ECLI:NL:RBDHA:2022:14113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
C/09/633539 / KG ZA 22-723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van een woning in het kader van de verdeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap na overlijden van beide echtgenoten

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht en verbintenissenrecht, gaat het om een kort geding tussen erfgenamen van een tegelijk overleden echtpaar. De rechtbank Den Haag heeft op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Beide echtgenoten zijn overleden, en de erfgenamen zijn in een conflict verwikkeld over de verkoop van de gezamenlijke woning. De eisende partijen, erfgenamen van de vrouw, vorderen machtiging om de woning te verkopen, terwijl de gedaagde partijen, erfgenamen van de man, zich verzetten tegen een eenzijdige verkoop. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie, waarbij de woning al geruime tijd leegstaat en risico's met zich meebrengt. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eisende partijen toe, met de voorwaarde dat de opbrengst van de verkoop eerst wordt aangewend voor de aflossing van hypothecaire verplichtingen en kosten. De rechtbank benadrukt het belang van een gezamenlijke aanpak in het verkooptraject en dat de notaris op de hoogte gehouden moet worden van de ontwikkelingen. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/633539 / KG ZA 22-723
Vonnis in kort geding van 16 november 2022
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] te [plaats 1] ,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats 2] ,
3.
[eisende partij sub 3]te [plaats 3] , voor zich en in tevens haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van haar overleden moeder [A] ;
4.
[eisende partij sub 4]te [plaats 2] , voor zich en tevens in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van zijn overleden moeder [A]
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.A.M.G. Wellen te Den Haag,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] te [plaats 4]

2.
[gedaagde sub 2]te [plaats 4] ,
erfgenamen van wijlen de heer [B] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.D. Winter te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eisende partij sub 1 c.s.] ’ en ‘ [gedaagde sub 1 c.s.] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van eis in reconventie, met producties.
1.2.
Op 23 augustus 2022 is een mondelinge behandeling gehouden, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken gemaakt die zouden moeten leiden tot beëindiging van het geschil. Deze afspraken zijn neergelegd in een ter zitting opgemaakt en door partijen ondertekend proces-verbaal. De zaak is vervolgens pro forma aangehouden tot 29 oktober 2022.
1.3.
Bij brief van 7 september 2022 hebben [eisende partij sub 1 c.s.] zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde sub 1 c.s.] niet van plan zijn in de minne medewerking te verlenen aan de in het proces-verbaal neergelegde afspraken. Zij hebben toegelicht waarom de nakoming van de afspraken volgens hun niet goed is verlopen en hebben verzocht vonnis te wijzen. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben bij brief, met bijlagen, van 16 september 2022 op de brief van [eisende partij sub 1 c.s.] gereageerd en de inhoud daarvan betwist.
1.4.
Naar aanleiding van voornoemde brieven van partijen heeft de voorzieningenrechter voorzetting van de mondelinge behandeling bepaald. Vervolgens is nog een brief met bijlagen van 26 oktober 2022 van [eisende partij sub 1 c.s.] binnengekomen.
1.5.
Op 2 november 2022 heeft de voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] zijn erfgenamen van hun moeder, mevrouw [A] (hierna: de vrouw). De vrouw is overleden op [dag overlijden] 2022.
2.2.
[gedaagde sub 1 c.s.] zijn erfgenamen van hun vader, de heer [B] (hierna: de man). Ook de man is overleden op [dag overlijden] 2022.
2.3.
De vrouw en de man waren ten tijde van hun overlijden met elkaar gehuwd, in gemeenschap van goederen.
2.4.
De vrouw en de man waren ten tijde van hun overlijden gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). De man heeft deze woning voor het huwelijk met de vrouw gekocht. Door het huwelijk is deze woning gemeenschappelijk eigendom geworden. De woning is belast met een recht van hypotheek in verband met een hypothecaire geldlening. Sinds het overlijden van de man en de vrouw wordt de woning niet bewoond.
2.5.
