ECLI:NL:RBDHA:2022:14242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
22_1489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake griffierecht niet tijdig betaald

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Gouda, dat op 14 december 2021 was genomen. In het kader van dit bezwaar werd verzoeker op 4 maart 2022 geïnformeerd over de verplichting tot betaling van griffierecht, dat was vastgesteld op € 184,-. De nota voor het griffierecht was op 8 maart 2022 bezorgd op het adres van de gemachtigde van verzoeker.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening gepaard gaat met de verplichting om griffierecht te betalen. Indien het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Verzoeker heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald, en er is geen bewijs dat deze vertraging niet aan verzoeker kan worden toegerekend.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1489

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 april 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van verzoeker heeft zich tot de voorzieningenrechter gewend met een verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit van verweerder van
14 december 2021. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij aangetekende brief van 4 maart 2022 is verzoeker meegedeeld dat hij griffierecht moet betalen (de nota). Uit informatie van PostNL is gebleken dat de nota op 8 maart 2022 op het adres van de gemachtigde van verzoeker is bezorgd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82 in samenhang met 8:41 van de Awb griffierecht betalen. Voor deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 184,-. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht betrokkene niet kan worden toegerekend.
3. Bij brief van 4 maart 2022 is verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen. In deze nota is verzoeker er op gewezen dat het griffierecht binnen twee weken moet zijn betaald en dat anders het verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Verzoeker heeft het griffierecht niet (tijdig) betaald. Dat dit verzoeker niet is toe te rekenen, is niet gebleken.
4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.P.C. Vonck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.