ECLI:NL:RBDHA:2022:14205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
SGR 21/4078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na beoordeling geschiktheid voor maatgevende arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die als productiemedewerker werkte, had zich op 22 augustus 2018 ziekgemeld en diende op 2 juni 2020 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft zijn aanvraag op 25 september 2020 afgewezen, en het bezwaar van eiser werd op 5 mei 2021 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat zijn medische situatie slechter was dan het UWV had aangenomen en dat er meer beperkingen moesten worden erkend, vooral in verband met psychische klachten die voortvloeien uit een diagnose van een trauma- of stressgerelateerde stoornis.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser per 19 augustus 2020 geschikt was voor zijn maatgevende arbeid. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden, wat hij niet had gedaan. Eiser had ook geen medische onderbouwing gepresenteerd voor zijn stelling dat hij meer beperkingen had dan erkend.

Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat het UWV de aanvraag voor de WIA-uitkering terecht had afgewezen, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.G. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

Met het besluit van 25 september 2020 heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 5 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als productiemedewerker voor 20 uur per week bij [bedrijfsnaam] op basis van een WSW-indicatie (Wet sociale werkvoorziening). Eiser heeft zich op 22 augustus 2018 ziekgemeld voor zijn werk. Eiser heeft zijn werkzaamheden hervat bij [bedrijfsnaam] voor 10 uur per week.
2. Op 2 juni 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 19 augustus 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 22 september 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat het eigen werk van eiser (de maatgevende arbeid) nog past bij de functionele mogelijkheden van eiser. Volgens de arbeidsdeskundige is eiser geschikt voor de maatgevende arbeid.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld met uitzondering van een beperking in de rubriek fysieke omgevingseisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze beperking nog toegevoegd in de FML van 23 april 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige; ook de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangescherpte FML gaf geen reden om anders te denken over de conclusie van de arbeidsdeskundige dat eiser geschikt is voor de maatgevende arbeid. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser?

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. De psychische beperkingen, die samenhangen met de diagnose ‘andere gespecificeerde trauma- of stressgerelateeerde stoornis’, welke diagnose is vastgesteld door M. Ronkes Agerbeek (d.d. 3 november 2020), zijn onvoldoende bij de beoordeling van de verzekeringsarts betrokken. Dit leidt volgens eiser tot een motiveringsgebrek. Volgens eiser heeft de bedrijfsarts wel een groot aantal extra beperkingen vastgesteld. Die beperkingen, in voornamelijk rubrieken I en II van de FML, zijn volgens eiser moeiteloos te koppelen aan en vloeien voort uit de diagnose ‘andere gespecificeerde trauma- of stressgerelateeerde stoornis’. Eiser meent dat in ieder geval een forsere urenbeperking had moeten gelden. De door de bedrijfsarts gestelde beperkingen hadden daarom door de verzekeringsartsen van het UWV moeten worden overgenomen. Gelet hierop had het UWV niet tot de conclusie kunnen komen dat eiser geschikt is voor de maatgevende arbeid. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat het arbeidskundig onderzoek naar zijn eigen werk niet zorgvuldig is verricht; eiser betwist niet de bevindingen van de arbeidsdeskundige ten aanzien van de belasting in zijn eigen werk naar aanleiding van het onderzoek bij zijn werkgever, maar hij stelt dat hij in de praktijk steeds weer ander werk (met een andere belasting) krijgt opgedragen. Volgens eiser komt het erop neer dat zijn werkgever geen rekening houdt met zijn beperkingen bij het opdragen van werk. Tot slot heeft de arbeidsdeskundige niet meegenomen dat eiser de Nederlandse taal in schrift en woord onvoldoende beheerst.

Waarover gaat het in deze zaak?

