Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[gedaagde 1] v.o.f. te [plaats] ,
[gedaagde 2]te [plaats] ,
[gedaagde 3]te [plaats] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, werkzaam geweest bij een vennootschap onder firma (v.o.f.), een kort geding aangespannen tegen haar voormalige werkgever en twee andere gedaagden. De eiseres vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gedaagden was gelegd op haar vorderingen. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere procedure waarin de v.o.f. een schadevergoeding van de eiseres had gevorderd, welke vordering door de kantonrechter was afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De eiseres stelde dat de vordering waarvoor het beslag was gelegd summierlijk ondeugdelijk was, aangezien de v.o.f. haar vordering niet had kunnen onderbouwen. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de eiseres zich had verrijkt door het invoeren van onterecht hoge kortingen in het kassasysteem van de winkel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims en dat de belangenafweging in het voordeel van de eiseres uitviel. De voorzieningenrechter heeft het conservatoire beslag opgeheven en de gedaagden veroordeeld in de kosten van het geding.