ECLI:NL:RBDHA:2022:1394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
NL21.18734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Marokkaanse minderjarige met problemen in de gezinssituatie en de beoordeling van adequate opvang in het land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiser van Marokkaanse afkomst. De eiser had op 26 januari 2021 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 november 2021 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser niet verscheen, maar zijn gemachtigde wel aanwezig was. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij problemen had met zijn stiefvader en dat er geen adequate opvang in Marokko zou zijn, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er adequate opvang voor de eiser in Marokko aanwezig is, met name bij zijn moeder, met wie hij nog contact heeft. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18734

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

ProcesverloopBij besluit van 26 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.18735, op 3 februari 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Op 26 januari 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat er in Marokko geen werk te vinden is en dat er geen onderwijsmogelijkheden zijn. Hij ziet voor zichzelf geen toekomst in Marokko.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder als enig relevant element: de identiteit, nationaliteit en herkomst. Dit element is geloofwaardig geacht. Verweerder heeft overwogen dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor hem persoonlijk anders is. Verweerder heeft verder het door eiser naar voren gebrachte asielrelaas aangemerkt als sociaaleconomische motieven die geen raakvlak hebben met het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Uit de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor blijkt geenszins dat zijn stiefvader hem niet (in huis) accepteert of dat er (regelmatig) sprake was van fysiek geweld. Tot slot heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd, omdat er in het land van herkomst adequate opvang voor hem aanwezig is. Terugkeer naar het land van herkomst is in het belang van het kind.
3. Eiser voert aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de zienswijze niet tot een ander standpunt kan leiden. Het had op de weg van de hoorambtenaar gelegen om door te vragen naar de aanleiding van eisers verklaring dat hij regelmatig ruzie had met zijn stiefvader. Er is geen sprake van een compleet andere lezing in de correcties en aanvullingen op het rapport nader gehoor van eiser op dit punt. Het had verder op de weg van de hoorambtenaar gelegen om door te vragen over de reden waarom hij in de haven overnachtte en eiser de vraag te stellen waarom hij niet thuis kon of wilde overnachten. Eiser voert daarnaast aan dat verweerder op onjuiste dan wel niet overtuigende gronden tot de conclusie komt dat er sprake is van adequate opvang in het land van herkomst. Verweerder gebruikt op dit punt de drogredenering dat eiser in zijn correcties en aanvullingen een geheel andere draai aan zijn asielrelaas zou hebben gegeven. Hetzelfde geldt voor de overwegingen in het bestreden besluit over de mogelijkheid voor eiser om zijn scholing in Marokko voort te zetten. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat het (sporadisch) contact met zijn moeder niet betekent dat daaruit geconcludeerd kan worden dat zijn moeder hem beschermt tegen de mishandelingen door zijn stiefvader of dat de mishandeling door zijn stiefvader niet geloofwaardig is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Problemen met stiefvader
4. Verweerder heeft niet hoeven volgen dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat zijn stiefvader hem niet wenste te accepteren, dat hij niet goed voor hem was en dat er zelfs regelmatig sprake was van fysiek geweld, waartegen zijn moeder hem niet kon beschermen. In dit verband heeft verweerder kunnen overwegen dat de correcties en aanvullingen op het rapport nader gehoor zodanig afwijken van eisers verklaringen tijdens dit gehoor, dat hiermee een compleet andere lezing van de gebeurtenissen wordt gegeven. Voor substantiële afwijkingen van het in het verslag van nader gehoor weergegeven relaas, moet een deugdelijke verklaring worden gegeven en dat heeft eiser nagelaten. Eiser is voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn redenen voor vertrek uit Marokko kenbaar te maken, om aan te geven of er nog