ECLI:NL:RBDHA:2022:14386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning op humanitaire gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Surinaamse man, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend om zijn verblijfsvergunning te wijzigen naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden'. Deze aanvraag werd op 8 oktober 2021 door de Staatssecretaris afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 4 januari 2022 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2022 behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door een andere gemachtigde. Eiser betoogde dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was, omdat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst en al geruime tijd in Nederland woont. Hij voerde aan dat het niet behalen van het inburgeringsexamen niet voldoende reden was om zijn aanvraag af te wijzen.
De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldeed aan de inburgeringsvereisten zoals vastgelegd in het Vreemdelingenbesluit. Eiser had geen vrijstelling of ontheffing van de verplichting om het inburgeringsexamen te halen en het behaalde diploma NT2 programma 1 voldeed niet aan de eisen voor vrijstelling. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen, en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.