4.1.Op grond van paragraaf B9/11 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) verleent de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder k, van het Vb als er sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard waardoor de vreemdeling blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen. De IND neemt aan dat bijzondere individuele omstandigheden in ieder geval gelegen kunnen zijn in aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie. De IND verleent de verblijfsvergunning als de vreemdeling aantoont dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie.
De IND beschouwt op grond van paragraaf B9/20.2. van de Vc als bewijsmiddel van huiselijk geweld:
- recente bescheiden van de politie, zoals een aangifte of een melding huiselijk geweld; of
- een recente verklaring van de politie of het Openbaar Ministerie (OM) dat het OM ambts-halve vervolging tegen de dader heeft ingesteld.
Bij deze bewijsmiddelen dient ook recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron te worden overgelegd, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.
De IND beoordeelt op basis van de inhoud van alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen de aannemelijkheid van het gestelde huiselijk geweld.
Daarnaast beschouwt de IND ook als bewijsmiddel van huiselijk geweld:
- de beschikking waaruit blijkt dat het huwelijk door de Nederlandse rechter nietig is verklaard omdat het huwelijk onder dwang is gesloten zoals bedoeld in artikel 1:71 lid 1 BW.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat met het overleggen van een algemene brochure over seksueel geweld van de politie niet de specifieke situatie van eiser wordt onderbouwd. Dit stuk kan dus niet worden aangemerkt als objectief bewijsstuk dat aannemelijk maakt dat eiser bij de politie een melding heeft gedaan over het specifiek hem aangedane seksuele geweld. Eiser heeft verder een kopie overgelegd van een afsprakenkaart waaruit blijkt dat er een gesprek heeft plaatsgevonden bij de politie. Er zijn op dit document onder het kopje ‘Persoonlijke gegevens’ twee namen opgeschreven van (naar de rechtbank aanneemt) medewerkers van de politie, een plaatsnaam, een telefoon- en zaaknummer en een datum. Uit dit stuk volgt niet wat de inhoud van dit gesprek is geweest. Verweerder heeft mogen stellen dat dit stuk zonder enige concretisering over wat besproken zou zijn geweest tijdens dit gesprek onvoldoende is om als bewijs aan te dienen voor een aangifte of een melding huiselijk geweld.
Ter zitting heeft eiser gesteld meerdere meldingen te hebben gedaan bij de politie en dat hij pogingen heeft gedaan om deze meldingen op te vragen. Eiser stelde dat de politie deze meldingen niet wilde verstrekken. De rechtbank heeft eiser per brief van 19 oktober 2022, waarbij het onderzoek is heropend, in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over te leggen, meer specifiek gegevens van de gestelde meldingen bij de politie. Hierop volgend heeft eiser tweemaal stukken van de politie overgelegd (gedateerd 25 oktober 2022 en 16 november 2022) waaruit blijkt dat zijn gemachtigde bij de politie heeft verzocht om gegevens. De brief van 25 oktober 2022 heeft betrekking op het verlenen van herstelverzuim ten aanzien van het overleggen van een identiteitsbewijs en een machtiging van eiser. Uit de brief van 16 november 2022 blijkt dat eiser een intakegesprek heeft gevoerd op 15 maart 2022 met de afdeling zeden van de politie waarvan hij al eerder de afsprakenkaart van had overgelegd. Uit deze brief blijkt dat een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt, dat niet is opgenomen in een strafrechtelijk dossier. Verder blijkt uit de brief dat er geen proces-verbaal van aangifte is opgemaakt en dat er geen opsporingsonderzoek heeft plaats- gevonden. Niet is dus gebleken dat eiser aangifte bij de politie heeft gedaan en/of dat er vervolging is ingesteld door het OM. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de wel door hem overlegde stukken niet aannemelijk maakt dat hij zich bij de politie heeft gemeld als slachtoffer van seksueel geweld door referente. Ook uit de genoemde brief van 16 november 2022 kan de rechtbank niet opmaken wat er besproken is in het intakegesprek. Nu essentiële politiegegevens in dit geval ontbreken wordt niet voldaan aan bewijsmiddelennorm van de verblijfsvergunning.