ECLI:NL:RBDHA:2022:138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
NL21.19338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar op de zitting op 6 januari 2022 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 28 december 2021 met onbekende bestemming is vertrokken, wat door de gemachtigde van eiser is bevestigd. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien hij kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19338
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 10 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL19339, op 6 januari 2022 op zitting behandeld te Breda. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Beoordeeld moet worden of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Bij bericht van 4 januari 2022 heeft verweerder namelijk meegedeeld dat uit zijn systeem blijkt dat eiser op 28 december 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen met de gemachtigde van eiser, die heeft verklaard niet te weten wanneer hij voor het laatst contact had met eiser en ook niet weet waar eiser verblijft. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser telefonisch aan de rechtbank bevestigd dat de strekking van de brief van verweerder juist is.
2. Hieruit moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit. [1]
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en verder openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie voor dit oordeel ook: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.