Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/6715 (beroep)
AWB 21/6717 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 29 november 2022 in de zaak tussen
[naam 1] , eiser/verzoeker, hierna te noemen: eiser,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. M.F. Aly).
ProcesverloopIn het besluit van 15 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid [naam 2] ’ afgewezen.
In het besluit van 9 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Verweerder heeft op 17 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 2 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Achtergrond
1. Eiser is geboren op [datum 1] 1985 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij is op 6 juni 2019 in Nigeria traditioneel getrouwd met [naam 3] . Zij is geboren op [datum 2] 1994, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland.
2. Eiser is op 3 februari 2020 naar Nederland gekomen met een geldig visum en is een gezamenlijke huishouding met [naam 3] gaan voeren. Op 14 november 2020 is uit deze relatie een dochter geboren: [naam 4] . Zij heeft de Nederlandse nationaliteit.
3. Op 9 november 2020 heeft eiser de onderhavige aanvraag ingediend om op grond van familieleven bij [naam 5] te verblijven.
4. Hangende bezwaar is de relatie tussen eiser en zijn echtgenote verbroken. Daarom heeft [naam 5] zich per brief van 10 augustus 2021 teruggetrokken als referent. Eiser doet een beroep op zijn familieleven en afhankelijkheidsrelatie met zijn dochter en stelt dat hij op grond van artikel 8 EVRM [1] en het arrest Chavez-Vilchez [2] rechtmatig verblijf heeft. Eiser heeft ter onderbouwing daarvan stukken overgelegd, namelijk een kopie van het uittreksel van de Nederlandse geboorteakte van eisers dochter, twee verklaringen van [naam 5] , een salarisspecificatie, een verklaring van een GGD-medewerker, een verklaring van eisers huidige huisgenoot en verschillende foto’s van eiser met zijn dochter.
Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat hij geen geldige machtiging tot verblijf (mvv) heeft. Volgens verweerder is geen sprake van schending van artikel 8 van het EVRM of het arrest Chavez-Vilchez. Ook is er geen sprake van onredelijke hardheid.
Oordeel
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser had moeten horen over de omstandigheden met betrekking tot het familieleven van eiser met zijn dochter voordat een besluit genomen kon worden. Hoe de rechtbank tot deze conclusie is gekomen wordt hieronder uitgelegd.
Beoordelingskader hoorplicht
7. In de recente uitspraak van 6 juli 2022 [3] heeft de Afdeling [4] uiteengezet hoe de rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft afgezien van het horen in bezwaar. De Afdeling benadrukt daarin dat zaken waarin artikel 8 van het EVRM een rol speelt bij uitstek geschikt zijn voor een hoorzitting in bezwaar. In deze zaken is sprake van beslissingsruimte en is de beslissing sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij een individuele belangenafweging moet worden gemaakt. Bijvoorbeeld als een vreemdeling nog niet alle relevante stukken over heeft gelegd of er onduidelijkheid over de relevante feiten bestaat. Ook als het feitencomplex volgens de staatssecretaris wel compleet is, kan hij niet altijd van horen afzien. Ook dan kan een gehoor het draagvlak voor het besluit namelijk vergroten en een vreemdeling in staat stellen zijn visie op de zaak te geven. Bij twijfel moet een vreemdeling worden gehoord. De rechter toetst of verweerder voldoende aandacht heeft gehad voor de omstandigheden van het geval en kan verweerder opdragen een vreemdeling alsnog te horen. Gelet op de wezenlijke verschillen tussen de bezwaar- en beroepsfase, betekent het enkele feit dat een vreemdeling in beroep alsnog een toelichting heeft kunnen geven niet automatisch dat hij niet in zijn belangen is geschaad.
Heeft verweerder dit beoordelingskader goed toegepast?
8. Verweerder heeft in dit geval afgezien van het horen omdat eiser niet heeft onderbouwd op welke wijze hij feitelijk invulling geeft aan zijn familieleven met zijn dochter dan wel dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken verricht en dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie met zijn dochter. Verweerder meent dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het contact tussen hem en zijn dochter verliep na de scheiding. De informatie die eiser ter onderbouwing van zijn verblijfsaanspraken heeft overgelegd, dateert met name van voor de scheiding van de moeder van zijn kind. Nu eiser niet de essentiële informatie heeft verschaft die nodig is in het kader van de beoordeling van eisers verblijfsaanspraken en de feitelijke invulling van eisers familieleven, is verweerder van mening dat eiser niet hoefde te worden gehoord.
