ECLI:NL:RBDHA:2022:1423
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel en schijnscheiding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de intrekking van de verblijfsvergunning asiel van eiser, die de Syrische nationaliteit bezit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 december 2020 besloten om de verblijfsvergunning van eiser met terugwerkende kracht in te trekken, omdat hij had verzwegen dat zijn ex-echtgenote de Marokkaanse nationaliteit heeft. Dit besluit leidde tot een inreisverbod voor twee jaar en de intrekking van de verblijfsvergunning van het minderjarige kind van eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om nadere inlichtingen te verkrijgen over een individueel ambtsbericht van de MIVD, dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat verweerder niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een schijnscheiding, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, vastgesteld op € 1518. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.