ECLI:NL:RBDHA:2022:13919
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijzondere bijstand voor opstartkosten cannabis kweken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die bijzondere bijstand aanvroeg voor de opstartkosten van het kweken van cannabis, had eerder op 2 juni 2022 een aanvraag ingediend. De aanvraag betrof een vergoeding van € 189,59 voor voeding en aarde, € 120,- voor zaden, en € 1.270,- voor lampen, alsook een vergoeding van 14 gram cannabis per week tot de nieuwe planten klaar zijn. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder in deze zaak, heeft op 25 november 2022 de aanvraag afgewezen, maar wel een maandelijkse vergoeding van € 819,- toegekend voor de aanschaf van medicinale cannabis van 28 november 2022 tot en met 5 juni 2023.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 december 2022 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Tevens is beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang, zoals vereist in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoeker stelde dat zijn gezondheid in gevaar komt als hij niet zelf cannabis kan kweken, omdat de kwaliteit van de cannabis uit de coffeeshop onvoldoende zou zijn.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is. De toegekende vergoeding van € 819,- per maand voor de aanschaf van cannabis biedt voldoende mogelijkheid voor verzoeker om tijdens de bezwaarprocedure cannabis aan te schaffen. Verzoeker heeft niet aangetoond dat zijn gezondheidssituatie zodanig is dat hij de bezwaarprocedure niet kan afwachten. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, in aanwezigheid van griffier W.M. Colpa, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2022.