8.1
De rechtbank volgt dit standpunt niet. In bezwaar is door de ex-partner en eiser zelf gemeld dat de relatie is verbroken. Eiser heeft vervolgens in bezwaar gewezen op zijn familieleven en relatie met zijn dochter en daarbij verschillende elementen concreet naar voren gebracht die relevant zijn in het kader van de belangenafweging van artikel 8 van het EVRM en die door verweerder onvoldoende zijn betrokken.
8.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat niet is onderbouwd dat invulling wordt gegeven aan het familieleven met de dochter. Eiser heeft echter in bezwaar gewezen op de lopende procedure over de omgangsregeling en op 29 september 2021 en 4 oktober 202 uitdrukkelijk verzocht om aanhouding van de zaak totdat hierover een beslissing zou zijn genomen. Uit de telefoonnotitie van 4 november 2021 blijkt dat de ex-partner aan verweerder heeft meegedeeld dat de rechtszaak over de omgangsregeling de week erop gepland stond. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder gezien deze omstandigheden eiser daarover in ieder geval dienen te horen, omdat de feiten nog niet duidelijk waren op het moment van het bestreden besluit. Dat klemt temeer nu uit het proces-verbaal van de zitting daarover van 12 november 2021 (dus slechts 3 dagen na het nemen van het bestreden besluit) blijkt dat er in afwachting van de bodemprocedure een omgangsregeling is afgesproken, waarbij eiser tweemaal per week omgang heeft met zijn dochter.
8.3
Verder heeft verweerder tegengeworpen dat eiser 60 kilometer bij zijn dochter vandaan woont. Eiser heeft aangegeven dat hij zichzelf heeft geprobeerd in te schrijven in verschillende gemeentes dichterbij (gemeente Nieuwegein, gemeente Utrecht en gemeente Haarlemmermeer), maar dat deze gemeentes hem geweigerd hebben waardoor hij noodgedwongen zichzelf bij de gemeente Amsterdam moest inschrijven. Voor zover dit vragen bij verweerder opriep over de feitelijke omgang van eiser met zijn dochter, dan had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder gelegen om hier in een hoorzitting naar te vragen.
8.4
Tot slot heeft eiser diverse foto’s, verklaringen en kopieën van winkelbonnetjes, verzendbewijzen van pakketten en overboekingen van gelden naar de moeder van eisers dochter overgelegd. Eiser stelt dat daaruit blijkt dat hij invulling geeft aan zijn familieleven met zijn dochter en haar ook ondersteunt en dat de enkele omstandigheid dat eisers relatie verbroken is, daar niet aan af doet. Ook op dit punt had verweerder in een hoorzitting meer duidelijkheid kunnen krijgen en de visie van eiser daarover.
8.5
De conclusie is dat verweerder in het licht van al deze omstandigheden en het door de Afdeling geschetste kader niet af heeft kunnen zien van het horen van eiser. Een hoorzitting had in dit geval meer duidelijkheid kunnen geven over de invulling van het familie- en gezinsleven dat eiser met zijn Nederlandse dochter in Nederland voert. Deze omstandigheid is zowel relevant bij beantwoording van de vraag welke concrete omvang het beschermenswaardig familie- en gezinsleven van eiser heeft, als in het kader van de te verrichten belangenafweging en het vinden van een fair balance. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet uitgesloten dat deze omstandigheden in het voordeel van eiser kunnen meewegen in de belangenafweging. Het feit dat is gebleken dat eiser inmiddels ook een nieuwe procedure is gestart over zijn verblijfsaanspraken op grond van het arrest Chavez-Vilchez doet daar niet aan af.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder nader onderzoek moet doen en daarna een nieuwe afweging moet maken. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
Verzoek om een voorlopige voorziening
10. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
11. Omdat de rechtbank beslist over het beroep van eiser, is het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Proceskosten
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 2.277,-
13. Verder wordt bepaald dat verweerder aan eiser de door hem betaalde griffierechten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll: