ECLI:NL:RBDHA:2022:13865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ZW-uitkering na beëindiging door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die van 1 mei 2019 tot 30 april 2020 als producer werkzaam was, werd per 3 december 2020 door het UWV geen recht meer op een ZW-uitkering toegekend. Dit besluit volgde op een eerstejaars ZW-beoordeling en een rapportage van de verzekeringsarts, die concludeerde dat eiseres meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 19 april 2021.

Tijdens de zitting op 13 september 2022 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betoogde dat zij nog steeds recht had op een ZW-uitkering en verwees naar een rapport van medisch adviseur J.A. Krol, waarin aanvullende beperkingen werden voorgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze beperkingen in een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen, maar de arbeidsdeskundige concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren binnen de gestelde urenbeperkingen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht hoe hij tot de urenbeperkingen is gekomen en dat de functies die aan eiseres zijn aangeboden, binnen deze beperkingen passen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres per 3 december 2020 geen recht meer had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3826

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.S. Träger)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: mw. C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder beslist dat eiseres per
3 december 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 19 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en rapportages van 1 november 2021 en 10 januari 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en rapportages van 9 november 2021 en 21 juni 2022 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken aan [A] (ex-werkgever) die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiseres daarom slechts in algemene zin benoemen.
2. Eiseres is van 1 mei 2019 tot 30 april 2020 werkzaam geweest in de functie van producer bij [A] voor 32 uur per week. Eiseres is vanaf 24 september 2019 bij verweerder ziekgemeld.
3. Bij besluit van 18 mei 2020 is aan eiseres per 1 mei 2020 een ZW-uitkering toegekend.
4. Op 18 augustus 2020 heeft een eerstejaars ZW-beoordeling plaatsgevonden, neergelegd in een rapportage van 23 augustus 2020. De primaire verzekeringsarts heeft in deze rapportage geconcludeerd dat eiseres vermindere benutbare mogelijkheden voor het verrichten van arbeid heeft en de benutbare mogelijkheden opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 augustus 2020.
5. De primaire arbeidsdeskundige concludeert in een rapportage van 2 november 2020 dat de verdiencapaciteit van eiseres meer dan 65 % van het maatmaninkomen bedraagt. Verweerder heeft daarom bij het primaire besluit de ZW-uitkering beëindigd per 3 december 2020.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd onder verwijzing naar een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
12 april 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om de FML te wijzigen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet blijkens de rapportage van 16 april 2021 geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige.
7. Eiseres betoogt dat zij nog steeds recht heeft op een ZW-uitkering. Onder verwijzing naar een rapport van medisch adviseur J.A. Krol (Krol) stelt zij dat aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren ten aanzien van emotieregulatie, omgaan met conflicten, een voorspelbare werksituatie en het beperken van veelvuldige storingen, onderbrekingen, deadlines, productiepieken en wisselende diensten.
8. Naar aanleiding van de beroepsgronden van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de – door Krol voorgestelde – aanvullende beperkingen opgenomen in de FML van 1 november 2021. Daarnaast is blijkens de rapportage van 1 november 2021 een urenbeperking van maximaal 6-8 uur per dag en 32 uur per week aangenomen omdat eiseres drie keer per week naar een therapeut gaat voor behandeling en daarom 8 uur per week niet beschikbaar is voor arbeid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de gewijzigde FML in zijn rapportage van 9 november 2021 de volgende functies geselecteerd: samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130), textielproductenmaker (SBC-code 111160) en monteur printplaten (SBC-code 267051). Hij stelt het arbeidsongeschiktheidspercentage vast op 34,08 %.
9. In reactie op de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
9 november 2021 stelt eiseres dat de functies niet geschikt zijn omdat niet aan de urenbeperking wordt voldaan.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht in de rapportage van 10 januari 2022 de urenbeperking nader toe.
11. In reactie op de rapporage van 10 januari 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt eiseres, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van Krol van 8 maart 2022 dat, gelet op de beperking van 6-8 uur per dag, van een 8-urige werkdag geen sprake kan zijn. Ook wordt niet aan de urenbeperking van 32 uur per week voldaan, omdat drie dagen 6 uur werken en twee dagen 8 uur werken – zoals beschreven door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 10 januari 2022 – in totaal 34 uur per week werken bedraagt.
12. De rechtbank overweegt als volgt.
12.1
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht hoe hij tot een urenbeperking van 6-8 uur per dag en 32 uur per week is gekomen. In de rapportages van 1 november 2021 en 10 januari 2022 heeft hij toegelicht dat eiseres acht uur per week niet beschikbaar is voor werk vanwege behandeling en recuperatie en dat hij een flexibele urenbeperking ten aanzien van het aantal uren per dag werken heeft opgenomen (6-8 uur) omdat eiseres de behandeling op verschillende dagen krijgt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert vervolgens in de rapportage van 21 juni 2022 dat de geselecteerde functies (ook) ten aanzien van de urenbeperking passend zijn. In de functie ‘monteur printplaten’ wordt 32 uur per week gewerkt, waarin eiseres drie dagen 6 uur kan werken en twee dagen 7 uur. De functie ‘samensteller kunststof en rubberproducten’ wordt 25 uur per week uitgeoefend en de functie ‘textielproductenmaker’ 30,60 uur per week, zodat ook deze functies binnen de gestelde urenbeperking van 32 uur passen.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres per
3 december 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.