ECLI:NL:RBDHA:2022:13835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL22.23901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 8 november 2022 met onbekende bestemming is vertrokken, wat door de staatssecretaris is bevestigd in een brief van 13 december 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, ondanks voorafgaand bericht. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23901
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. In het bestreden besluit van 22 november 2022 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat eiser met ingang van 8 november 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Dit heeft verweerder bij brief van 13 december 2022 bevestigd en daarbij een schermafdruk overgelegd van zijn systeem. Hieruit blijkt dat eiser met ingang van 8 november 2022 door het COa [1] is gemeld als zijnde met onbekende bestemming vertrokken. Op 28 november 2022 heeft gemachtigde van eiser medegedeeld dat zij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 12 december 2022 meegedeeld dat zij recentelijk geen contact meer heeft met eiser.
2. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland nu hij op 8 november 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit. [2]
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2022 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.