ECLI:NL:RBDHA:2022:14075
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoeker op 8 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Op 12 december 2022 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft vervolgens verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op €379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag.