van onderhavig project.
Tegelijkertijd dient fase 3 van dit project aan te vangen, waarbij in ieder geval, maar niet uitsluitend de muren, plafonds, het tegelwerk, sanitair en vloer wordt afgewerkt. Daarnaast dient de elektra te worden afgemonteerd. Ook deze werkzaamheden dienen uiterlijk 12 september aanstaande te zijn afgerond door uw cliënte. Vervolgens zal er eveneens een tussenoplevering plaatsvinden, waarbij enige spelling zal worden gelaten om het een en ander te herstellen.
Anders dan uw cliënte stelt zijn partijen niet overeengekomen dat cliënt de trap naar de
dakopbouw zelf laat maken en plaatsen. Evenmin heeft cliënt toegezegd de daarbij verband
houdende kosten voor zijn rekening te nemen. Cliënt heeft uitsluitend aangegeven dat hij bereid is om te onderzoeken of er een mogelijkheid is om voornoemde trap op een kortere termijn, dan de door uw cliënte genoemde termijn van drie maanden, te verkrijgen. (...) Voorts is het zaak om, mede in verband met de levertijd van 6 tot 8 weken, zo spoedig mogelijk de trap te laten inmeten en te bestellen. Zoals ik reeds gisteren heb aangegeven, had uw cliënte de trap maanden gelegen kunnen en moeten bestellen.”
3.11.
De advocaat van Ailant reageert per mail van 28 juli 2021 onder meer:
“(...) Namens uw cliënt stelt u einddata voor waarop de verschillende fases afgerond dienen te zijn. Zoals besproken is het voor cliënte in die zin mogelijk einddata voor de fases te geven dat de voorgaande fase afgerond is op het moment van aanvang van de volgende fase; fase 1 is zodoende voor 4 september as. afgerond. (...)
Wat de kosten van de trap betreft merk ik verder op de aanschaf van de trap niet geoffreerd is. Reden hiervoor was op het moment van het uitbrengen van de offerte onduidelijk was aan welke specificaties de trap moest voldoen. Voor de trap zelf heeft u cliënt dan ook niet betaald. De kosten hiervoor voor rekening van cliënte te brengen ontbeert zodoende een rechtens te honoreren grond. Kort en goed: met het voorgaande heeft cliënte een zo concreet mogelijk voorstel.”
3.12.
Hierna hervat Ailant de werkzaamheden. De discussie van partijen over de trap is dan nog steeds niet opgelost. Dit gebeurt ook niet meer, want al snel ontstaat verschil van mening of de werkzaamheden van fase 1 tijdig en goed zijn uitgevoerd.
3.13.
Op 30 augustus 2021 stuurt de advocaat van [eiser] de volgende mail aan de advocaat van Ailant:

Met referte aan onderstaande e-mail wil ik uw cliënte er met klem aan herinneren dat fase 1 voor 4 september a.s. dient te zijn afgrond. Uw cliënte heeft slecht drie dagen werkzaamheden verricht en vervolgens al ruim twee weken, zonder enige kennisgeving, niet meer. Indien de afgesproken deadline voor fase 1 niet wordt gehaald door uw cliënte, dan wenst cliënte de procedure voort te zetten. Teneinde dit te voorkomen verzoek ik u dit bericht bij uw cliënte onder de aandacht te brengen. Uw cliënte heeft het dus zelf in de hand.
3.14.
Op 5 september 2021 stuur de advocaat van [eiser] de volgende mail aan de advocaat van Ailant:
“(...)
Zoals ik u telefonisch kenbaar heb gemaakt, heeft uw cliënte fase 1 niet integraal voor 4 september afgerond. Zo is het elektra niet overal aangesloten en zijn onder meer de vereiste ventilatie-kanalen niet volledig aangelegd. Tegelijkertijd is uw cliënte zonder cliënt daar voorafgaand in kennis te stellen aangevangen met fase twee. Alhoewel dat niet conform de afspraak was, heeft cliënt daar geen bezwaren tegen, daar hij wenst dat de werkzaamheden aan de dakopbouw zo snel als mogelijk wordt afgerond. Voor de goede orde merk ik op dat deze werkzaamheden aanvankelijk medio december 2020 afgerond hadden moeten zijn door uw cliënte.
Van belang is dat uw cliënte gedurende de periode van 10 augustus jl. tot 4 september jl. slechts 4 volle dagen heeft gewerkt. Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat uw cliënte fase 1 niet integraal heeft afgerond, terwijl zij daar wel ruim voldoende tijd voor heeft gehad. Daar uw cliënte zich niet aan de overeengekomen afspraken heeft gehouden, komt de onderhavige schikking feitelijk te vervallen. Desondanks heb ik cliënt met de nodige moeite bereid gevonden om uw cliënt de werkzaamheden alsnog te laten afronden. Echter, uitsluitend onder de voorwaarden dat fase 1 zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vrijdag 10 september jl. wordt afgerond en opgeleverd. (...)
Voorts verneem ik graag of uw cliënte de trap ten behoeve van fase drie reeds heeft besteld, daar uw cliënte aan cliënt kenbaar heeft gemaakt dat te zullen doen. Voor zover dat nog niet gebeurd is, verzoek ik uw cliënte met klem om de bewuste trap zo spoedig mogelijk te bestellen.”
3.15.
De advocaat van Ailant laat weten dat haar client het daar niet mee eens is. Volgens Ailant is fase 1 uitgevoerd en klaar voor oplevering. Zij houdt vast aan haar standpunt over de trap. Vervolgens volgt een discussie per mail.
3.16.
Bij e-mail van 24 september 2021 laat de advocaat van [eiser] aan de advocaat van Ailant het volgende weten:
‘(…) Gelet op het voorgaande stelt cliënt uw cliënte hierbij in gebreke om uiterlijkvrijdag 1 oktober 2021 te 12:00 uureen trap te bestellen en hem een acceptabele concrete planning voor de hervatting en afronding van de resterende werkzaamheden te doen toekomen. Daarbij dient uw cliënte in acht te nemen dat de resterende werkzaamheden binnen 3 tot maximaal 4 weken kunnen worden afgerond, los gezien van de levertijd van de trap (…). Indien uw cliënte hier geen gehoor aan geeft, dan zal ik namens cliënt in rechte ontbinding van onderhavige overeenkomst vorderen en uw cliënte aansprakelijk te stellen voor de daarmee verband houdende schade. (…)’
3.17.
