ECLI:NL:RBDHA:2022:14275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
NL22.23985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 17 juni 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 22 november 2022, waarin werd gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 15 december 2022 behandeld, waarbij de eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een waarnemer.

De rechtbank overwoog dat de eiser had aangevoerd dat hij bij overdracht aan Italië geen opvang zou krijgen, en dat de huidige situatie voor asielzoekers in Italië problematisch is. Echter, de rechtbank concludeerde dat de argumenten van de eiser een herhaling waren van eerder ingediende zienswijzen en dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had gereageerd op deze zienswijzen. De rechtbank oordeelde dat de herhaling van argumenten zonder nieuwe onderbouwing niet kon leiden tot een andere uitkomst.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter A.C.J. van Dooijeweert en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23985

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Op 17 juni 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van die aanvraag. [1] Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 31 oktober 2016 in Italië een asielaanvraag heeft ingediend. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening is Italië verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft niet binnen de termijn van twee maanden gereageerd op dit verzoek, waarmee de verantwoordelijk van Italië op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening vaststaat.
3. Eiser voert aan dat vanwege de grote instroom van asielzoekers en de negatieve wijze waarop zij door de nieuwe regering worden bejegend ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser zal bij overdracht aan Italië geen opvang krijgen, aldus eiser.
4. De rechtbank stelt vast dat wat eiser in de gronden van beroep naar voren brengt een herhaling is van wat in de zienswijze is gesteld. Verweerder is in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank overweegt dat een enkele herhaling van wat eerder is gesteld, zonder daarbij duidelijk te maken op welke onderdelen verweerder in zijn motivering tekort is geschoten, niet kan leiden tot enig resultaat.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.