In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om verlenging van de inburgeringstermijn en het opleggen van een boete beoordeeld. Eiser, die sinds 25 februari 2015 inburgeringsplichtig is, had aanvankelijk tot 11 augustus 2018 de tijd om in te burgeren. Deze termijn werd verlengd vanwege zijn verblijf in een AZC en later vanwege een operatie aan zijn been. Eiser verzocht opnieuw om verlenging van de inburgeringstermijn, maar dit verzoek werd afgewezen door verweerder, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op basis van medische adviezen van Argonaut. Eiser was van mening dat zijn medische omstandigheden, waaronder PTSS, aanleiding moesten zijn voor een verlenging van de termijn.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op de adviezen van Argonaut mocht afgaan en dat eiser verwijtbaar niet heeft voldaan aan zijn inburgeringsplicht. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat eiser gedurende een periode van ten minste drie aaneengesloten maanden geen onderwijs heeft kunnen volgen. De door eiser overgelegde medische stukken zijn niet relevant voor de periode van de inburgeringstermijn en bieden geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de adviezen van Argonaut. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.