ECLI:NL:RBDHA:2022:13617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/5847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag 2022 door college van burgemeester en wethouders van Rijswijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk over de afwijzing van een aanvraag voor een eenmalige energietoeslag voor 2022. De eiser, die een WAO-uitkering ontvangt, had op 18 mei 2022 een aanvraag ingediend voor de energietoeslag, maar deze was door het college afgewezen op basis van het feit dat zijn inkomen boven de gestelde grens lag. Het college had in zijn besluit van 30 augustus 2022 het bezwaar van de eiser tegen de afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 28 november 2022 behandeld, waarbij de eiser zijn persoonlijke omstandigheden uiteenzette, waaronder zijn handicap en de financiële druk door stijgende energiekosten.

De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om de aanvraag af te wijzen, aangezien het inkomen van de eiser net boven de door het college vastgestelde inkomensgrens lag. De rechtbank concludeerde dat de motivering van het college om de hardheidsclausule niet toe te passen te algemeen was, maar dat de nadere toelichting van het college in beroep voldoende was om aan te tonen dat er geen dringende redenen waren om de energietoeslag alsnog toe te kennen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar oordeelde dat het college het griffierecht van € 50,- aan de eiser moest vergoeden vanwege het motiveringsgebrek in het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, het college

(gemachtigde: K. Koers).

Procesverloop

In het besluit van 8 juli 2022 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser om de eenmalige energietoeslag 2022 (energietoeslag) afgewezen.
In het besluit van 30 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
De energieprijzen zijn dit jaar enorm gestegen. Daarom heeft het kabinet besloten om een eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen mogelijk te maken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het instrument categoriale bijzondere bijstand. Deze eenmalige energietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand en geldt voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022. Gemeenten hebben de wettelijke bevoegdheid gekregen om in 2022 een eenmalige energietoeslag te verstrekken aan huishoudens met een laag inkomen.
1.2.
Eiser ontvangt een WAO-uitkering. Hij heeft op 18 mei 2022 een aanvraag voor de energietoeslag ingediend. In het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat eisers inkomen te hoog is.
2. In het bestreden besluit heeft het college het primaire besluit gehandhaafd. Om in aanmerking te komen moet iemand een laag inkomen hebben. Dat is volgens de gemeente Rijswijk het geval als iemands inkomen maximaal 130% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, oftewel € 1.419,22 in het geval van eiser. Eisers maandelijkse inkomen inclusief vakantietoeslag is € 1.451,93. Volgens het college komt eiser daarom niet in aanmerking voor de energietoeslag. Het college begrijpt dat het met eisers financiële situatie zeer lastig is om de stijgende energiekosten te betalen, maar dit geldt voor meer huishoudens. Het college ziet in eisers persoonlijke situatie geen dringende redenen om met toepassing van artikel 6 van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag gemeente Rijswijk 2022 (de Beleidsregels) alsnog de energietoeslag toe te kennen. Het college neemt daarbij in aanmerking dat de gemeente Rijswijk ervoor heeft gekozen om de inkomensgrens hoger heeft vastgesteld dan de landelijke richtlijn (130% in plaats van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm).
Wat vinden eiser en het college in beroep?
3.1.
Eiser erkent dat zijn inkomen (iets) te hoog is om in aanmerking te komen voor de energietoeslag. Hij vindt echter dat het college onvoldoende heeft gekeken naar zijn persoonlijke situatie. Eiser heeft zijn persoonlijke omstandigheden, in bezwaar en beroep, als volgt toegelicht. Eiser is sinds 1998 gehandicapt door een auto-ongeluk. Hij is daardoor volledig afhankelijk van (huishoudelijke) hulp, persoonlijke verzorging en begeleiding. Dit brengt enorme (zorg)kosten met zich mee. Eiser woont in een niet-geïsoleerde benedenwoning op een hoek. Daaronder bevindt zich een kelder waar veel kou van afkomt. Eiser heeft geen geld om te verhuizen. Na betaling van de vaste lasten houdt eiser € 22,09 per maand over om van rond te komen. Hij krijgt daarom ook voedselpakketten van de Voedselbank. Door zijn net te hoge inkomen loopt eiser € 800,- mis. [1] In de praktijk houdt hij minder over dan het bijstandsminimum. Eiser kan de komende winter zijn gas en licht niet betalen en hij vreest dat hij daarom zal worden afgesloten. Verder vraagt eiser zich af waarom het college niet het (procentuele) verschil tussen de inkomensnorm en zijn inkomen op de toeslag in mindering brengt. Tot slot heeft eiser naar voren gebracht dat hij wel jaarlijks wordt vrijgesteld van de gemeentebelasting, terwijl daar dezelfde norm van 130% van het bijstandsniveau geldt. Het bevreemdt hem dat daarbij wel rekening wordt gehouden met zijn situatie.
