ECLI:NL:RBDHA:2022:14282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/09/639321 / JE RK 22-2544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en afwijzing verzoek benoemen curator in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan over de wijziging van de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen, alsook over het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator. De kinderrechter heeft de omgangsregeling opgeschort vanwege zorgen over het onvoorspelbare gedrag en de gemoedstoestand van de vader. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, had verzocht om de omgangsregeling te wijzigen en een bijzondere curator te benoemen, omdat er twijfels bestonden over de veiligheid van de kinderen bij de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen belangenverstrengeling is tussen de vader en de kinderen, en dat de benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk was. De omgangsregeling is opgeschort tot het einde van de ondertoezichtstelling, die op 17 september 2023 afloopt. De gecertificeerde instelling krijgt de regie over het herstarten van de omgang en de opbouw daarvan. De kinderrechter heeft benadrukt dat de vader zijn onvoorspelbare gedrag moet veranderen om de omgang met zijn kinderen te kunnen herstellen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/639321 / JE RK 22-2544
C/09/639680 / JE RK 22-2598
Datum uitspraak: 21 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Wijziging omgangsregeling en;
Afwijzing verzoek benoeming bijzondere curator)
in de zaak naar aanleiding van de op 7 december 2022 en 15 december 2022 ingekomen verzoekschriften van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [minderjarige01] ,geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
- [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] , België,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 15 december 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is bepaald – met wijziging in zoverre van de beschikking van 21 januari 2022 van de rechtbank – dat de vastgestelde omgangsregeling tussen de vader, [minderjarige01] en [minderjarige02] is opgeschort tot 23 december 2022. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- de verzoekschriften met bijlagen;
- voornoemde beschikking van 15 december 2022.
Op 21 december 2022 zijn de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder.
De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

Voor de feiten wordt verwezen naar de beschikking van 15 december 2022.

Verzoek en verweer

Op 7 december 2022 heeft de gecertificeerde instelling een verzoekschrift ingediend. De gecertificeerde instelling heeft op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) primair verzocht om (al dan niet ambtshalve) een bijzondere curator te benoemen voor [minderjarige01] en [minderjarige02] en op grond van artikel 1:265g BW verzocht de bij beschikking van 21 januari 2022 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen in die zin dat de omgang tussen de vader en de kinderen wordt opgeschort in afwachting van de bevindingen van de verzochte bijzondere curator. Subsidiair heeft de gecertificeerde instelling verzocht om, bij afwijzing van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator, de omgangsregeling te wijzigen en de regie bij de gecertificeerde instelling te laten. Meer subsidiair heeft de gecertificeerde instelling de rechtbank verzocht een beslissing te nemen die in goede justitie wordt geacht. Op 15 december 2022 heeft de gecertificeerde instelling een spoedverzoek ingediend om de omgang tussen de vader en de kinderen op te schorten. De gecertificeerde instelling heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. Er bestaan zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader en het feit dat er geen goede inschatting gemaakt kan worden van de situatie bij de vader. De vader doet suïcidale uitspraken en er bestaat veel onduidelijkheid over zijn gemoedstoestand. De gecertificeerde instelling heeft geprobeerd met de vader in contact te komen, maar dat is tot op heden niet gelukt. Er is via de Centrale Autoriteit informatie gevraagd over de vader, die in België woont. Die informatie is echter nog niet beschikbaar. Conform de gemaakte afspraken over de omgang zouden [minderjarige01] en [minderjarige02] in de tweede week van de kerstvakantie bij de vader zijn in België. In deze week valt ook de verjaardag van de vader, de dag waarop hij volgens zijn uitspraken mogelijk suïcide wil plegen. Het is noodzakelijk dat de omgang in ieder geval voor die periode wordt opgeschort. Daarnaast acht de gecertificeerde instelling het van belang dat een bijzondere curator wordt benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen als de vader strijd heeft met de gecertificeerde instelling. Het is belangrijk dat het contact tussen de vader en kinderen wordt gestimuleerd, maar het is daarvoor noodzakelijk dat een deskundige betrokken raakt om een inschatting te maken van de veiligheid van de kinderen bij de vader. Indien de kinderrechter van oordeel is dat er geen noodzaak bestaat om een bijzondere curator te benoemen, dan is het van belang dat de regie over de omgangsregeling bij de gecertificeerde instelling komt te liggen. De moeder kan vanuit haar rol als moeder daarover geen beslissingen nemen voor de kinderen.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen de benoeming van een bijzondere curator. De moeder vindt het zorgelijk dat er geen duidelijkheid bestaat over de psychische gesteldheid van de vader, maar zij herkent wel een patroon. Daarnaast vindt zij het ook zorgelijk dat de er voor de kinderen nu veel onzekerheid bestaat over het contact met de vader. Het is voor de kinderen moeilijk te begrijpen, omdat zij het naar hun zin hebben op de momenten dat zij bij de vader in België zijn. De vader betrekt echter wel [minderjarige01] in de bestaande problematiek en dat heeft een negatief effect op [minderjarige01] . De moeder heeft haar twijfels bij de toegevoegde waarde die een bijzondere curator kan leveren, omdat de vader nu ook niet meewerkt met de hulpverlening. Het is ten zeerste de vraag of hij met een bijzondere curator wel tot samenwerking zou komen. De moeder het fijn als de regie over de omgang bij de gecertificeerde instelling komt te liggen, omdat dat voor haar als moeder gelet om de omstandigheden niet mogelijk is. De moeder hoopt dat er rust en voorspelbaarheid in het leven van de kinderen komt door deze maatregel.