andere redenen voor zijn vertrek zijn geweest en om inzicht te geven in wat hij bij een eventuele terugkeer naar Marokko vreest. Verweerder wijst er terecht op dat eisers verklaringen over zijn redenen voor vertrek uit Marokko en zijn eventuele vrees bij terugkeer niet gaan over zijn stiefvader. [1] Hij heeft enkel verklaard dat hij regelmatig ruzie heeft met zijn stiefvader en dat zij elkaar niet mogen. [2] Verweerder heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat hieruit geenszins blijkt dat zijn stiefvader hem niet (in huis) accepteert of dat er sprake is van (regelmatig) fysiek geweld. In dit verband heeft verweerder ook terecht gewezen op het feit dat eiser op de vraag ‘ben je zelf wel eens mishandeld, door wie dan ook?’, ‘nee’ heeft geantwoord. [3]
5. Ten aanzien van het overnachten in de haven heeft verweerder terecht overwogen dat eisers stelling dat hij als gevolg van de slechte relatie met zijn stiefvader in de haven moest overnachten tegenstrijdig is met wat hij hierover in het nader gehoor heeft verklaard. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij in de haven bleef slapen omdat hij boottransporten in de gaten hield, zodat hij naar Europa kon vluchten. [4] Dat dit de reden is geweest voor het slapen in de haven bevestigt eiser tweemaal. [5] Eiser vult enkel aan dat hij ook wel eens in de haven werkte. [6] Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dan ook dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om te verklaren over de reden waarom hij in de haven bleef slapen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat de correcties en aanvullingen alsmede de zienswijze een heel andere draai aan de verklaringen van eiser geven. Ook heeft verweerder kunnen concluderen dat deze aanvullingen niet gevolgd worden en bevreemding wekken.
Adequate opvang en belang van het kind
6. In het arrest TQ van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 14 januari 2021 [7] is overwogen dat wanneer een lidstaat voornemens is een terugkeerbesluit uit te vaardigen aan een niet-begeleide minderjarige (minderjarige), in alle fases rekening moet worden gehouden met de belangen van de minderjarige. [8] Wanneer een lidstaat een terugkeerbesluit uitvaardigt aan een minderjarige dient de lidstaat zich ervan te vergewissen dat er voor de betrokken minderjarige adequate opvang is in het land van terugkeer. [9]
7. Uit eisers verklaringen tijdens het nader gehoor volgt dat zijn moeder in Marokko woont en dat hij nog steeds contact heeft met zijn moeder. Eiser heeft immers verklaard dat hij via Facebook soms contact heeft met zijn moeder. [10] Gelet op eisers verklaringen heeft verweerder kunnen overwegen dat het niet hebben van telefonisch contact niet komt omdat zij dat niet willen, maar omdat dit nog niet kan omdat eisers moeder nog geen nieuw nummer heeft. [11] Nu verweerder eiser niet heeft hoeven volgen in zijn stelling dat hij door zijn stiefvader werd mishandeld, heeft verweerder evenmin hoeven volgen dat zijn moeder hem hiertegen niet kon of wilde beschermen of dat zij hem in de steek heeft gelaten. Verweerder mag ervan uitgaan dat er voor eiser in Marokko sprake is van adequate opvang bij zijn moeder. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat opvang door zijn moeder niet mogelijk is.
8. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat het in het belang van eiser is om zo snel mogelijk terug te keren naar het land waar hij is opgegroeid en naar school is geweest. In dit verband heeft verweerder kunnen overwegen dat de stelling van eiser dat hij dakloos is geworden door problemen in zijn gezinssituatie niet wordt gevolgd, omdat zijn verklaringen hierover tegenstrijdig zijn en afbreuk doen aan de algehele geloofwaardigheid. Verweerder heeft verder aan eiser kunnen tegenwerpen dat uit zijn verklaringen niet is gebleken dat het voor hem überhaupt niet meer mogelijk zou zijn om weer terug te keren naar school. Eiser heeft dit ook niet aannemelijk gemaakt.
Conclusie
9. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Pagina 5, 6 en 8 van het verslag nader gehoor.
2.Pagina 10 van het verslag nader gehoor.
3.Pagina 7 van het verslag nader gehoor.
4.Pagina 9 van het verslag nader gehoor.
5.Pagina 9 en 11 van het verslag nader gehoor.
6.Pagina 11 van het verslag nader gehoor.
7.Met ECLI-nummer: ECLI:EU:C:2021:9.
8.Rechtsoverweging 44.
9.Rechtsoverweging 55 en 60.
10.Pagina 10 van het verslag nader gehoor.
11.Pagina 11 van het verslag nader gehoor.