ECLI:NL:RBDHA:2022:13829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
SGR 21/4209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering en geschiktheid van functies voor arbeidsongeschikte werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die eerder als medewerker groen werkte, had zich op 24 oktober 2017 ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering op basis van zijn arbeidsongeschiktheid. Het UWV had op 11 juni 2020 de aanvraag afgewezen, omdat eiser op 22 oktober 2019 voor 0% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV voldoende gemotiveerd heeft waarom de geduide functies passend zijn voor eiser, ondanks zijn gezondheidsklachten. De rechtbank heeft het medisch onderzoek dat door het UWV is uitgevoerd als zorgvuldig beoordeeld. Eiser had beperkingen die waren vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), maar de rechtbank oordeelde dat de artsen van het UWV voldoende hebben aangetoond dat er geen objectieve gronden zijn om aan te nemen dat eiser meer beperkingen heeft dan vastgesteld.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser op 22 oktober 2019 voor 0% arbeidsongeschikt is en dat hij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en zijn verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor eiser om zijn bezwaren tegen de vastgestelde belastbaarheid specifiek en gemotiveerd aan te voeren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4209

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV.

Procesverloop

Met het besluit van 11 juni 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 12 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als medewerker groen voor gemiddeld 32,54 uur per week. Hij heeft zich op 24 oktober 2017 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk. Op 31 oktober 2017 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft op 5 december 2019 een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek gedaan.
3. Een arts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 22 oktober 2019. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 januari 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser gezien zijn beperkingen niet geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker groen, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. Met de middelste van deze drie functies kan eiser 100% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 0%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft binnen één van de SBC-codes één van de functies niet passend geacht. Dit heeft niet geleid tot een andere mate van arbeidsongeschiktheid. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt om de bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser betwist de vaststelling van het UWV dat er geen aanleiding is om zijn belastbaarheid te wijzigen en dat de geduide functies voor hem geschikt zijn. In verband met dit laatste voert eiser verder aan dat de geduide functies niet passen binnen de door de arts aangegeven beperkingen van zijn belastbaarheid. In de FML van 15 januari 2020 is namelijk een beperking openomen voor het werken in een prikkelrijke omgeving. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft deze beperking volgens eiser onterecht opgerekt naar “werken in een chaotische werkomgeving”. Hierdoor vindt eiser de functies productiemedewerker industrie, monteur printplaten, wikkelaar en medewerker tuinbouw niet geschikt. Eiser acht het bestreden besluit om die reden in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Eiser heeft verzocht om vergoeding van geleden schade.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser op 22 oktober 2019 voor 0% arbeidsongeschikt is en daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 22 oktober 2019 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 22 oktober 2019 voor 0% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8
.Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in (de bijlagen bij) het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Het medische onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De arts [1] heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken tijdens de telefonische hoorzitting en kennis genomen van de bezwaargronden. Hij stelt dat de arts een zorgvuldig eigen onderzoek heeft verricht. Gelet op deze onderzoekshandelingen ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings)artsen aspecten van de gezondheidssituatie van eiser hebben gemist.
De medische beoordeling
10. De rechtbank vindt dat de (verzekerings)artsen voldoende hebben toegelicht welke beperkingen eiser in arbeid heeft en waarom. De arts heeft toegelicht dat eiser meerdere mentale beperkingen heeft. Er is geen sprake van een situatie waardoor er geen benutbare mogelijkheden zijn. In de FML van 15 januari 2020 heeft de arts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, en werktijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 mei 2021 het standpunt van de arts bevestigd. Hij ziet op basis van de aanwezige medische gegevens geen objectieve gronden om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de motivering van de (verzekerings)artsen. Eiser heeft de FML van 15 januari 2020 in beroep ook niet (gemotiveerd) betwist, noch heeft hij (nieuwe) medische gegevens ingebracht die zijn stelling, dat zijn belastbaarheid moet worden gewijzigd, onderbouwen. Voorgaande betekent dat eiser op 22 oktober 2019 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 15 januari 2020.
De arbeidskundige beoordeling
11. De arbeidsdeskundigen hebben op grond van de FML van 15 januari 2020 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (111180) productiemedewerker industrie;
- (267051) monteur printplaten;
- (267041) assemblagemedewerker elektrotechnische producten.
Daarnaast zijn er nog twee reservefuncties geselecteerd, namelijk: (267053) wikkelaar en (111010) medewerker tuinbouw.
12. De rechtbank heeft naar aanleiding van het beroepschrift van eiser de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevraagd om nadere uitleg van de aangenomen beperking voor prikkelrijke omgevingen op FML-item 1.9.10. In zijn aanvullende rapport van 20 september 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat het hierbij gaat om auditieve en visuele prikkels. Blootstelling van eiser aan dergelijke prikkels kan tot toename van de (bestaande) overige klachten leiden. Werk in een erg prikkelrijke omgeving, zoals een chaotische werkplek met veel mensen, bijvoorbeeld een hele drukke winkel, is ongeschikt. Enige drukte (incidenteel) valt binnen de belastbaarheid, maar eiser is niet geschikt voor werk waarbij deze belasting veelvuldig, langdurig en overwegend voorkomt.
13. Gelet op de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn. Hij heeft gemotiveerd waarom in de functies van productiemedewerker industrie, monteur printplaten, wikkelaar en medewerker tuinbouw er geen overschrijding van de beperking voor een prikkelrijke omgeving is, zoals de (verzekerings)artsen van het UWV hebben bedoeld. Hij heeft (na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zie punt 7.3.3. in zijn rapport) namelijk toegelicht dat in de functies prikkels kunnen voorkomen, maar niet in overvloed. De rechtbank kan deze motivering volgen. Uit de functiebeschrijvingen van de geduide functies blijkt bovendien niet dat er werksituaties voorkomen waarbij er sprake is van veelvuldige, langdurige of overwegend voorkomende prikkels. De reactie van eiser op de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep maakt dit voor de rechtbank niet anders. De rechtbank merkt op dat eiser inderdaad een beperking heeft voor auditieve en visuele prikkels, maar uit de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt niet dat de werkomgeving geheel vrij moet zijn van prikkels.
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 22 oktober 2019 met de middelste van de drie functies, die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, 100% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als medewerker groen, zodat eiser 0% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

15. Het UWV heeft terecht geweigerd eiser per 22 oktober 2019 een WIA‑uitkering toe te kennen, omdat eiser per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.