ECLI:NL:RBDHA:2022:13618
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.J. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen en dwangsom in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022, gaat het om een beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Eiser had een verzoek ingediend voor toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift tegen een eerder besluit van het college. Het college had in een primair besluit van 27 januari 2020 het verzoek om een dwangsom afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het college met het bestreden besluit alsnog een beslissing op het bezwaar heeft genomen, waardoor het procesbelang aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is komen te ontvallen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, maar oordeelt dat het college wel het griffierecht aan eiser moet vergoeden.
De rechtbank behandelt ook de vraag of het college de hoorplicht heeft geschonden. Eiser betoogt dat het college ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting, maar de rechtbank oordeelt dat het college dit niet had mogen doen. Desondanks wordt dit gebrek gepasseerd omdat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. De rechtbank concludeert dat het college geen dwangsom verschuldigd is, omdat de vertraging in de besluitvorming aan de opstelling van eiser te wijten is. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en bepaalt dat het college het griffierecht vergoedt.