ECLI:NL:RBDHA:2022:14203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/2494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die als productiemedewerkster werkte, had zich op 24 juni 2019 ziekgemeld en diende op 20 maart 2021 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek, waarbij werd vastgesteld dat eiseres per 21 juni 2021 voor 0% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten. De verzekeringsarts had de klachten van eiseres, waaronder heup-, nek-, schouder- en gewrichtsklachten, in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen. Eiseres betwistte de juistheid van de FML en stelde dat haar beperkingen onvoldoende waren onderkend. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op de datum in geding voor 0% arbeidsongeschikt was en dat de geduide functies passend waren.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres aangevoerde gronden niet voldoende waren om de medische grondslag van het bestreden besluit te weerleggen. Eiseres had geen recht op proceskostenvergoeding, aangezien haar beroep ongegrond was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2494

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Procesverloop

Met het besluit van 10 mei 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teamszitting van 22 november 2022. Eiseres en het UWV hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als productiemedewerkster bij [bedrijfsnaam] B.V. voor gemiddeld 23,83 uur per week. Zij heeft zich op 24 juni 2019 ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 20 maart 2021 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 21 juni 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 2 mei 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres gezien haar beperkingen ongeschikt is voor haar eigen werk als productiemedewerkster, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres met haar beperkingen nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies meer kan verdienen dan dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarmee door de arbeidsdeskundige vastgesteld op 0%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om de beperkingen in de FML aan te vullen (FML van 23 februari 2022). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zijn heroverweging gebaseerd op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de FML van 23 februari 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmaninkomen van eiseres verhoogd. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn drie van de vijf geduide functies ongeschikt voor eiseres. Hierdoor blijven volgens hem onvoldoende geschikte functies over. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierop één nieuwe functie geduid. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres heeft hij ongewijzigd vastgesteld op 0%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt allereerst dat zij terecht bezwaar heeft gemaakt omdat bij de arbeidskundige heroverweging in bezwaar onvoldoende functies en arbeidsplaatsen resteerden. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij met deze beroepsgrond bedoelt te stellen dat ten onrechte geen proceskosten in bezwaar zijn toegekend. Daarnaast voert zij aan dat zij in bezwaar heeft gewezen op haar heup-, nek-, schouder- en gewrichtsklachten en dat er sprake is van brandende ogen. Het UWV heeft ook nagelaten om te onderzoeken wat de gevolgen op lange termijn zijn bij de geconstateerde brandende ogen. In verband met deze brandende ogen kan eiseres geen priegelwerk doen. Dit had beperkt moeten worden geacht. Eiseres heeft verder informatie van haar huisarts verstrekt waaruit volgt dat sprake is van hypothyreoïdie, osteoporose, getraumatiseerde artrose van de linkervoet na pathologisch fractuur, thalassemie, recidiverende ijzergebreksanemie en menorragie. Eiseres betwist dat zij in verband met haar voetklachten orthopedisch schoeisel zou kunnen dragen. Dit is voor haar niet geschikt en niet aannemelijk is geworden dat dit schoeisel voorkomt dat de klachten van eiseres toenemen. Eiseres stelt dat deze klachten onvoldoende tot uiting komen in de FML. Zo is ten onrechte geen of een te summiere beperking aangenomen voor beroepsmatig vervoer, klimmen, lopen, fietsen, knielen, bukken, hurken. Omdat zij beperkt is voor trillingsbelasting, wegens haar evenwichtsklachten en haar loopbeperking, had ook een beperking moeten worden aangenomen voor gebruik maken van het openbaar vervoer. Volgens eiseres zijn de geduide functies niet passend, omdat haar beperkingen onjuist zijn ingeschat. Functies waarbij zij veelvuldig met haar armen/handen dient te werken, moet zitten en over een goed zicht moet beschikken zijn voor haar niet geschikt.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 21 juni 2021 voor 0% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 21 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 21 juni 2021 voor 0% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres, waaronder informatie van de huisarts en van de orthopeed, bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. Zij beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 23 februari 2022 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelend sector opgevraagd. Een verzekeringsarts in opleiding heeft eiseres gesproken op de hoorzitting. Tijdens de hoorzitting is nog aanvullende medische informatie ontvangen, deze informatie is ook bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres, de eigen bevindingen uit lichamelijk en psychisch onderzoek door de verzekeringsarts, hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres heeft gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de door eiseres ervaren klachten en belemmeringen aannemelijk en plausibel zijn te achten. Er is sprake van een oud fractuur van de linkervoet en posttraumatische artrose. Daarnaast claimt eiseres chronische lage rugklachten en nek en schouderklachten. In de FML van 2 mei 2021 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 februari 2022 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. In de bezwaarfase zijn volgens hem nieuwe medische feiten of omstandigheden naar voren gekomen. Er heeft, ruim na datum in geding, een WAIS IV onderzoek plaatsgevonden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het zeer aannemelijk dat de matige verstandelijke beperking op de datum in geding al aanwezig was. Hij heeft hierom de FML op 23 februari 2022 aangevuld met beperkingen in het persoonlijk functioneren. Ook heeft hij een extra beperking aangenomen voor geknield of gehurkt actief zijn.