De advocaat van [eiser] heeft bij e-mail van 30 september 2021 nogmaals een voorstel gedaan en aangegeven dat zij hierop uiterlijk maandag 4 oktober 2021 wil weten of Ailant daarmee instemt.
3.18.
[eiser] heeft op 15 oktober 2021 een bouwkundig onderzoek uit laten voeren. [eiser] heeft het rapport van het bouwkundig onderzoek op 19 oktober 2021 met Ailant gedeeld. Daarnaast is Ailant in gebreke gesteld en is haar verzocht de bevindingen in het rapport binnen 21 dagen te herstellen en binnen 7 dagen een trapgat aan te brengen, de trap in te meten en te bestellen.
3.19.
De advocaat van Ailant antwoordt op 22 oktober 2021:

Eindoplevering heeft nog niet plaatsgevonden. Het bouwkundig onderzoek is zodoende voorbarig en de sommatie tot herstel eveneens. Bovendien zijn partijen overeengekomen eerste de binnenruimte af te maken, om vervolgens de buitenkant opleveringsklaar te maken. Ook om die reden zijn de genoemde punten, voor zover al juist, prematuur. Blijkt bij oplevering van gebreken, dan worden deze vanzelfsprekend binnen een redelijke termijn door cliënte hersteld.
Vervolgens bespreekt Ailant de door Perfectkeur genoemde gebreken en laat zij weten vast te houden aan haar standpunt dat het aanbrengen van het trapgat, de trap en het hekwerk-balkon niet tot haar verplichtingen behoren.
3.20.
De advocaat van [eiser] laat Ailant op 22 oktober 2021 weten:

Cliënt heeft totaal geen vertrouwen meer in uw cliënte en heeft mij verzocht om in rechte de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vorderen en uw cliënte aansprakelijk te stellen voor zijn geleden en nog te lijden schade. Uw cliënte heeft meer dan voldoende kansen gehad, maar is telkens tekort geschoten. Voorts laat de kwaliteit van het werk sterk te wensen over. Het bouwkundig rapport is meer dan duidelijk. Voorts is het onjuist dat partijen zijn overeengekomen dat eerst de binnenruimte zou worden afgemaakt, terwijl uw cliënte reeds heeft gesteld dat het buitenwerk integraal was afgerond. Daarnaast is het ook verre van logisch om eerst het binnenwerk af te ronden alvorens het buitenwerk af te maken. Daarnaast tolereert uw cliënte geen inspraak, terwijl cliënt de opdrachtgever is en hij meermaals heeft moeten constateren dat het werk niet naar behoren wordt verricht door uw cliënte. Tevens houdt uw cliënte zich niet aan de gemaakte afspraken en komt en gaat zij wanneer het haar uit komt. Partijen zijn inmiddels ruim een jaar verder, maar een eind lijkt nog verre van in zicht. (...) Volledigheidshalve wijs ik u erop dat deze kwestie niet op zichzelf staat, daar het regent van de klachten over uw cliënte. Uw cliënte kan op korte termijn een dagvaarding tegemoet zien.”
3.21.
Uit een op 12 april 2021 door Ailant aan [eiser] gestuurd betalingsoverzicht blijkt dat van de totale aanneemsom van € 128.316,16 nog een bedrag van € 8.316,16 openstaat.

4.De vorderingen

4.1.
Partijen hebben concreet de volgende vorderingen ingesteld.
4.2.
[eiser] vordert – kort gezegd en na eisvermeerdering –
in conventiebij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de door partijen overeengekomen aannemingsovereenkomst te ontbinden;
Ailant te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 61.962,73;
Ailant te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 200,--;
en om Ailant in de proceskosten te veroordelen.
4.3.
Ailant vordert kort gezegd
in reconventie, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [eiser] aan Ailant een restant aanneemsom van € 8.316,16 met rente verschuldigd is, met veroordeling van [eiser] de restant aanneemsom met rente aan haar te betalen;
[eiser] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 2.875,-- met rente;
[eiser] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.073,--,
-
voorwaardelijk, uitsluitend voor het geval de rechtbank het door Ailant gevoerde verweer honoreert, een verklaring voor recht dat de aannemingsovereenkomst door opzegging door [eiser] beëindigd is,
en om [eiser] in de proceskosten te veroordelen.
4.4.
De vorderingen van [eiser] en Ailant in conventie en in reconventie zijn voor een groot deel gebaseerd op dezelfde feiten en hangen met elkaar samen; waar mogelijk zal de rechtbank ze daarom tegelijk beoordelen. Waar nodig gaat de rechtbank bij die beoordeling nog nader op de stellingen van partijen in.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Partijen discussiëren kort gezegd over de vraag 1) welke prestaties Ailant op grond van de aannemingsovereenkomst verplicht was te leveren en 2) of Ailant dit (naar behoren) heeft gedaan.
Als partijen het niets eens zijn over de uitleg van bepaalde afspraken, moet de rechtbank deze afspraken uitleggen. Volgens vaste jurisprudentie moet de rechtbank daarbij letten op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.2.
Voordat de rechtbank ingaat op de discussie van partijen, constateert zij dat partijen hun standpunten niet helder en inzichtelijk gepresenteerd, ondanks dat zij daartoe een extra gelegenheid hebben gekregen, doordat de rechtbank hen voor de zitting een uitgebreide vragenlijst heeft gestuurd en de mogelijkheid heeft geboden extra producties in te brengen. Geen van beiden hebben zij uiteengezet – door middel van een schema of overzicht – welke prestaties Ailant volgens hen moest leveren. Zij hebben niet inzichtelijk gemaakt binnen welk tijdspad of in welke fases de werkzaamheden moesten worden uitgevoerd en in hoeverre dit ook is gebeurd. [eiser] stelt dat Ailant uiteindelijk maar 50% van de werkzaamheden heeft uitgevoerd, terwijl Ailant stelt dat zij 90% van het werk heeft afgerond; waar zij dit op baseren, blijft duister. Ook is onduidelijk welke prijzen c.q. waarde partijen aan de uitvoering van de verschillende werkzaamheden hebben gekoppeld.