Beoordeling

Benoeming bijzondere curator (ex artikel 1:250 BW)
Op grond van artikel 1:250 BW kan de kinderrechter een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De kinderrechter kan dit doen als - in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige - de belangen van (een van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De kinderrechter moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen.
De kinderrechter overweegt dat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt dat er noodzaak bestaat tot de benoeming van een bijzondere curator. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat er een bijzondere curator benoemd dient te worden om de veiligheid van de kinderen bij de vader te beoordelen. Dat zou dan bij voorkeur of bijvoorbeeld een psychiatrische beoordeling moeten zijn. De kinderrechter is echter van oordeel dat dit niet past binnen de taken die kunnen worden opgelegd aan een bijzondere curator. Er is geen sprake van een belangenverstrengeling tussen de kinderen en de vader. Het probleem is dat de gecertificeerde instelling niet in contact komt met de vader en dat zij in België, waar de vader woont, geen bevoegdheden hebben om hem daartoe te dwingen. Een bijzonder curator heeft echter die bevoegdheden ook niet. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat een bijzondere curator niet de aanwezen persoon is om in de huidige omstandigheden een inschatting te maken van de veiligheid bij de vader. De kinderrechter zal daarom het verzoek ex artikel 1:250 BW, om een bijzonder curator te benoemen, afwijzen.
Mogelijk kan via de Centrale Autoriteit contact gelegd worden met de lokale autoriteiten en kan langs die weg een reële inschatting worden gemaakt van de situatie bij de vader thuis en of die fysiek en emotioneel voldoende veilig is voor [minderjarige01] en [minderjarige02] .
Wijziging verdeling zorg- en opvoedtaken (ex artikel 1:265g BW)
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een vastgestelde regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. In dit geval gaat het om het opschorten van de omgangsregeling die bij beschikking van 22 januari 2022 is vastgesteld. De kinderrechter zal het verzoek van de gecertificeerde instelling toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
Er bestaan veel zorgen over het gedrag en de gemoedstoestand van de vader. Hij gedraagt zich onvoorspelbaar naar de kinderen toe en zegt de omgang met hen af of zet die stop zonder overleg. Dit is niet in het belang van de kinderen, omdat zij hun ouder moeten kunnen vertrouwen en daarin niet telkens teleurgesteld mogen worden. Daar komt bij dat de vader eerder suïcidale uitspraken heeft gedaan en die onlangs heeft herhaald, waarbij hij heeft aangekondigd dat hij een eind aan zijn leven wil maken op zijn vijftigste verjaardag, die valt in de periode dat de kinderen bij hem zouden zijn. Omdat de gecertificeerde instelling geen contact met de vader kan krijgen, kan geen inschatting worden gemaakt of de vader het uitgesproken voornemen zal uitvoeren. Echter ook indien dat niet het geval is, vindt de kinderrechter de situatie zeer bedreigend en absoluut ongeschikt voor [minderjarige01] en [minderjarige02] .
De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, de omgangsregeling wijzigen, in de zin dat de omgangsregeling wordt opgeschort totdat de situatie bij de vader thuis door de gecertificeerde instelling voldoende veilig wordt geacht. De regie over het herstarten van de omgang en opbouw zal bij de gecertificeerde instelling worden belegd. De kinderrechter merkt daarbij op dat de vader zich moet realiseren dat zijn onvoorspelbare gedrag en omineuze uitspraken een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] en daarom in de weg staat aan een spoedig herstel van de omgang. Het is noodzakelijk dat de vader zich gaat openstellen naar de gecertificeerde instelling en dat hij de samenwerking met hen aangaat. Daarbij zal bijzondere aandacht moeten worden besteed aan zijn psychische gesteldheid en de invloed daarvan op de fysieke en mentale veiligheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] .
De kinderrechter zal de omgangsregeling opschorten tot 17 september 2023, de datum waarop de thans geldende ondertoezichtstelling afloopt. Indien verlenging van de ondertoezichtstelling wordt gevraagd zal de tijdens de behandeling van dat verzoek ter zitting ook de opschorting van de omgangsregeling kunnen worden besproken.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator;
schort op met ingang van heden de in de beschikking van 21 januari 2022 vastgelegde omgangsregeling tussen de vader, [minderjarige01] en [minderjarige02] tot het einde van de ondertoezichtstelling, zijnde 17 september 2023;
en bepaalt dat de gecertificeerde instelling de regie heeft over het herstarten van de omgang en de opbouw daarvan;
en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.