In het testament van de vrouw zijn eisers sub 3 en 4 aangewezen als executeur. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben de nalatenschap van de vrouw beneficiair aanvaard. Eisers sub 1 tot en met 3 hebben volmacht gegeven aan eiser sub 4 om hen te vertegenwoordigen ter zake van het beheer als bedoeld in artikel 3:170 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de nalatenschap en ter zake van de vereffening van de nalatenschap.
2.6.
In het testament van de man zijn [gedaagde sub 1 c.s.] gezamenlijk tot executeurs benoemd. [gedaagde sub 1 c.s.] hebben de nalatenschap van de man ook beneficiair aanvaard. Zij hebben ieder der notarissen van het notariskantoor [Notariskantoor] te [plaats 2] , dan wel diens waarnemer, volmacht gegeven om hen te vertegenwoordigen ter zake van het beheer als bedoeld in artikel 3:170 lid 2 BW over de nalatenschap en ter zake van de vereffening van de nalatenschap.
2.7.
In een brief van 4 juli 2022 van een medewerker van de Privacydesk van de Politie, Eenheid Den Haag aan de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] staat dat de politie op [dag overlijden] 2022 een melding heeft ontvangen van de buurman van de man en de vrouw dat hij een afscheidsbrief van de man had ontvangen en dat in die brief stond dat de man een ernstige daad heeft gepleegd. De politie is vervolgens naar de woning van de vrouw en de man gegaan en heeft in de tuin het levenloze lichaam van de man aangetroffen en op de bovenverdieping het levenloze lichaam van de vrouw.
2.8.
[eisende partij sub 1 c.s.] stellen zich op het standpunt dat de man de vrouw om het leven heeft gebracht. Zij vorderen vergoeding van de uitvaartkosten en van affectieschade op grond van artikel 6:108 lid 2 en 3 BW. [eisende partij sub 1 c.s.] stellen zich op het standpunt dat de woning moet worden verkocht en dat deze vorderingen moeten worden verrekend met het aandeel van [gedaagde sub 1 c.s.] in de opbrengst van de woning. [gedaagde sub 1 c.s.] betwisten dat vaststaat dat de man de vrouw om het leven heeft gebracht en dat er een vordering wegens affectieschade is.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] vorderen vorderen – zakelijk weergegeven:
I. een beheersregeling te treffen in de zin van artikel 3:168 lid 2 BW en te bepalen dat in afwachting van verdeling van de woning en de inboedel van deze woning het genot, het gebruik en het beheer van deze woning toekomt een [eisende partij sub 1 c.s.] ;
II. [eisende partij sub 1 c.s.] te machtigen de woning te gelde te maken door deze te verkopen en te leveren en daarbij te bepalen dat [gedaagde sub 1 c.s.] hun medewerking moeten verlenen aan het opstellen en verlijden van de akte van levering van de woning aan de koper(s) en aan het geven van opdracht aan de notaris de opbrengst eerst aan te wenden ten behoeve van aflossing van de hypothecaire lening en de kosten van de verkopende makelaar;
III. te bepalen dat als [gedaagde sub 1 c.s.] c.s. in gebreken blijven bij de sub II gevorderde medewerking dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 in de plaats treedt van de vereiste medewerking van [gedaagde sub 1 c.s.] ;
alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [gedaagde sub 1 c.s.] in de kosten van dit geding.
3.2.
Daartoe voeren [eisende partij sub 1 c.s.] – samengevat – het volgende aan. [eisende partij sub 1 c.s.] en [gedaagde sub 1 c.s.] zijn door het overlijden van hun ouders mede-eigenaar van de woning geworden en [eisende partij sub 1 c.s.] willen dat die gemeenschap zo snel mogelijk wordt verdeeld, in die zin dat de woning wordt verkocht en de opbrengst wordt verdeeld. Wat de inboedel betreft, die ook gemeenschappelijk eigendom is, ligt het voor de hand dat deze in onderling overleg wordt verdeeld dan wel afgevoerd. Daarnaast is van belang dat de gemeenschappelijk administratie van de man en de vrouw voor beide partijen beschikbaar wordt, onder andere met het oog op de aangifte erfbelasting. Partijen zijn er niet in geslaagd hier in onderling overleg afspraken over te maken. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben daarom spoedeisend belang bij het treffen van de gevorderde voorzieningen. De woning dreigt steeds verder te vervuilen en de voordeur is door de politie afgetimmerd. Door dit laatste is duidelijk dat de woning onbewoond is. Dat kan inbraak of kraken uitlokken, waardoor schade aan de woning en de inboedel kunnen ontstaan. Door de leegstand, verontreiniging en beschadiging kan de waarde van de woning dalen. Bovendien lopen de aan de woning verbonden lasten door, zonder dat iemand genot van de woning heeft en komen deze lasten voor tenminste 50% voor rekening van [eisende partij sub 1 c.s.]