Partijen verwijzen ter onderbouwing van hun standpunt vooral naar de offertes van juni en september 2020. In de offertes staat inderdaad een opsomming van de door Ailant uit te voeren werk, maar de offertes sluiten niet zonder meer op elkaar aan. Ook staan niet alle overeengekomen werkzaamheden in de offertes; zo zijn partijen het erover eens dat de aanleg van nieuwe ventilatie is overeengekomen, maar deze post staat niet in de offertes of de bijbehorende stukken. Een toelichting op hoe en wanneer deze afspraken tot stand zijn gekomen, was daarom nuttig geweest.
5.3.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de inhoud van de overeenkomst en het verloop van de werkzaamheden bij elkaar heeft moeten puzzelen op basis van de processtukken, de overgelegde producties en wat partijen ter zitting hebben verteld. Die puzzel is niet compleet. Een gebrek aan informatie laat de rechtbank voor rekening van de partij op wie ter zake de stelplicht en bewijslast rusten. Waar dit aan de orde is, wordt dat hierna bij de beoordeling benoemd.
Een deel van de overeengekomen werkzaamheden is niet uitgevoerd
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat Ailant een deel van de afgesproken werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. Dit leidt de rechtbank af uit het volgende.
5.5.
Uit de correspondentie van 26 tot en met 28 juli 2021 blijkt dat partijen het erover eens zijn dat Ailant volgens de aannemingsovereenkomst op dat moment in ieder geval de volgende werkzaamheden nog moest uitvoeren:
Aanbrengen van de afvoer (vijf punten);
Aanbrengen van nieuwe ventilatie in het nieuwe toilet en de oude badkamer;
Aanbrengen en afmonteren van de elektra;
Afdichten van vloeren en wanden;
Afhangen van deuren;
Afwerken van muren en plafonds;
Aanbrengen tegelwerk;
Aanbrengen sanitair;
Afwerken vloer;
Afwerken van het buitenwerk.
Uit het dossier is niet af te leiden dat Ailant deze werkzaamheden nadien heeft afgemaakt, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dit niet meer is gebeurd.
5.6.
Verder staat ter discussie of Ailant ook de volgende prestaties moest leveren:
Aanbrengen van de toevoer (vijf waterpunten);
Verlengen van bestaande ventilatie in de nieuwe badkamer;
Aanbrengen houten vlonders;
Aanbrengen van een trapgat en trap;
Aanbrengen balkonhek;
Afwerken van muren en plafonds.
De rechtbank zal hierna beoordelen welke van deze werkzaamheden in de aannemingsovereenkomst waren inbegrepen en dus uitgevoerd hadden moeten worden.
Aanbrengen toevoer (vijf waterpunten)
5.7.
Partijen zijn het niet eens over hoeveel waterpunten Ailant op grond van de aannemingsovereenkomst moest aanbrengen. In de offertes van juni en september 2020 staat:
“6- W/W/A – INSTALLATIE (...) 43. Het aanleggen van nieuwe afvoer leiding op 3e verd. 5 punten. 44. Het aanbrengen van water leiding t.b.v. 5 punten.”Daarmee is duidelijk dat vijf waterpunten moesten worden aangelegd; partijen verschillen echter van mening of een warm- en koudwateraansluiting op dezelfde plek als één of twee punten telt.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat als men een leek zonder nadere toelichting belooft op vijf punten water aan te leggen, die leek mag begrijpen dat er op vijf verschillende plekken water wordt aangesloten – warm én koud. Niet alleen leken begrijpen dit zo; ook Perfectkeur rapporteert in oktober 2021 dat maar vier van de vijf punten zijn aangebracht. Als Ailant warm- en koudwaterpunten apart in rekening wilde brengen, had zij dit duidelijker moeten aangeven. Omdat zij dit niet heeft gedaan, mocht [eiser] verwachten dat hij op vijf plekken warm en koud water zou krijgen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat Ailant één waterpunt te weinig heeft aangesloten.
Verlengen van de bestaande ventilatie in de nieuwe badkamer
5.9.
[eiser] stelt dat Ailant op basis van de aannemingsovereenkomst verplicht was de bestaande ventilatie in de nieuwe badkamer te verlengen danwel te vernieuwen.
5.10.
Ailant betwist dit. Zij stelt zich op het standpunt dat het verlengen of aansluiten van bestaande ventilatie niet was geoffreerd, zodat de stelling van [eiser] daarom al niet klopt. Ter zitting heeft Ailant toegelicht dat zij tijdens de uitvoering van de werkzaamheden tot de ontdekking kwam dat in de nieuwe badkamer geen deugdelijke ventilatie was aangebracht, die kon worden verlengd. Volgens haar had [eiser] in de betreffende ruimte alleen een gat met een rooster in het plafond aangebracht. Dit was bij de opname voor het uitbrengen van de offerte niet opgemerkt. Om alsnog tot een deugdelijke ventilatie te komen, moest vanuit het plafond van de nieuwe badkamer een pijp worden doorgevoerd naar het dak. Ailant vindt dat dit niet kwalificeert als het verlengen van bestaande ventilatie, maar als het aanleggen van nieuwe ventilatie. [eiser] heeft volgens Ailant ook geen opdracht gegeven in dit verband meerwerk uit te voeren.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat het verlengen van bestaande schoorstenen en ventilatiekanalen onderdeel was van de aannemingsovereenkomst, en dat ook het ventilatiekanaal in de nieuwe badkamer daarbij hoorde, zonder dat [eiser] daarvoor een meerprijs verschuldigd was.
5.11.1.
In de offertes van juni en september 2020 staat:
“4- METSELWERK (...) 31. Het verlengen van bestaande schoorstenen en ventilatie kanalen.”Daarnaast hebben partijen afgesproken dat Ailant in het nieuwe toilet en in de oude badkamer nieuwe ventilatie moest aanbrengen. Die laatste afspraken staan niet in de offertes van juni en september 2020, maar partijen zijn het er wel over eens dat Ailant dit zou doen. De rechtbank leidt hieruit af dat partijen het erover eens waren dat Ailant bij het maken van de dakopbouw waar nodig ventilatie moest aanbrengen.