3.2.
Het college heeft in beroep nader toegelicht waarom volgens hem in de persoonlijke omstandigheden van eiser geen dringende redenen liggen om alsnog de energietoeslag te verstrekken. Volgens het college blijkt uit het overzicht van eiser dat er uitgaven worden gedaan die niet (volledig) noodzakelijk zijn of waar het college vanuit het oogpunt van bijstandsverlening geen rekening mee houdt. Het college wijst daarbij op de kosten van televisie en internet, de kosten die samenhangen met een auto, de rechtsbijstands-, aansprakelijkheids- en inboedelverzekeringen van eiser en de aflossing van schulden. Bovendien is de energietoeslag daar niet voor bedoeld, aldus het college. Tot slot is de beoordeling van de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen gebaseerd op andere regelgeving en eigen afwegingen. Deze staat daarmee volgens het college los van de beoordeling van de aanvraag om energietoeslag.
Wat is het beoordelingskader?
4.1.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Op grond van het vierde lid kan, in afwijking van het eerste lid, tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
4.2.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels is de energietoeslag van € 1.300,- bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen en wordt deze ambtshalve of op aanvraag als categoriale bijzondere bijstand verleend. Op grond van het derde lid heeft een huishouden een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.
4.3.
Op grond van artikel 6 van de Beleidsregels kan het college, als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een energietoeslag en gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval beoordelen of de aanvrager in afwijking van de beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een energietoeslag, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.
4.4.
In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen staat onder andere het volgende:
“Met het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om in het jaar 2022 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Het feit dat de eenmalige energietoeslag onderdeel zal uitmaken van de categoriale bijzondere bijstand, betekent dat gemeenten beleidsvrijheid hebben ten aanzien van de vormgeving:
– het college bepaalt binnen het wettelijke kader de doelgroep van de eenmalige energietoeslag, hetgeen betekent dat het college bepaalt wat er onder een «laag inkomen» moet worden verstaan;
– het college bepaalt de hoogte van het bedrag van de toe te kennen eenmalige energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie.” [2]
en verder:
“De doelgroep van de eenmalige energietoeslag bestaat uit huishoudens met een laag inkomen, dat wil zeggen een inkomen op of net boven het sociaal minimum. In dit wetsvoorstel krijgt het college de bevoegdheid om zelf nader invulling te geven aan wat onder een «laag inkomen» moet worden verstaan. Het ligt daarbij voor de hand dat het college een inkomensgrens definieert in de vorm van een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het college kan daarbij aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijk minimabeleid. Gemeenten hoeven geen rekening te houden met de vermogenspositie van huishoudens.
Bij iedere nadere invulling aan het begrip «laag inkomen» is het onvermijdelijk dat er huishoudens zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben een financieel probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. De regering benadrukt dat voor deze huishoudens maatwerkoplossingen mogelijk zijn via het bestaande kader van de individuele bijzondere bijstand.” [3]
Wat oordeelt de rechtbank?
5.1.
Het toekennen van de energietoeslag is een bevoegdheid van het college. Uit de memorie van toelichting volgt dat het college bij de uitoefening van deze bevoegdheid relatief veel beslissingsruimte heeft. Dit betekent dat het college met beleidsregels invulling kan geven aan deze bevoegdheid. Het college heeft dat ook gedaan. Verder betekent deze beslissingsruimte dat de rechtbank de toepassing van de bevoegdheid terughoudend toetst. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college in redelijkheid had kunnen beslissen geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid.
5.2.
