ECLI:NL:RBDHA:2022:13626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
NL22.16764
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod van vreemdeling met vermeend verblijfsrecht in Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was uitgevaardigd. Eiser, een Marokkaanse vreemdeling, had beroep ingesteld tegen het besluit dat hem verplichtte Nederland te verlaten en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar oplegde. Eiser stelde dat hij verblijfsrecht had in Spanje en dat zijn belangen, waaronder het bezoeken van zijn dochter, niet voldoende waren meegewogen in de besluitvorming.

De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had in Spanje. Verweerder had op basis van informatie van de Spaanse autoriteiten geconcludeerd dat eiser geen rechtmatig verblijf had en dat hij niet kon bewijzen dat hij op het opgegeven adres in Barcelona woonde. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om zijn stelling van verblijfsrecht te onderbouwen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod rechtmatig waren opgelegd, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor verblijf in Nederland.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16764

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser is het er niet mee eens dat tegen hem een terugkeerbesluit en inreisverbod is uitgevaardigd. Eiser stelt verblijfsrecht te hebben in Spanje. Daarom kan hij niet worden verplicht de Europese Unie te verlaten. Daarnaast zijn de partner en dochter van eiser woonachtig in Spanje, maar dit is door verweerder niet vermeld. Het onderzoek naar het verblijfsrecht van eiser in Spanje is daarom onvolledig en onzorgvuldig. De belangen van eiser om zijn dochter te bezoeken zijn bovendien niet meegenomen in de besluitvorming en het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd op dit punt. Het terugkeerbesluit is daarom onrechtmatig. Dit heeft tot gevolg dat ook het inreisverbod onrechtmatig is opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Uit artikel 61, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt dat een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd tegen de vreemdeling die niet langer rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Niet is betwist dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichting zich bij de autoriteiten te melden, dat hij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan en evenmin dat hij is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vals Spaans verblijfsdocument. Evenmin heeft eiser betwist dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Ter discussie staat de vraag of eiser een verblijfsrecht heeft in Spanje. Verweerder heeft in het bestreden besluit opgemerkt dat eiser blijkens onderzoek bij de Spaanse autoriteiten geen rechtmatig verblijf heeft in Spanje en dat niet is te controleren dat eiser daadwerkelijk woont op het door hem opgegeven adres in Barcelona. Verweerder mocht hiervan uitgaan, omdat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de informatie niet juist is. Eiser heeft geen stukken overgelegd om zijn stelling dat hij verblijfsrecht heeft in Spanje te staven. Datzelfde geldt voor zijn stelling dat zijn vriendin en kind in Spanje verblijven. Bovendien heeft eiser zelf verklaard dat ook zijn gestelde vriendin geen rechtmatig verblijf in Spanje heeft. Verweerder hoefde daarnaar dus ook geen nader onderzoek ter verrichten. Verweerder heeft terecht een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
4. Volgens artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw vaardigt verweerder een inreisverbod uit als aan een vreemdeling geen vertrektermijn is geboden op grond van artikel 62, tweede lid, van de Vw. In het geval van eiser heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 62, tweede lid, van de Vw. Reden hiervoor is dat verweerder heeft vastgesteld dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De daartoe door verweerder in het bestreden besluit genoemde gronden zijn door eiser niet betwist, zodat het achterwegen blijven van een vertrektermijn niet onrechtmatig is.
5. Dit is slechts anders indien bijzondere individuele omstandigheden aanleiding geven om hiervan af te zien. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de partner van eiser ook geen rechtmatig verblijf heeft in Spanje en dat hij niet kan aantonen dat hij de vader is van het minderjarige kind en evenmin dat hij de zorgplicht voor haar heeft. Hieruit blijkt dat verweerder de belangen van eiser om bij zijn gezin te verblijven wel heeft vermeld en ook meegewogen bij bestreden besluit. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn stelling dat het bestreden besluit op dit punt onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.