ECLI:NL:RBDHA:2022:1426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
NL21.20045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. van Boven - Hartogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, is met onbekende bestemming vertrokken, waardoor de rechtbank zich moest afvragen of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser op 16 december 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 8 januari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is geweest met zijn gemachtigde. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelde op de door hem verzochte bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.20045
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.20046, op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
2. Bij brief van 12 januari 2022 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een schermafdruk overgelegd van zijn systeem. Hieruit blijkt dat eiser met ingang van 8 januari 2022 door het COa is gemeld als zijnde met onbekende bestemming vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 25 januari 2022 meegedeeld dat hij op 6 januari 2022 voor het laatst via WhatsApp contact heeft gehad met eiser en dat hij niet weet waar eiser verblijft. Bij bericht van 16 februari 2022 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld nog steeds geen contact te hebben met eiser, dat ook nog steeds niet bekend is waar eiser verblijft en dat hij daarom niet ter zitting zal verschijnen.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. [1] Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
4. Nu eiser op 8 januari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2022 door mr. C. van Boven - Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.