5.11.2.
Uit wat Ailant ter zitting vertelde, maakt de rechtbank op dat Ailant bij het maken van de offerte uitging van de verkeerde veronderstelling dat in de nieuwe badkamer al een compleet ventilatiekanaal aanwezig was dat alleen nog verlengd hoefde worden. Ailant heeft niet gesteld dat [eiser] uit zichzelf had moeten begrijpen dat de situatie zoals die in de badkamer was niet in de afspraken was inbegrepen (zie de artikelen 7:753 en 755 BW). Mede gelet op de afspraken over het aansluiten van het nieuwe toilet en de oude badkamer is de rechtbank van oordeel dat [eiser] dit niet had hoeven begrijpen. Dit betekent dat Ailant ook de ventilatie in de nieuwe badkamer had moeten aanleggen.
Aanbrengen houten vlonders
5.12.
[eiser] heeft niet onderbouwd dat Ailant houten vlonders op het balkon moest aanbrengen of anderszins het balkon zou afwerken. In de offertes zijn de vlonders niet opgenomen, en het procesdossier bevat ook geen andere stukken die het standpunt van [eiser] bevestigen.
Aanbrengen van een trapgat en trap
5.13.
[eiser] stelt dat het aanbrengen van een trap en trapgat onderdeel was van de aannemingsovereenkomst. Ailant meent echter dat [eiser] de trap naar de nieuwe dakopbouw zelf moest bestellen, aanleveren en plaatsen. Ailant voert daartoe aan dat zij als het aanbrengen van de trap inbegrepen was geweest, een budget zou hebben afgesproken, net als bij het aan te brengen sanitair (daarvoor is een post van € 2.500 opgenomen).
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat het aanbrengen van een trap en trapgat in de aannemingsovereenkomst was inbegrepen, en wel op grond van het volgende.
5.14.1.
In de offertes van juni en september 2020 met de bijbehorende opdrachtbevestiging staat:
“3- RUWBOUW (...) 20. Aanpassing bestaande trapgat. 21. Het aanbrengen van nieuwe houtentrap van 2e naar 3e verd.”In de begroting van de ruwbouw staat onder 3:01, 2e post: “
Aanbrengen van nieuwe opbouw constructie — conform tekeningen en bouwbesluit”. Deze werkzaamheden maakten dus expliciet onderdeel uit van de aannemingsovereenkomst; nergens in het dossier is terug te vinden dat partijen hieraan een budget of nadere voorwaarden hebben verbonden.
5.14.2.
Daarbij komt dat Ailant op 14 november 2020 een timmerman opdracht heeft gegeven om de maten voor de trap op te nemen, waarvoor zij die timmerman ook heeft betaald. Ailant heeft [eiser] vervolgens op 17 november 2020 verzocht om zijn gasmeter te verplaatsen, om het trapgat te kunnen aanleggen: “
Naar aanleiding van de opgenomen maten van de nieuwe trap door de timmerman, deel ik u mede dat de trap is beperkt door de plaats van de bestaande GAS meter. De GAS meter moet worden verplaatst van zijwand naar achterwand van het trapgat. De uitvoering van de trap kan wel doorgaan. Ondertussen verzoek ik u om de GAS meter te verplaatsen. Mocht de GAS meter niet op tijd verplaatst kunnen worden voor de plaatsing en installeren van de nieuwe trap, dan gaan we een alternatief bespreken.” Ook op grond hiervan mocht [eiser] begrijpen dat de trap en het trapgat bij het afgesproken werk was inbegrepen.
5.14.3.
Ailant stelt nog dat de tekst “het aanbrengen van” in de offerte betekent dat [eiser] de trap zelf moest bestellen. De tekst in de offerte is echter hetzelfde als bij de dakpannen (nr. 36 in de offertes) en radiatoren (48 in de offertes); die onderdelen heeft Ailant wel meegeleverd. Ook aan dit verweer gaat de rechtbank daarom voorbij.
Het aanbrengen hekwerk/balkon
5.15.
De rechtbank stelt vast op basis van de overgelegde stukken en de toelichting van partijen dat zij met elkaar hebben afgesproken dat Ailant een hekwerk/balkon zou aanbrengen. Dit blijkt uit de offertes van juni en september 2020 met de bijbehorende opdrachtbevestiging. Daarin staat: “
5- DAK WERKZAMHEDEN (...) 41. Het aanbrengen van hekwerk — balkon.” De tekst van de offerte suggereert – net als bij het aanbrengen van het trapgat en de trap – dat het plaatsen van het hekwerk was inbegrepen.
Afwerken muren en plafonds
5.16.
Dit geldt ook voor het afwerken van de muren en de plafonds. In de offertes van juni en september 2020 met de bijbehorende opdrachtbevestiging staat namelijk: “
9- STUKADOREN WERKZAMHEDEN 54. Stukadoren werkzaamheden zullen beperkt worden tot reparaties en herstel van bestaand i.v.m. verbouwing. In deze offerte zijn maximaal: 20m2 opgenomen. Uitvoering niveau 6 /glad. Meer m2 tegen meerprijs.”Op basis van de offerte mocht [eiser] er dus vanuitgaan dat de muren na de verbouwing weer netjes zouden worden gemaakt. Ailant heeft niet toegelicht dat en waarom het gladmaken van de muren en plafonds meer was dan het herstellen van 20 m2 aan muren en plafonds, in de staat zoals die waren voor de verbouwing. Gelet op de offerte gaat de rechtbank er daarom vanuit dat het afwerken van de muren en plafonds in de aannemingsovereenkomst was inbegrepen.
5.17.
De conclusie is dat Ailant op grond van de aannemingsovereenkomst en de latere afspraken verplicht was om alle onder 5.6 genoemde werkzaamheden uit te voeren, met uitzondering van het aanbrengen van houten vlonders op het balkon. Ailant heeft dus ten onrechte geweigerd deze werkzaamheden uit te voeren.