6. De vraag is of het UWV de aanvraag voor de WIA-uitkering van eiser terecht heeft afgewezen, omdat eiser per 19 augustus 2020 geschikt is voor de maatgevende arbeid. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 19 augustus 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 19 augustus 2020 geschikt is voor zijn eigen werk en daarom niet arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie, waaronder de informatie van de bedrijfsarts, over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal en de diagnose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 23 april 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd, kennis genomen van de bezwaargronden van eiser en hij heeft in bezwaar nog aanvullende medische informatie van eiser ontvangen en betrokken bij zijn medisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat aan de FML een extra beperking moet worden toegevoegd, maar voor het overige kan worden gehandhaafd (FML van 23 april 2021).
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser (rugklachten, nekklachten, beenklachten, schouderklachten, hartklachten, klachten van misselijkheid en duizeligheid, darmklachten, diabetesklachten en psychische klachten), de eigen bevindingen uit lichamelijk en psychisch onderzoek door de verzekeringsarts en de medische informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van eiser heeft gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts rapporteert dat in 2016 op verzoek van de gemeente een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de vraag of voor eiser een urenbeperking moest worden gesteld. Op grond van een chronische hartaandoening, chronische rugklachten, nekklachten en een status na een longaandoening werd eiser voor maximaal vier uur per dag geschikt bevonden voor passende werktaken. De verzekeringsarts licht toe dat er nu ook belemmeringen zijn voor het belasten van de nek, de schouders, de onderrug en benen. Ook de urenbeperking is nog actueel. Verder motiveert de verzekeringsarts dat eiser slechts kort kan lopen en staan en dat hij bij zitten een goede werkstoel nodig heeft waarbij eiser zich geregeld kort kan vertreden. In de FML van 22 september 2020 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 april 2021 uiteengezet dat een extra beperking in de FML moet worden aangenomen, namelijk voor de duizeligheid bij een onvoldoende gereguleerde suikerziekte. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML van 23 april 2021 daarom toegevoegd dat eiser niet kan werken op plaatsen waar duizelen een gevaar oplevert, voor hemzelf of voor anderen. Voor het overige kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich vinden in de FML zoals opgesteld door de verzekeringsarts en neemt deze over.
14. Eiser voert aan dat het UWV te weinig beperkingen heeft opgenomen in verband met zijn psychische klachten. Hij verwijst naar een door M. Ronkes Agerbeek (d.d. 3 november 2020) vastgestelde diagnose ‘andere gespecificeerde trauma- of stressgerelateeerde stoornis’ op grond waarvan in de FML meer beperkingen moeten worden aangenomen. Hij licht toe dat de bedrijfsarts wel een groot aantal extra beperkingen hiervoor heeft vastgesteld. Deze beroepsgrond slaagt niet. Vast staat dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennis heeft genomen van de inhoud van de brief van Ronkes Agerbeek van 3 november 2020. Deze informatie (en dus ook de door deze behandelaar vastgestelde diagnose) waar eiser in zijn beroep naar verwijst is dus betrokken bij het medisch oordeel. Het is vervolgens de taak van de verzekeringsarts en dat behoort ook tot diens deskundigheid, om deze gegevens te vertalen naar beperkingen in de FML. De rechtbank stelt vast dat voor eiser in de rubrieken I en II ook meerdere beperkingen zijn vastgesteld. Dat er voor eiser daarnaast nog meer beperkingen moeten gelden heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Eiser wijst in dit verband naar beperkingen die zijn aangenomen door de bedrijfsarts, maar dat kan geen doel treffen. De bevindingen van de bedrijfsarts moeten worden gezien in het kader van de re-integratie van eiser en niet in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in de zin van de Wet WIA. Aan diens bevindingen kan dus geen doorslaggevende betekenis gegeven worden bij de beoordeling van eisers belastbaarheid door het UWV.
15. Op zitting heeft eiser gesteld dat de aangenomen urenbeperking gelet op zijn energetische gesteldheid en psychische problematiek te summier is. Dat een verdergaande beperking noodzakelijk is heeft eiser niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om eiser hierin te volgen.
16
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan.
17. De rechtbank komt tot de slotsom dat de beroepsgronden van eiser geen reden vormen om te oordelen dat de medische grondslag van het bestreden besluit onjuist is. Eiser moet op 19 augustus 2020 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 23 april 2021.