3.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
In reconventie
3.4.
[gedaagde sub 1 c.s.] vorderen, zakelijk weergegeven:
primair, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
:
schorsing van de bevoegdheid van [eisende partij sub 1 c.s.] om de woning (eenzijdig) te verkopen totdat in een bodemprocedure tussen partijen in het kader van een procedure tot scheiding en deling van de nalatenschappen van de man en de vrouw hierover zal zijn beslist;
[eisende partij sub 1 c.s.] te verbieden gebruik te maken van hun bevoegdheid als executeurs, meer in het bijzonder met betrekking tot de woning totdat in een bodemprocedure tussen partijen in het kader van een procedure tot scheiding en deling van de nalatenschappen van de man en de vrouw hierover zal zijn beslist;
subsidiair:
3. indien en voorzover de voorzieningenrechter de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] in conventie (deels) toewijst aan die veroordeling de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te onthouden.
met veroordeling van [eisende partij sub 1 c.s.] in de kosten van de procedure in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
Bij brief van 16 september 2022 is namens [gedaagde sub 1 c.s.] , in aanvulling op voormelde vorderingen, nog gevraagd te bepalen dat:
­ dat de verkoop voorbereidende werkzaamheden worden verricht in samenspraak tussen [Notaris] en [eisende partij sub 1 c.s.] of de door hen aan te wijzen gemachtigde;
­ de woning alleen wordt getaxeerd door een erkende NVM-makelaar en die makelaar ook ambtshalve aan te wijzen.
3.6.
Daartoe voeren [gedaagde sub 1 c.s.] – samengevat – aan dat er geen spoedeisend belang is bij verkoop van de woning en dat er geen grond is de regie van de verkoop volledig in handen van [eisende partij sub 1 c.s.] te leggen.
3.7.
[eisende partij sub 1 c.s.] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen, gelet op de onderlinge samenhang, gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2.
Er is sprake van een uitzonderlijke situatie, nu zowel de man als de vrouw zijn overleden en de als gevolg daarvan ontbonden huwelijksgoederengemeenschap door de wederzijdse erfgenamen moet worden verdeeld. Na vereffening van de huwelijksgoederengemeenschap valt het aandeel van de man in die gemeenschap in zijn nalatenschap en het aandeel van de vrouw valt in haar nalatenschap. Vooralsnog is dus nog aan de orde de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Hierop is op grond van artikel 2:189 lid 2 BW afdeling 1 van titel 7 van Boek 3 BW van toepassing en de daarin opgenomen artikelen 3:168 lid 2 BW en 3:174 lid 1 BW – waar [eisende partij sub 1 c.s.] hun vorderingen onder I en II op baseren.
4.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] betwisten dat [eisende partij sub 1 c.s.] een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Dit verweer wordt gepasseerd. [eisende partij sub 1 c.s.] willen met hun vorderingen bereiken dat de woning kan worden verkocht. De woning staat al geruime tijd leeg en is na het overlijden van de man en de vrouw niet opgeruimd en schoongemaakt. Dit is een onwenselijke situatie. De lasten lopen door, [eisende partij sub 1 c.s.] stellen terecht dat een leegstaande woning risico vormt voor inbraak en kraken en leegstand komt de staat van de woning niet ten goede. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat door de afname van de (overspannen) vraag naar koophuizen prijzen inmiddels kunnen dalen, is het spoedeisend belang van [eisende partij sub 1 c.s.] bij hun vorderingen gegeven.
4.4.
