ECLI:NL:RBDHA:2022:14349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan procesbelang in bestuursrechtelijke handhavingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door drs. [eiser], had een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg om handhavend op te treden tegen nachtelijke werkzaamheden aan de tramrails door HTM Personenvervoer N.V. in augustus 2021. Eiser stelde dat HTM niet had voldaan aan de voorwaarde van de ontheffing, die vereiste dat de werkzaamheden vooraf aan de omwonenden moesten worden aangekondigd met een bewonersbrief. Het college heeft het verzoek van eiser afgewezen en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, waarop eiser beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 december 2022 was eiser aanwezig, evenals de gemachtigden van verweerder. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat eiser geen procesbelang meer had. Dit was het gevolg van het feit dat eiser met zijn bezwaar en beroep niet kon bereiken dat HTM alsnog bewonersbrieven zou versturen. Bovendien was er geen dwangsom verbeurd, aangezien HTM een ontheffing had verkregen voor de werkzaamheden en niet in strijd met de opgelegde last had gehandeld.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Leijten. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1726
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

drs. [eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: R.P. Klaverkamp en A.E. Bijstra).

Procesverloop

Met het besluit van 27 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om handhavend op te treden afgewezen. Bij besluit van 3 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2022.
Eiser en de gemachtigden van verweerder waren daarbij aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft bij brief van 18 augustus 2021 verzocht om handhavend op te treden tegen nachtelijke werkzaamheden aan de tramrails door HTM Personenvervoer N.V. in de nachten van 15 op 16 en van 16 op 17 augustus 2021 (week 33). HTM heeft voor deze werkzaamheden wel een ontheffing, maar HTM heeft volgens eiser niet voldaan aan de in de ontheffing opgenomen voorwaarde dat de werkzaamheden bij de omwonenden moeten worden aangekondigd met een bewonersbrief. Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat niet is gebleken dat de HTM geen bewonersbrieven heeft verzonden.
Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang meer heeft.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank geeft verweerder gelijk. Eiser heeft geen proces-belang meer. Eiser kan met zijn bezwaar en beroep niet bereiken dat de HTM alsnog bewonersbrieven voorafgaande aan de werkzaamheden in week 33 van 2021 laat bezorgen bij de omwonenden.
4. Door de HTM is ook geen dwangsom verbeurd op grond van de op 13 juli 2021 aan HTM opgelegde last onder dwangsom. Deze last hield in dat de HTM niet zonder ontheffing geluidshinder mocht veroorzaken. HTM heeft deze last niet overtreden, omdat zij voor de werkzaamheden in week 33 van 2021 een ontheffing heeft verkregen. Als de HTM een voorwaarde voor de ontheffing zou hebben overtreden door aan eiser vooraf geen bewonersbrief te verstrekken, wil dat niet zeggen dat verweerder niet heeft voldaan aan de last om voorafgaand aan de werkzaamheden een ontheffing voor geluidshinder te verkrijgen.
5
.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier, op 20 december 2022.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.