ECLI:NL:RBDHA:2022:14213
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 mei 2022 was genomen, stelde dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 13 juni 2022, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door mr. Y. Rikken. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank overwoog dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag in een andere zaak (NL22.9576) was gedaan, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is bekendgemaakt op 15 juni 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.