Tijdens de eerste mondelinge behandeling zijn afspraken gemaakt die er op waren gericht om te komen tot een gezamenlijke verkoop van de woning. Gebleken is dat partijen niet in staat zijn geweest aan deze afspraken uitvoering te geven. Zij verwijten dit over en weer aan elkaar. De voorzieningenrechter kan niet beoordelen wie hieromtrent een verwijt gemaakt kan worden. Dat is voor de beoordeling van de vorderingen in dit kort geding ook niet relevant. Partijen zijn het erover eens dat de woning moet worden verkocht (geen van partijen wil toedeling van die woning aan hem/haar), zodat met het langer wachten met verkopen in redelijkheid geen enkel doel wordt gediend. Langer wachten brengt wel, zo bleek tijdens de twee mondelingen behandelingen, oplopende emoties teweeg. Ook een reden nu op korte termijn tot verkoop over te gaan.
4.5.
[gedaagde sub 1 c.s.] stellen dat er geen reden is om [eisende partij sub 1 c.s.] de regie te geven bij verkoop van de woning. Gebleken is echter dat partijen er gezamenlijk niet in slagen om tot afspraken te komen, zodat onvermijdelijk is dat één van partijen hierin de regie neemt. Een vordering van [gedaagde sub 1 c.s.] die er toe kan leiden dat zij de verkoop ter hand nemen is niet ingesteld. Daarbij komt dat onweersproken is dat [eisende partij sub 1 c.s.] tot op het moment van hun overlijden regelmatig contact met zowel de vrouw als de man hadden, terwijl [gedaagde sub 1 c.s.] al jarenlang geen contact hadden met hun vader. [eisende partij sub 1 c.s.] zijn derhalve (beter) bekend met de (staat van onderhoud van de) woning, en zij hebben zich er – ook door het starten van dit kort geding – primair voor ingezet tot verkoop te komen. Het ligt daarom voor de hand ligt dat [eisende partij sub 1 c.s.] de regie nemen bij verkoop van de woning.
4.6.
Om te bereiken dat de woning op korte termijn verkocht kan worden, zal de voorzieningenrechter de vordering van [eisende partij sub 1 c.s.] om hen te machtigen de woning te gelde te maken toewijzen op de hierna te vermelden wijze. Zoals al is overwogen bestaat er spoedeisend belang bij deze vordering.
4.7.
De voorzieningenrechter zal daarbij bepalen dat de woning te gelde wordt gemaakt met behulp van [Makelaarskantoor] te [plaats 2] of een ander te plaatse bekende makelaar. [gedaagde sub 1 c.s.] hebben geen wezenlijk bezwaar gemaakt tegen inschakeling van [Makelaarskantoor] , anders dan dat die makelaar geen NVM-makelaar is. [Makelaarskantoor] is echter wel een VBO-makelaar, en biedt daarmee voor opdrachtgevers soortgelijke waarborgen als bij de NVM aangesloten makelaar doet. Mocht [Makelaarskantoor] de opdracht tot verkoop niet willen of kunnen aanvaarden, dan mogen [eisende partij sub 1 c.s.] een ander ter plaatse bekende makelaar inschakelen, waarbij wel de voorwaarde is dat het een NVM- of VBO-makelaar is.
4.8.
Bij toewijzing van de vordering tot het te gelde maken van de woning hebben [eisende partij sub 1 c.s.] geen afzonderlijk belang meer bij de onder I gevorderde beheersregeling. De machtiging om de woning te gelde te maken omvat namelijk mede het verkoopklaar maken van die woning (leegruimen, schoonmaken en waar nodig uitvoeren van (herstel)werkzaamheden), zodat dat geen grond vormt voor toewijzing van de gevorderde beheersregeling. Dat [eisende partij sub 1 c.s.] anderszins belang hebben bij een beheersregeling is gesteld noch gebleken. De vordering onder I zal daarom worden afgewezen. Ook de vordering om te bepalen dat dit vonnis conform artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de medewerking van de [gedaagde sub 1 c.s.] aan de verkoop en levering van de woning zal worden afgewezen. Immers, de verleende machtiging tot het te gelde maken van de woning brengt al mee dat [eisende partij sub 1 c.s.] bevoegd worden voor alle voor het te gelde maken van de woning noodzakelijke (rechts)handelingen. De verleende machtiging houdt in dat de door de [eisende partij sub 1 c.s.] op grond van deze machtiging te verrichten rechtshandelingen worden toegerekend aan de deelgenoten gezamenlijk en dat [eisende partij sub 1 c.s.] ter zake dus als vertegenwoordigers van [gedaagde sub 1 c.s.] worden aangemerkt. Een vonnis ter vervanging van de toestemming van [gedaagde sub 1 c.s.] is dan ook niet nodig om de desbetreffende rechtshandelingen doorgang te laten vinden indien [gedaagde sub 1 c.s.] medewerking weigert.