14. Volgens eiseres is sprake van heup-, nek-, schouder- en gewrichtsklachten en van brandende ogen. In beroep heeft eiseres aanvullend een brief van haar huisarts van 13 april 2022 ingediend, waarin de huisarts een opsomming geeft van verschillende ziektes waarmee eiseres bekend is. Deze zijn volgens haar onvoldoende meegenomen in het bestreden besluit en zouden tot meer beperkingen moeten leiden. Eiseres stelt bovendien dat het UWV heeft nagelaten om te onderzoeken wat de gevolgen op de lange termijn zijn van haar brandende ogen. Op zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat voor wat betreft de heupklachten ook een beperking op zitten zou moeten gelden en dat het gebruik van orthopedisch schoeisel tot meer klachten zou leiden.
15. De rechtbank ziet in wat eiseres betoogt geen reden om te oordelen dat de vertaling van de vastgestelde medische feiten naar beperkingen in de FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep tekort schiet. Dat eiseres heup-, nek-, schouder-, voet- en gewrichtsklachten heeft, is door hem onderkend. Deze klachten zijn ook betrokken bij het vaststellen van de FML van 23 februari 2022. In wat eiseres in haar beroepschrift en ter zitting gesteld heeft, ziet de rechtbank geen grond om de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde FML voor onjuist te houden. Zoals de verzekeringsarts in haar rapport van 2 mei 2021 heeft gerapporteerd is uitgegaan van de omstandigheid dat eiseres sinds een maand last heeft van brandende ogen, maar dat het zicht goed is. Vanwege het ontbreken van een oogziekte die leidt tot verminderde visus en omdat er geen visusklachten waren vastgesteld zijn er geen beperkingen opgenomen in de FML op het item zien. Eiseres heeft in bezwaar en in beroep ook niet verder betwist dat er geen visusklachten waren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in zijn rapport van 19 oktober 2022 weliswaar aan dat geen sprake was van brandende ogen op de datum in geding, maar dat wordt weersproken door het rapport van de verzekeringsarts en door wat het UWV ter zitting naar voren heeft gebracht. Maar uitgaande van het bestaan van die brandende ogen op 21 juni 2021, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat het UWV ten onrechte heeft verzuimd een beperking vast te stellen op het item zien. Uit het dossier volgt verder dat eiseres voor haar brandende ogen een ooggel gebruikt. Eiseres heeft dat ook niet betwist. Dat de verzekeringsartsen voor eiseres in verband met haar brandende ogen op een ander item in de FML een beperking hadden moeten aannemen is niet gebleken. Een andersluidende conclusie heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt met behulp van relevante medische informatie. Tot slot merkt de rechtbank in dit verband nog op dat het niet aan het UWV, of aan de verzekeringsartsen is, om de gevolgen van een medische klacht op lange termijn te onderzoeken. Over de informatie van de huisarts van 13 april 2022 stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit slechts een opsomming is van de op die datum aanwezige diagnosen, zonder verdere toelichting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert onder andere ook waarom menorragie en ijzergebruik geen aanleiding geeft voor een beperking. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapporten voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Voor de claim dat orthopedisch schoeisel tot meer klachten zou leiden, ziet de rechtbank geen grondslag. Dat dit uit de brief van 10 februari 2022 van de orthopedisch chirurg blijkt volgt de rechtbank niet. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres heeft dit niet gedaan.