Een deel van de werkzaamheden is gebrekkig uitgevoerd of niet afgemaakt
5.18.
Partijen verschillen ook van mening over de vraag of Ailant de vóór 26 juli 2021 begonnen werkzaamheden correct en volledig heeft uitgevoerd.
5.19.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat Ailant een deel van de voor 26 juli 2021 begonnen werkzaamheden niet heeft afgemaakt of gebrekkig heeft uitgevoerd, en wel op grond van het volgende.
5.20.
Niet in geschil is dat de bouwkundig inspecteurs van de gemeente Den Haag en architect [naam 3] eind 2021 aan [eiser] hebben laten weten dat de werkzaamheden van Ailant van onvoldoende kwaliteit waren. Hierop heeft [eiser] aan Perfectkeur gevraagd een bouwkundig onderzoek uit te voeren. De visuele inspectie heeft op 15 oktober 2021 plaatsgevonden; Ailant was hiervan op de hoogte.
5.21.
Perfectkeur heeft op 18 oktober 2021 een rapport uitgebracht. Daarin staat als samenvatting van de bevindingen: ‘
De opbouw dient met name aan de binnenzijde nog voor een zeer groot deel afgebouwd te worden. Tevens zijn er diverse onderdelen niet goed en amateuristisch aangebracht/uitgevoerd.’ Perfectkeur somt in het rapport vervolgens vierenveertig concrete gebreken op, met bijbehorende foto’s ter onderbouwing.
5.22.
Ailant heeft de bevindingen van Perfectkeur nauwelijks weersproken. Deels heeft zij de genoemde gebreken in het al uitgevoerde werk erkend (21 van de 44 door Perfectkeur genoemde gebreken). Deels heeft zij ten onrechte gesteld dat de werkzaamheden niet in de aannemingsovereenkomst waren inbegrepen (zie hiervoor rechtsoverwegingen 5.6-5.17). Over de andere gebreken heeft Ailant alleen in zijn algemeenheid opgemerkt dat Perfectkeur slechts aanbevelingen heeft gedaan en het werk niet echt heeft getoetst. De rechtbank is dat niet met Ailant eens: Perfectkeur heeft de gebreken specifiek en concreet beschreven, voorzien van een onderbouwing en foto’s. Nu Ailant de concreet en helder door Perfectkeur beschreven punten niet inhoudelijk heeft weersproken hoewel zij op die punten ook deskundig is, is de rechtbank van oordeel dat op al de door Perfectkeur genoemde punten sprake van een gebrek.
Verzuim
5.23.
Vervolgens is de vraag of Ailant in verzuim is met het verhelpen van de gebreken.
5.24.
[eiser] stelt dat Ailant in verzuim is. Zij heeft Ailant bij brieven van 15 juni 2021, 24 september 2021, 30 september 2021 en 19 oktober 2021 in gebreke gesteld en aangemaand de werkzaamheden te hervatten en/of gebreken te herstellen. Ailant heeft dit volgens [eiser] desondanks niet of onvoldoende gedaan.
5.25.
Ailant vindt dat zij niet in verzuim is. Aan de eerste brief kunnen volgens haar geen gevolgen worden verbonden, omdat partijen naar aanleiding van deze brief met elkaar in gesprek zijn gegaan en nieuwe afspraken hebben gemaakt. Ook de andere brieven kunnen niet gelden als een ingebrekestelling. Volgens Ailant heeft [eiser] in de brieven niet concreet omschreven wat volgens hem niet goed was, zodat voor haar niet duidelijk was wat hij van haar verlangde. Ook vindt Ailant dat [eiser] haar een te korte termijn voor nakoming heeft gegeven. Nakoming was binnen de gestelde termijn niet haalbaar. [eiser] had hierin meer rekening moeten houden met de (financiële) situatie en belangen van Ailant. Bovendien was het werk nog niet opgeleverd, zodat de verplichtingen volgens Ailant nog niet opeisbaar waren.
5.26.
De rechtbank is van oordeel dat Ailant wat betreft het weigeren van een deel van de overeengekomen werkzaamheden per 4 oktober 2021 in verzuim is en dat Ailant op 22 oktober 2021 ook wat betreft het niet afgemaakte of gebrekkig uitgevoerde werk in verzuim is geraakt. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
5.27.
De rechtbank is het met Ailant eens dat partijen na de sommaties van 15 juni 2021 en 26 juli 2022 nieuwe afspraken met elkaar hebben gemaakt; dit blijkt uit de hiervoor onder 3.9 tot en met 3.11 geciteerde brieven. Partijen hebben afgesproken dat Ailant de eerste fase na hervatting van het project af moest hebben op 4 september 2021. [eiser] heeft Ailant dus een tweede kans gegeven.
5.28.
[eiser] vindt al snel dat de uitvoering van het werk niet goed verloopt. Hij heeft zijn advocaat daarom al vóór 4 september 2021 een waarschuwing naar Ailant laten sturen. Daar heeft Ailant echter niet op gehandeld.
5.29.
Uit de correspondentie over de regeling van 26 juli 2021 blijkt dat partijen hadden afgesproken dat Ailant de werkzaamheden uit fase 1 – de afvoer, de toevoer, de ventilatie en elektra – uiterlijk op 4 september 2021 af zou hebben. Dit is echter niet gebeurd:
  • een bouwinspecteur van de gemeente Den Haag heeft vastgesteld dat elektra niet volgens afspraak was aangebracht;
  • uit de e-mail van 16 september 2021 van de advocaat van Ailant blijkt dat ook de ventilatie in het nieuwe toilet en de oude badkamer niet tijdig zijn aangebracht, want hij schrijft: “
  • in het rapport van Perfectkeur staat dat er van de af- en toevoeren maar vier in plaats van vijf waren aangebracht;
  • Ailant is voorts blijven weigeren een trap voor [eiser] te bestellen en een trapgat te maken, zodat de trap niet tijdig kon worden geplaatst.
5.30.
