Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Het verloop van de procedure
Overwegingen
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot toekenning van immateriële schadevergoeding af.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete van € 259,00, opgelegd aan de betrokkene voor het negeren van een rood verkeerslicht op 2 mei 2020. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. J. Houweling, heeft het beroep ingesteld na een eerdere ongegrondverklaring door de officier van justitie. Tijdens de zitting op 14 december 2022 heeft de gemachtigde aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden en dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat zou moeten leiden tot matiging van de boete en toekenning van immateriële schadevergoeding.
De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende specifiek beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de gedraging met voldoende zekerheid vaststaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, maar heeft geen aanleiding gezien om de verkeersboete te matigen. De verwijzing naar eerdere jurisprudentie werd niet als relevant beschouwd, aangezien de omstandigheden in die zaken anders waren. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt dat de kantonrechter niet gebonden is aan voorstellen van de vertegenwoordiger van de officier van justitie en dat de overschrijding van de redelijke termijn niet automatisch leidt tot matiging van de boete. De beslissing kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.