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder nog naar voren gebracht dat een beperking op beroepsmatig vervoer niet nodig is, omdat eiseres geen rijbewijs heeft. De rechtbank maakt hieruit op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op dat item van de FML wel beperkt acht, maar deze beperking verder niet heeft geformaliseerd in de FML. Eiseres wenst dat dat alsnog wordt gedaan; dit zou dienen ter voorkoming van klachten aan haar andere voet. Dit betoog van eiseres kan geen doel treffen. Het is voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen verplichting om alle beperkingen voor arbeid op te nemen in de FML. Wel moet van zo’n beperking blijken uit diens rapportage(s). Vervolgens moet duidelijk zijn dat deze beperking is betrokken bij het beoordelen van de vraag of eiseres geschikt is voor haar eigen werk of dat er passende functies aan haar kunnen worden voorgehouden. Uit de stukken in het dossier is af te leiden dat de geduide functies geen overschrijding geven van de belastbaarheid van eiseres op het item beroepsmatig vervoer. Dit is ook geen kenmerkende belasting in de geduide functies. Eiseres heeft dit ter zitting erkend.
17. De rechtbank komt tot de slotsom dat de beroepsgronden van eiseres geen reden vormen om te oordelen dat de medische grondslag van het bestreden besluit onjuist is. Eiseres moet op 21 juni 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 23 februari 2022.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van 23 februari 2022 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (272043) productiemedewerker textiel, geen kleding;
- (267053) wikkelaar (nieuw en revisie);
- (267071) assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
19. Eiseres stelt dat functies, waarin zij veelvuldig met haar armen/handen dient te werken, moet zitten en over een goed zicht moet beschikken, voor haar niet passend zijn. Ter zitting heeft eiseres nader toegelicht dat zij de geduide functies niet kan verrichten omdat de FML volgens haar niet klopt. Deze stelling treft geen doel. Voorop staat dat de functies zijn geselecteerd aan de hand van de FML van 23 februari 2022. De rechtbank heeft hiervoor in punt 17 al geoordeeld dat er geen reden is om aan die FML te twijfelen. Op de aspecten in deze FML waarop eiseres niet beperkt is geacht, zoals bijvoorbeeld het aspect zien, zal niet snel een signalering, waarbij mogelijk sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van eiseres, optreden. Daar waar er wel signaleringen hebben opgetreden heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 8 maart 2022 en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies desondanks voor eiseres geschikt te achten zijn. In dit verband heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies toch geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn door eiseres niet betwist en voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. Overigens heeft eiseres geen gronden ingediend tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, zodat de rechtbank ook geen reden ziet om deze grondslag voor onjuist te houden.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 21 juni 2021 met de middelste van deze drie functies meer kan verdienen dan dat zij voorheen verdiende als productiemedewerkster, zodat eiseres voor 0% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

21. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen. Dat eiseres, zo zij stelt, terecht bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit omdat in bezwaar onvoldoende functies en arbeidsplaatsen resteerden, leidt niet tot de conclusie dat het bestreden besluit, waarbij haar bezwaar ongegrond is verklaard, onjuist is, omdat daarbij het rechtsgevolg van het primair besluit is gehandhaafd en alleen de daaraan ten grondslag gelegde motivering is gewijzigd. Gelet op het bepaalde in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht heeft eiseres onterecht gesteld dat aan haar een proceskostenvergoeding in bezwaar had moeten worden toegekend. Anders dan eiseres ter zitting suggereerde, is er overigens geen rechtsgrond om het UWV op te dragen deze proceskosten aan haar te vergoeden.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.