Daarnaast heeft Ailant zich opnieuw niet gehouden aan haar toezeggingen voor wat betreft de planning, de communicatie en de wijze van oplevering. Er is in de periode vanaf 26 juli tot 30 augustus 2021 maar drie dagen bij [eiser] gewerkt; de rest van de tijd is Ailant zonder enige communicatie weggebleven. Ailant heeft in strijd met de afspraken ook niet laten weten dat – wat haar betreft – fase 1 opgeleverd kon worden. Zij is zonder overleg en inventarisatie doorgegaan met fase 2 en heeft [eiser] niet de gelegenheid gegeven het werk tussentijds te laten keuren.
5.31.
Daarop heeft [eiser] bij e-mail van 24 september 2021 opnieuw een ingebrekestelling gestuurd, tegen 1 oktober 2021. Deze datum is in de e-mail van 30 september 2021 aangepast in 4 oktober 2021. Deze berichten benoemen concreet wat er volgens [eiser] aan de werkzaamheden schortte. In de context van het voortraject (ook dat met [naam 2]) en de nieuwe afspraken per 26 juli 2021 was voor Ailant voldoende duidelijk wat haar verplichtingen waren, op welke punten zij daar wat betreft [eiser] nog niet aan had voldaan en ook wanneer dit alsnog moest gebeuren. Ailant heeft ook op het bericht van 30 september 2021 niet gehandeld. In plaats daarvan is zij de discussie met [eiser] aangegaan, daarbij wederom aansturend op uitstel en/of een wijziging van de afspraken.
Ten aanzien van de in het bericht van 30 september 2021 genoemde punten is Ailant daarom per 4 oktober 2021 in verzuim geraakt.
5.32.
[eiser] heeft vervolgens op 15 oktober 2021 aan Perfectkeur gevraagd een bouwkundig onderzoek uit te voeren. Na een visuele inspectie heeft Perfectkeur op 18 oktober 2021 een rapport uitgebracht. Daarin zijn vierenveertig concrete gebreken opgesomd, die voor een groot deel betrekking hebben op al vóór 26 juli 2021 uitgevoerd werk, met bijbehorende foto’s ter onderbouwing.
5.33.
[eiser] heeft Ailant bij brief van 19 oktober 2021 in gebreke gesteld voor wat betreft de door Perfectkeur genoemde concrete gebreken in het al door haar vóór 26 juli 2021 uitgevoerde werk. Zij heeft Ailant de gelegenheid gegeven de gebreken binnen eenentwintig dagen te herstellen. Ailant heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Zij heeft per ommegaande laten weten in haar e-mail van 22 oktober 2021: “
Eindoplevering heeft nog niet plaatsgevonden. Het bouwkundig onderzoek is zodoende voorbarig en de sommatie tot herstel eveneens. Bovendien zijn partijen overeengekomen eerste de binnenruimte af te maken, om vervolgens de buitenkant opleveringsklaar te maken. Ook om die reden zijn de genoemde punten, voor zover al juist, prematuur. Blijkt bij oplevering van gebreken, dan worden deze vanzelfsprekend binnen een redelijke termijn door cliënte hersteld.” Ook blijft Ailant in de e-mail vasthouden aan haar onjuiste standpunt dat het aanbrengen van het trapgat, de trap en het hekwerk niet tot de werkzaamheden behoorden.
5.34.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiser] – mede gelet op zijn ervaringen in het jaar ervoor – goede grond had te begrijpen dat Ailant niet bereid was haar verplichtingen onverkort na te komen (zie artikel 6:80 lid 1 aanhef en sub b BW). Ailant is door de e-mail van 22 oktober 2021 ook ten aanzien van de overige gebreken in verzuim geraakt.
5.35.
Daarbij geldt dat [eiser] voldoende tijd voor nakoming heeft gegeven. Eerst is de oplevertermijn keer op keer door Ailant verschoven, waarna Ailant de werkzaamheden medio februari 2021 heeft neergelegd en maandenlang niets heeft gedaan. Ailant heeft [eiser] daarbij in onzekerheid gelaten over de hervatting en voortgang van het werk aan de dakopbouw op zijn woning. Ondanks herhaaldelijke rappels en toezeggingen heeft Ailant het werk niet hervat en ook geen planning aangeleverd voor het afronden van de resterende werkzaamheden, waaronder ook het corrigeren van erkende gebreken. Dit hoorde volgens de offerte wel tot haar taken: Ailant zou de totale begeleiding en uitvoering van het bouwproject doen, waaronder de planning, calculatie en budgettering. Ailant heeft in haar stukken nog betoogd dat de vertraging ook te wijten was aan beslissingen en handelingen van [eiser]. Zo zou [eiser] Ailant hebben geweigerd tijdens de kerstvakantie door te werken. De rechtbank gaat in dit verweer niet mee: de door Ailant genoemde punten wegen niet op tegen het verwijt dat haar van de vertraging van het project kan worden gemaakt.
Ailant had daarom al lang vóór de ingebrekestellingen van 26 juli 2021 en 30 september 2021 moeten beginnen met het treffen van maatregelen om te zorgen dat zij haar verplichtingen zou nakomen (vgl. HR 11 oktober 2019, ECLLNL:HR:2019:1581, r.o. 3.2.1 en 3.3.1). Ailant had dit ook meermalen aan [eiser] beloofd.
Tekortkomingen rechtvaardigen ontbinding
5.36.
Ailant doet een beroep op de tenzij-bepaling in artikel 6:265 lid 1 BW; zij meent dat haar tekortkomingen van geringe betekenis zijn. De rechtbank is dat niet met haar eens (zie o.m. 5.22 en 5.35).
5.37.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering van [eiser] tot ontbinding van de aannemingsovereenkomst zal toewijzen.
Opzegging van de Aannemingsovereenkomst
5.38.
Het verweer van Ailant dat de aannemingsovereenkomst door [eiser] is opgezegd gaat gelet op het voorgaande niet op.
Schadevergoeding
5.39.