4.9.
Voor toewijzing van de primaire vorderingen in reconventie, zoals weergegeven onder 1 en 2 bestaat geen grond. Zoals al is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de woning op korte termijn verkocht moet worden en wordt een machtiging tot het te gelde maken van de woning verstrekt. Ook als dit anders zou zijn, zou er geen grond zijn voor toewijzing van die vorderingen, omdat [eisende partij sub 1 c.s.] hoe dan ook – zonder specifieke machtiging daartoe – niet bevoegd zouden zijn eenzijdig handelingen te verrichten ten aanzien van de woning. Ook de subsidiaire vordering in reconventie is niet voor toewijzing vatbaar. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben spoedeisend belang bij de gevorderde machtiging te gelde maken en [gedaagde sub 1 c.s.] hebben onvoldoende onderbouwd wat hun belang is bij het onthouden van uitvoerbaarverklaring bij voorraad aan de beslissing.
4.10.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben zich op het standpunt gesteld dat de door hun ingeschakelde [Notaris] in het verkooptraject moet worden betrokken. De voorzieningenrechter acht wenselijk dat [gedaagde sub 1 c.s.] zoveel mogelijk in het traject worden ‘meegenomen’ en zal gelet op dat verzoek bepalen dat [eisende partij sub 1 c.s.] [Notaris] op de hoogte moet houden van het verkooptraject en de voorbereidende werkzaamheden daarbij. Van [eisende partij sub 1 c.s.] wordt verwacht dat zij [gedaagde sub 1 c.s.] via [Notaris] de gelegenheid bieden suggesties te doen voor de te nemen stappen en op die suggesties zoveel mogelijk, voor zover dat in redelijkheid verlangd kan worden, acht te slaan. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de notaris (en daarmee [gedaagde sub 1 c.s.] ) een grotere rol in het verkooptraject te geven. Voorkomen moet worden dat het verkooptraject stagneert doordat partijen (opnieuw) geen overeenstemming met elkaar kunnen bereiken, en dat is gezien de gang van zaken na de eerder gemaakte afspraken een reëel risico.
4.11.
Anders dan [gedaagde sub 1 c.s.] beogen kan een afzonderlijke taxatie van de woning achterwege blijven. De woning zal op de markt worden verkocht en daarmee zal de daadwerkelijke marktwaarde van de woning blijken. Beide partijen – en dus ook [eisende partij sub 1 c.s.] – hebben belang bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst, zodat niet valt in te zien waarom thans extra kosten voor een taxatie gemaakt moeten worden. Duidelijk moge zijn dat de opdracht aan de bemiddelend makelaar ook zo zal moeten luiden: verkoop tegen actueel marktconforme prijs. Het advies van de makelaar hierover zal moeten worden gevolgd.
4.12.
De vordering ten aanzien van de machtiging te gelde maken voorziet niet in een vordering ten aanzien van de kosten van het verkoopklaar maken van de woning, zodat een beslissing daaromtrent ook niet genomen kan worden. Uitgangspunt is dat deze (uiteraard in redelijkheid te maken en aan de hand van kwitanties te specificeren) kosten (uiteindelijk) door beide zijden, ieder voor de helft, worden gedragen. Indien partijen hierover echter geen overeenstemming bereiken, zullen deze kosten voorlopig gedragen moeten worden door [gedaagde sub 1 c.s.] en zal hieromtrent bij de verdeling, zo nodig in rechte, nader beslist moeten worden. Hetzelfde geldt voor de opbrengst van de verkoop van de woning (na aftrek van de hypothecaire betalingsverplichtingen, de kosten van de makelaar en de gebruikelijke notariële kosten, welke kosten uit de verkoopopbrengst voldaan kunnen worden). Zolang partijen geen overeenstemming over de verdeling hiervan bereiken, zal deze opbrengst in depot bij de notaris moeten blijven totdat bij vonnis of bij uitspraak van een door partijen aangewezen andere geschilbeslechter daarover onherroepelijk is beslist.