De arbeidskundige beoordeling

18. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 25 september 2020 gemotiveerd dat eiser geschikt is voor de maatgevende arbeid. In bezwaar heeft zij een werkplekonderzoek uitgevoerd waarbij het eigen werk uitgebreid is beschreven, inclusief maat en getal betreffende de belasting in de functie. Hiervan heeft de arbeidsdeskundige op 23 februari 2021 een rapport opgesteld. Vast staat dat eiser de inhoud van deze rapportage en de daarin opgenomen beschrijving van zijn werk niet heeft betwist. De rechtbank ziet geen reden om niet uit te gaan van deze beschrijving.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep rapporteert in zijn rapport van 4 mei 2021 dat uitgaande van de FML van 23 april 2021 bij het werkplekonderzoek is gebleken dat het zou kunnen voorkomen dat er een overschrijding is van eisers belastbaarheid bij het tillen en dragen van 3 tot 5 kilo, terwijl eiser beperkt is tot 2 kilo tillen. Voor het verplaatsen van een stoel is een duw/trekkracht van 150N nodig, terwijl eiser beperkt is tot 100N. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt echter – onbetwist – vast dat eiser werkt in het kader van een indicatie op grond van de WSW. Het werk kan daardoor telkens tot een ondergrens verder afgestemd worden op de resterende mogelijkheden van eiser. Zoals in de rapportage werkplekonderzoek van 23 februari 2021 ook is vermeld kan dit in het geval van eiser ook feitelijk gedaan worden. De te verplaatsen stoel wordt door een collega klaar gezet en het te tillen gewicht is voor hem afgestemd op wat de FML van 23 april 2021 aangeeft. Eiser heeft hiermee nog niet de ondergrens bereikt. Eiser heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij in de praktijk steeds weer ander werk (met een andere belasting) krijgt opgedragen en dat zijn werkgever geen rekening houdt met zijn beperkingen bij het opdragen van werk. De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet heeft ondergraven. Eiser heeft niet betwist dat het feitelijk mogelijk is om binnen zijn werkomgeving het opgedragen werk af te stemmen op zijn resterende mogelijkheden. Dit blijkt ook uit het werkplekonderzoek. Dat de werkgever dat vervolgens niet doet – wat daar overigens ook van zij – kan niet afdoen aan de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat hij geschikt is voor zijn eigen werk. Het ligt op de weg van eiser om met zijn werkgever af te stemmen dat het opgedragen werk binnen zijn resterende mogelijkheden ligt.
20. Voor wat betreft de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen extra beperking, namelijk dat eiser niet kan ingezet worden waar duizeligheid in staande of lopende positie een gevaar oplevert voor zichzelf of anderen, stelt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het volgende. Uit het werkplekonderzoek van 23 februari 2021 blijkt volgens hem dat eiser voornamelijk zit. Niet langer wordt van eiser gevergd dat hij binnen zijn werkzaamheden op momenten moet lopen. Het staan en lopen is teruggebracht tot het kunnen vertreden bij lang aaneen zitten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert dan ook dat hij eiser geschikt acht voor zijn eigen werk van productiemedewerker in WSW-verband. De rechtbank kan dit volgen. Eiser heeft op dit punt ook geen beroepsgronden ingebracht.
21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen zoals vastgelegd in de FML van 23 april 2021 ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de maatgevende arbeid als productiemedewerker binnen WSW-verband in twijfel te trekken. Eisers ter zitting ingenomen stelling, dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat er bij hem sprake is van een taalbarrière, treft geen doel. Voorop staat dat eiser dit pas voor het eerst op zitting naar voren heeft gebracht. Verder stelt de rechtbank vast dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat eiser al vanaf 2010 bij [bedrijfsnaam] werkt als productiemedewerker. Niet gebleken is dat eisers taalvaardigheid in al die jaren aan een (goede) functievervulling in de weg heeft gestaan. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV terecht stelt dat eiser per 19 augustus 2020 geschikt is voor zijn eigen werk en daarom niet arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Omdat eiser niet arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de aanvraag voor een uitkering op grond van de wet WIA terecht afgewezen.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.