ECLI:NL:RBDHA:2022:14217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
NL22.23641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser als kennelijk ongegrond op basis van Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse man, had op 2 november 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd op 18 november 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in Marokko op straat leefde en geen familie of vrienden had, maar de rechtbank oordeelde dat de redenen die hij aanvoerde niet voldoende waren om aan te nemen dat hij bij terugkeer naar Marokko een situatie van verregaande materiële deprivatie zou ondervinden. De rechtbank overwoog dat Marokko in het algemeen als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk gevaar zou lopen. Tijdens de zitting op 15 december 2022 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht had afgewezen, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, maar de overige verklaringen niet relevant waren voor de asielaanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23641

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Epema).

ProcesverloopBij besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Op 2 november 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in Marokko op straat leefde en daar geen familie en vrienden heeft.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en h, van de Vw. [1] Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De overige verklaringen van eiser zien op sociaaleconomische omstandigheden en die omstandigheden worden niet aangemerkt als relevant element. Omdat eiser slechts aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen, heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is de aanvraag ook afgewezen als kennelijk ongegrond omdat Marokko een veilig land van herkomst is, ook voor eiser persoonlijk. Tot slot heeft verweerder de aanvraag eveneens afgewezen als kennelijk ongegrond om de reden dat eiser Nederland onrechtmatig is binnengekomen en niet zo snel mogelijk zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt.
4. Eiser voert daartegen aan dat er tijdens het gehoor onvoldoende is doorgevraagd naar zijn problemen met betrekking tot armoede. Daarnaast zal hij bij terugkeer naar Marokko terechtkomen in een situatie van verregaande materiële deprivatie. Eiser heeft in Marokko onder zeer erbarmelijke omstandigheden geleefd. Marokko is dan ook geen veilig land van herkomst voor eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Anders dan eiser betoogt, is eiser tijdens het gehoor voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn relaas naar voren te brengen. Daarnaast heeft verweerder voldoende vragen gesteld met betrekking tot wat eiser bij terugkeer naar Marokko heeft te vrezen. Gelet op de verklaring van eiser dat hij geen problemen verwacht bij terugkeer naar Marokko heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om nader door te vragen over het relaas van eiser.
6. De enkele, niet onderbouwde stelling van eiser dat hij bij terugkeer naar Marokko terechtkomt in een situatie van verregaande materiele deprivatie is onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 3 van het EVRM. De omstandigheid dat eiser geen familie of vrienden heeft in Marokko en aldaar op straat heeft geleefd, is niet ernstig genoeg voor de kwalificatie van ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [2] Om binnen de reikwijdte van de bescherming van artikel 3 van het EVRM te vallen is noodzakelijk dat de behandeling een zekere mate van ernst (‘a minimum level of severity’) heeft. In het geval van eiser is daarvan niet gebleken. Daarbij is van belang dat artikel 3 van het EVRM in zijn algemeenheid de lidstaten ook niet verplicht te waarborgen dat eenieder binnen de jurisdictie van een lidstaat onderdak heeft of financiële ondersteuning ontvangt waarmee een bepaalde levensstandaard kan worden gewaarborgd. [3]
7. Niet in geschil is dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat Marokko in zijn persoonlijke geval geen veilig land van herkomst is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko zijn verdragsverplichtingen niet nakomt jegens hem. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser voor problemen met familie en het zoeken van werk of huisvesting hulp kan vragen bij de Marokkaanse autoriteiten.
8. Tot slot heeft eiser geen gronden gericht tegen verweerders toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en h, van de Vw. Verweerder heeft daarom reeds op die gronden de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
9. Verweerder heeft eisers asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Onder meer het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 2 april 2013, ECLI:CE:ECHR:2013:0402DEC002772510.