ECLI:NL:RBDHA:2022:14386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning op humanitaire gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Surinaamse man, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend om zijn verblijfsvergunning te wijzigen naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden'. Deze aanvraag werd op 8 oktober 2021 door de Staatssecretaris afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 4 januari 2022 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.

De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2022 behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door een andere gemachtigde. Eiser betoogde dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was, omdat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst en al geruime tijd in Nederland woont. Hij voerde aan dat het niet behalen van het inburgeringsexamen niet voldoende reden was om zijn aanvraag af te wijzen.

De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldeed aan de inburgeringsvereisten zoals vastgelegd in het Vreemdelingenbesluit. Eiser had geen vrijstelling of ontheffing van de verplichting om het inburgeringsexamen te halen en het behaalde diploma NT2 programma 1 voldeed niet aan de eisen voor vrijstelling. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen, en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: drs. F.W. King),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor het wijzigen van het doel van de verblijfsvergunning in ‘niet-tijdelijk humanitaire gronden’ afgewezen.
Bij besluit van 4 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Dit besluit heeft verweerder op 5 januari 2022 aangevuld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1977 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Hij is
met ingang van 17 juni 2013 in bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ (ex-vrouw). Met ingang van 19 februari 2016 is deze vergunning gewijzigd naar een verblijfsvergunning voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [B] ’ (dochter). Met ingang van 14 maart 2019 is eiser in bezit gesteld van een verblijfsdocument EU/EER voor het doel ‘Residency card for a family member of an EU citizen’.
1.1.
Eiser heeft een aanvraag ingediend voor het wijzigen van het doel
van de verblijfsvergunning naar ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden. Zo heeft eiser het inburgeringsexamen niet behaald en is hij hiervan niet ontheven of vrijgesteld en heeft eiser niet vijf jaar aangesloten verblijf gehad als houder van de verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
1.2.
Bij het aanvullende besluit van 5 januari 2022 heeft verweerder de afwijzingsgrond
dat eiser geen vijf jaren aaneengesloten verblijf heeft gehad op grond van de verblijfsvergunning, laten vallen.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Het feit dat hij niet voldoet aan het
inburgeringsvereiste is onvoldoende om de aanvraag af te wijzen. Hij is geboren in Suriname, waar hij onderwijs heeft gevolgd dat op Nederland was gericht en hij beheerst de Nederlandse taal. Hij heeft een diploma NT2 programma 1 overgelegd. Daarbij woont hij al geruime tijd in Nederland en heeft hij in Nederland ook geruime tijd arbeid in loondienst verricht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Inburgeringsvereiste
3. Niet is in geschil dat eiser zijn inburgeringsexamen niet heeft gehaald. Daarnaast
is eiser niet vrijgesteld of ontheven van de verplichting om het inburgeringsexamen te halen. Uit artikel 3.80a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit volgt dat een aanvraag in dat geval wordt afgewezen. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat dit vereiste in een aantal gevallen niet wordt toegepast. Het door eiser behaalde diploma NT2 programma 1, is geen diploma dat voldoende is om vrij te worden gesteld van het inburgeringsvereiste. Verweerder heeft dit in het verweerschrift nog nader toegelicht. Dat eiser niet aan de voorwaarden voldoet, wordt feitelijk ook niet bestreden. Eiser voert aan dat hij desondanks niet aan dit vereiste zou hoeven te voldoen, omdat hij de taal voldoende beheerst en al voldoende is ingeburgerd omdat hij al lange tijd in Nederland verblijft. Hiermee voldoet eiser echter niet aan de voorwaarden. Als eiser van mening is dat hij van het inburgeringsvereiste moet worden vrijgesteld, daarvan moet worden ontheven of dat hij aantoonbaar voldoende is ingeburgerd dan kan eiser een verzoek indienen om dit vast te stellen. Dit is niet iets dat verweerder beoordeeld zodat eiser dit eerst zal moeten aanvragen en laten beoordelen.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
25 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.