[eiser] vordert (na eisvermeerdering) dat Ailant aan hem een schadevergoeding van € 61.962,73 betaalt. Ter onderbouwing heeft [eiser] eerst een offerte van GMP Group overgelegd, voor de uitvoering van de nog niet uitgevoerde werkzaamheden en de herstelwerkzaamheden en de daarvoor benodigde materialen. De offerte sluit op € 40.000,00 rond en dat was het bedrag dat [eiser] oorspronkelijk vorderde. Later heeft [eiser] zijn vordering verhoogd. [eiser] heeft uitgelegd dat de GMP Groep, door de stijgende materiaalkosten, de werkzaamheden niet voor de geoffreerde prijs kon uitvoeren. Daarom heeft [eiser] met GMP Group afgesproken dat hij in plaats van hen de materialen zou kopen en aanleveren. [eiser] stelt aan de hand van diverse overzichten en onderliggende bonnetjes dat hem dit in totaal € 40.462,73 heeft gekost. [eiser] stelt dat hij aan GMP Group voor de geleverde arbeid € 17.000,00 heeft betaald, en aan een tweede aannemer € 4.500,00, dus € 61.962,73 in totaal. Dit bedrag vordert [eiser] nu van Ailant.
5.40.
Ailant voert verweer. De rechtbank zal dat hierna waar nodig nader bespreken.
5.41.
Artikel 6:271 BW bepaalt dat een ontbinding de partijen bevrijdt van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze verbintenissen al zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor nakoming in stand. De ontbinding heeft dus geen terugwerkende kracht, maar voor partijen ontstaat wel een verbintenis tot ongedaanmaking van de door hen ontvangen prestaties. In principe is de ontvanger verplicht tot teruggave van de ontvangen prestatie in de staat waarin die zich bij ontvangst bevond. Als ongedaanmaking door de aard van de verrichte prestatie niet mogelijk is, is de ontvanger verplicht tot waardevergoeding. Dat laatste is uitgewerkt in artikel 6:272 BW.
5.42.
De totale tussen partijen overeengekomen aanneemsom is € 128.316,16. Uit een door Ailant naar [eiser] gestuurd betalingsoverzicht volgt dat daarvan nog een bedrag van € 6.316,16 (5% van de aanneemsom) openstaat. De prestatie die [eiser] heeft verricht, bestaat dus uit de betaling van € 122.000,00 (= 95% van de aanneemsom) aan Ailant.
5.43.
Ailant heeft ook prestaties geleverd: zij heeft werkzaamheden verricht. Deze kunnen naar hun aard niet ongedaan worden gemaakt. Daarom moet [eiser] aan Ailant de waarde van die werkzaamheden vergoeden. De rechtbank begroot deze waarde in beginsel op de door partijen overeengekomen aanneemsom, voor zover de werkzaamheden aan de overeenkomst hebben beantwoord. De rechtbank heeft hiervoor echter geoordeeld dat Ailant een deel van het werk niet heeft gedaan; een deel gebrekkig heeft gedaan, en een deel niet heeft afgemaakt. Artikel 6:272 lid 2 BW bepaalt voor dit soort situaties dat de waardevergoeding dan wordt beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger werkelijk heeft gehad.
5.44.
In plaats van een concrete vaststelling van de ongedaanmakingsverbintenis enerzijds en van de door Ailant te betalen schadevergoeding anderzijds, zal de rechtbank schatten hoeveel Ailant in totaal aan [eiser] moet betalen, en wel om de volgende redenen.
5.44.1.
[eiser] heeft niet gesteld welke waarde de door Ailant geleverde prestaties werkelijk voor hem hebben gehad. Hij heeft uitsluitend gesteld dat hij bovenop de al betaalde € 122.000,00 nog eens € 61.962,73 heeft moeten bijleggen om uiteindelijk de met Ailant afgesproken dakopbouw te krijgen. Dit bedrag ziet zowel op het doen realiseren van het werk dat Ailant eigenlijk had moeten doen, als op schade die [eiser] lijdt doordat hij het werk later dan gepland door anderen moest laten herstellen c.q. uitvoeren. [eiser] splitst het bedrag dat hij vordert echter niet uit, zodat de rechtbank moet schatten welk deel van de € 61.962,73 ziet op ongedaanmaking en welk deel op schade.
5.44.2.
Ailant wijst er terecht op dat in het door [eiser] gevorderde bedrag van € 61.962,73 ook werkzaamheden en materialen zijn opgenomen die niet aansluiten bij de afspraken die [eiser] en Ailant oorspronkelijk met elkaar hebben gemaakt, waarover hierna meer. Het lag op de weg van [eiser] zijn vordering feitelijk te concretiseren en specifiek te maken. Onduidelijkheid over de vraag waar een opgevoerde post op ziet, laat de rechtbank voor rekening en risico van [eiser].
5.44.3.
De rechtbank zal het in totaal door Ailant aan [eiser] te betalen bedrag schatten aan de hand van de offertes, de prijsopgave, het rapport van Perfectkeur, de door [eiser] overgelegde producties 37, 38 en 39 (offertes, e-mails, facturen en bonnetjes), en het verweer van Ailant. Zoals onder 5.2 is opgemerkt, zijn de offertes niet sluitend en compleet; dat deel van de onduidelijkheid laat de rechtbank voor risico van Ailant als professioneel aannemer.
5.45.
De rechtbank schat het bedrag dat [eiser] in totaal toekomt uit hoofde van ongedaanmaking en schadevergoeding op € 50.000, en wel op grond van het volgende.
5.45.1.
De rechtbank schat dat de overeengekomen werkzaamheden ongeveer voor de helft goed zijn uitgevoerd, en begroot de rechtbank de werkelijke waarde van het door Ailant uitgevoerde werk op 75.000,00. Ailant moet dus in ieder geval een bedrag van (€ 122.000 - € 75.000 =) € 47.000,00 aan [eiser] betalen.
5.45.2.
De rechtbank is de door [eiser] overgelegde producties nagelopen; toen bleek dat voor sommige posten bonnetjes en omschrijvingen ontbreken, terwijl ook kosten worden opgevoerd voor posten die duidelijk niet onder de aannemingsovereenkomst vallen.
