ECLI:NL:RBDHA:2022:14034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van het dagloon voor Wazo-uitkering na wijziging van dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een B.V., tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres betwistte de hoogte van het dagloon dat was vastgesteld voor de Wazo-uitkering van haar werkneemster, die per 1 januari 2021 haar dienstbetrekking had gewijzigd van 8 uur naar 24 uur per week. De rechtbank oordeelde dat verweerder de hoogte van het dagloon onjuist had vastgesteld, omdat het recht op de Wazo-uitkering was ontstaan vanuit de gewijzigde dienstbetrekking. De rechtbank stelde vast dat de referteperiode voor de berekening van het dagloon niet correct was toegepast door verweerder, die de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 april 2021 als uitgangspunt nam. De rechtbank oordeelde dat de berekening van het dagloon had moeten plaatsvinden op basis van de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 april 2021. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht diende te vergoeden.