4.13.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter volledigheidshalve nog als volgt. In de woning staat nog inboedel, die verwijderd moet worden. Ter zitting hebben [gedaagde sub 1 c.s.] uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat zij geen belangstelling hebben voor de nog in de woning aanwezige inboedel. Dit betekent dat het [eisende partij sub 1 c.s.] vrijstaat de inboedel uit de woning te (laten) halen en om niet aan ‘neefjes of nichtjes’ dan wel (bijvoorbeeld) de kringloopwinkel te geven, of deze af te voeren als grof vuil. In de woning bevindt zich daarnaast nog administratie van de vrouw, de man en van hen gezamenlijk. In het proces-verbaal hebben partijen afgesproken dat die administratie zal worden gekopieerd, zodat zij daar allen over kunnen beschikken ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschappen. Er is geen vordering met betrekking tot de afgifte van de administratie ingesteld, zodat de voorzieningenrechter daarover geen ordemaatregel kan treffen. Dat ontslaat [eisende partij sub 1 c.s.] niet van de verplichting om er voor te zorgen dat [gedaagde sub 1 c.s.] kunnen beschikken over de administratie van de man en (een kopie van) de gezamenlijke administratie van de man en de vrouw. Dit dienen zij dan ook aan [gedaagde sub 1 c.s.] af te geven. De voorzieningenrechter geeft [eisende partij sub 1 c.s.] in overweging om, indien [gedaagde sub 1 c.s.] daar prijs op stellen, ter voorkoming van discussie hieromtrent in de toekomst, de eerste keer dat zij de woning betreden dit te doen samen met [Notaris] (of een door deze aangewezen medewerker). Op dat moment kan dan bezien worden welke administratie zich in de woning bevindt, wat afgegeven moet worden aan [gedaagde sub 1 c.s.] en wat ten behoeve van beide partijen gekopieerd moet worden.
4.14.
In de familierechtelijke aard van dit geding, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij zowel in conventie als in reconventie de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
machtigt [eisende partij sub 1 c.s.] om de woning aan de [adres] te gelde te maken door deze door bemiddeling van kantoor [Makelaarskantoor] of een andere ter plaatse bekende NVM- of VBO-makelaar te verkopen en te leveren, hetgeen betekent dat [eisende partij sub 1 c.s.] gemachtigd worden tot het (mede als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 1 c.s.] ) verrichten van alle voor het te gelde maken van de woning noodzakelijke (rechts)handelingen, waaronder, maar niet uitsluitend, het ondertekenen van de opdracht tot verkoop en het verlenen van medewerking aan de verkoop en levering van voormelde woning, met bepaling de opbrengst van de woning eerst moet worden aangewend ten behoeve van de aflossing van de aan de woning verbonden hypothecaire verplichtingen, de kosten van de verkopende makelaar en de notariskosten en dat de opbrengst voor het overige bij de bij de levering ingeschakelde notaris in depot blijft totdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de uitbetaling daarvan of bij vonnis (dan wel door een andere door partijen gekozen geschilbeslechter) daarover onherroepelijk is beslist;
5.2.
verbindt aan voormelde machtiging de voorwaarde dat [eisende partij sub 1 c.s.] [Notaris] , van het notariskantoor [Notariskantoor] te [plaats 2] , dan wel diens aangewezen vervanger, op de hoogte houden van het verkooptraject en de voorbereidende werkzaamheden daarbij op een door de notaris aangegeven wijze (per e-mail of anderszins) en de notaris de gelegenheid bieden daarbij adviezen en wensen kenbaar te maken en daarmee zoveel mogelijk rekening te houden;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.
idt