Als voorbeelden noemt de rechtbank een bonnetje van Hornbach voor € 1.117,80; dit bonnetje bevat geen specificatie en is daarom niet te controleren of te herleiden. Dit geldt ook voor enkele kleinere bedragen. Uit de factuur van € 1.600,00 van Starkeuken blijkt dat materialen zijn gekocht voor een keuken; het aanbrengen van een keuken was echter expliciet uitgesloten van de aannemingsovereenkomst, zodat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ook wordt van € 2.000,00 opgevoerd voor “[naam 4]”; dit bedrag is onderbouwd met een handgeschreven briefje dat onvoldoende informatie bevat om het bedrag in aanmerking te kunnen nemen. In de lijst staat verder een bedrag van € 1.050,09 voor Hubo schuifdeuren; dit bedrag heeft geen betrekking op werkzaamheden die tussen [eiser] en Ailant zijn overeengekomen. Ook het bedrag van € 4.500,00 voor Sellbouw laat de rechtbank buiten beschouwing. De factuur betreft namelijk: “
Afwerkzaamheden (Deurhangen, muurschilderen, deurschilderen en montagen)”. [eiser] heeft – naar aanleiding van het verweer van Ailant – niet onderbouwd dat deze werkzaamheden oorspronkelijk door Ailant waren geoffreerd. In de offertes staat dat ‘casco operationeel’ wordt opgeleverd. Uit de door [eiser] overgelegde stukken kan de rechtbank niet afleiden dat later iets anders is overeengekomen.
5.45.3.
Wanneer de rechtbank het bedrag voor de wel goed uitgevoerde werkzaamheden en de niet op de aannemingsovereenkomst terug te voeren bedragen van de gevorderde € 61.962,73 aftrekt, blijft er ongeveer € 3.000,00 aan onderbouwde schade over. Daarom wijst de rechtbank in totaal (€ 47.000,00 + € 3.000,00 =) € 50.000,00 toe.
Openstaande termijn aanneemsom
5.46.
Ailant doet een beroep op verrekening, omdat [eiser] haar zonder korting nog een bedrag van € 8.316,16 of met korting een bedrag van € 4.320,00 zou zijn verschuldigd.
5.47.
Omdat de vordering van [eiser] tot ontbinding van de aannemingsovereenkomst wordt toegewezen wegens tekortkomingen aan de zijde van Ailant, is [eiser] de laatste termijn van de aanneemsom niet meer aan Ailant verschuldigd. Het beroep op verrekening slaagt daarom niet.
Vergoeding schade aan daklift en steiger
5.48.
Op haar beurt vordert Ailant een schadevergoeding van € 2.875,00 van [eiser]. Ailant stelt dat [eiser] haar daklift en steiger zonder haar toestemming heeft gebruikt. De steiger is daardoor vervuild geraakt met zwarte (dak)bekledingspasta en de loopplank is beschadigd geraakt. Van de daklift is het platform beschadigd, de dakliftbank is vervangen door een andere ondeugdelijke versie en de kabel bleek verwijderd althans vervangen.
[eiser] heeft ter zitting erkend de spullen te hebben gebruikt, terwijl hij dat eerst ontkende. De rechtbank kent daarom op grond van artikel 21 Rv aan de stellingen van [eiser] over de daklift en steiger minder gewicht toe. Het feit dat de spullen zijn gebruikt, in combinatie met het feit dat er op de steiger een zeer specifieke substantie zat die door [eiser]’s nieuwe aannemer is gebruikt, maakt dat [eiser] het door Ailant gestelde scenario onvoldoende heeft weersproken. Op de omvang van de schade is inhoudelijk geen verweer gevoerd. De rechtbank wijst de schadevergoeding daarom als gevorderd toe.
Samenvatting
5.49.
Het voorgaande betekent dat:
  • de aannemingsovereenkomst van partijen van 30 september 2020 zal worden ontbonden;
  • de vordering van [eiser] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 50.000,00;
  • de door Ailant gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen;
  • de door Ailant gevorderde betaling van het restant van de aanneemsom wordt afgewezen;
  • de door Ailant gevorderde schadevergoeding van € 2.875,00 wordt toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 december 2021 tot de dag van volledige betaling.
BIK en proceskosten in conventie en reconventie
5.50.
[eiser] maakt nog aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 200,00. Het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing op deze vordering, nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag strookt met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
5.51.
Ailant is in conventie in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de kant van [eiser] in conventie worden tot op vandaag begroot op de kosten van dagvaarding van € 125,03, het griffierecht van € 952,00 en € 2.228,00 (2,0 punten × tarief IV € 1.114,00) voor salaris advocaat, dat is in totaal € 3.305,03.
5.52.
Ailant maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.073,16. Deze kosten zijn volgens Ailant gemaakt om de restant aanneemsom te incasseren. Aangezien de vordering ter zake van de restant aanneemsom wordt afgewezen, volgt de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten hetzelfde lot.
5.53.
Ailant is in reconventie deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Gelet op het feit dat het onderwerp ten aanzien waarvan Ailant in het ongelijk is gesteld overlapt met de beoordeling in conventie, zal de rechtbank de proceskosten in reconventie compenseren; dit betekent dat ieder de eigen kosten moet dragen.
Uitvoerbaar bij voorraad?
5.54.
Ailant heeft ter zitting gevraagd om de vordering van [eiser] tot uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring af te wijzen.
5.55.
Wanneer op een gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad verweer wordt gevoerd moet een belangafweging plaatsvinden. De maatstaf daarbij is of het belang van degene die de uitvoerbaarheid bij voorraad vordert, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist (vgl. Hoge Raad 29 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2215).
5.56.
Ailant heeft niet geconcretiseerd wat haar belang is bij afwijzing van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het enkele gegeven dat zij mogelijk hoger beroep in wil stellen tegen dit vonnis en dan nog niet gehouden wil zijn tot betaling van enig bedrag volstaat daartoe niet. De rechtbank zal het vonnis daarom wel uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
6.1.
ontbindt de aannemingsovereenkomst van partijen van 30 september 2020;
6.2.
veroordeelt Ailant tot betaling van een bedrag van € 50.000,00 en een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 200,00 aan [eiser];
6.3.
veroordeelt Ailant tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot op vandaag worden begroot op € 3.305,03;
6.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van een schadevergoeding van € 2.875,00 aan Ailant, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
6.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen in reconventie de eigen proceskosten moeten dragen;
6.8.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 2008