ECLI:NL:RBDHA:2022:14219
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag op 18 november 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het beroep nog in behandeling was.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL22.23641, waarin het beroep van de verzoeker werd behandeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, die als voorzieningenrechter optrad, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.