Ten tijde van het primaire besluit en het bestreden besluit bedroeg de voor eiser toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande € 1.101,82. 130% hiervan is € 1.432,37. Dit betekent dat eisers maandinkomen inclusief vakantiegeld van € 1.451,93 hier € 19,56 boven ligt. Eiser valt daarmee net boven de door het college gestelde inkomensgrens om voor de energietoeslag in aanmerking te komen. Het college was dus bevoegd om de aanvraag van eiser voor de energietoeslag af te wijzen. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
5.3.
Eiser doet met de door hem genoemde persoonlijke omstandigheden een beroep op de hardheidsclausule van artikel 6 van de Beleidsregels. Dit betekent dat het college deugdelijk moet motiveren of de door eiser aangevoerde omstandigheden zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden die na een belangenafweging kunnen leiden tot het alsnog verstrekken van de energietoeslag.
5.4.
De motivering van het college in het bestreden besluit om de hardheidsclausule niet toe te passen, is naar het oordeel van de rechtbank te algemeen. Het college heeft in het bestreden besluit namelijk niet toegelicht waarom de omstandigheden van eiser geen dringende redenen zijn zoals bedoeld in artikel 6 van de Beleidsregels. De mededeling dat eisers inkomen hoger is dan de inkomensgrens die het college op 130% van de bijstandsnorm heeft bepaald in plaats van op 120% en dat het voor meer huishoudens moeilijk is de gestegen energiekosten te betalen, is daartoe onvoldoende. Het bestreden besluit bevat daarom een motiveringsgebrek en is daardoor in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.5.
Met de in 3.2 genoemde nadere toelichting in beroep heeft het college echter alsnog inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de omstandigheden van eiser geen dringende redenen vormen om hem alsnog de energietoeslag toe te kennen. Eiser heeft ter zitting terecht toegelicht dat sommige van de door het college genoemde kosten voor hem noodzakelijke kosten zijn waarop hij niet kan besparen, zoals de kosten voor de aansprakelijkheidsverzekering en de auto waarvan eiser in verband met zijn medische situatie afhankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser echter niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van dringende redenen, in de zin van een acute noodsituatie, die maken dat de energietoeslag moet worden toegekend. Van een acute dreiging van afsluiting van levering van energie is bijvoorbeeld niet gebleken. Ter zitting heeft eiser nog naar voren gebracht dat het vanwege zijn medische situatie noodzakelijk is dat zijn woning voldoende verwarmd wordt. Deze stelling heeft eiser echter niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank kan daar dan ook niet van uitgaan.
5.6.
Het college heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eisers vrijstelling van de gemeentebelastingen is gebaseerd op andere regelgeving, die een ander toetsingskader bevat dan het toetsingskader van de energietoeslag. Dat eiser is vrijgesteld van de gemeentebelastingen betekent dus niet dat hij (om die reden) ook in aanmerking komt voor de energietoeslag.
5.7.
De rechtbank hecht eraan erop te wijzen dat in de memorie van toelichting nadrukkelijk is opgemerkt dat voor huishoudens die (net als eiser) net buiten het bereik van de energietoeslagregeling vallen, maatwerkoplossingen mogelijk zijn via het kader van de individuele bijzondere bijstand. Eiser kan daartoe dus een aanvraag indienen bij het college, die daarop – indachtig deze toelichting en de persoonlijke situatie van eiser – zal moeten beslissen.
5.8.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Gezien de nadere onderbouwing, zoals genoemd in 3.2, is het niet aannemelijk dat eiser daardoor is benadeeld. Uiteindelijk is de in het verweerschrift gegeven toelichting namelijk voldoende om het bestreden besluit te dragen. De rechtbank zal dit gebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren en het beroep ongegrond verklaren.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk. Dit betekent dat de het college de aanvraag om de energietoeslag op goede gronden heeft afgewezen. Het college moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. Dit omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op 14 oktober 2022 zijn de Beleidsregels gewijzigd. De energietoeslag bedraagt sindsdien € 1.300,-. Het bestreden besluit, dat de rechtbank beoordeelt, dateert echter van voor die datum.
2.Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 3, p. 4.
3.Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 3, p. 5.