ECLI:NL:RBDHA:2022:14516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
22_4557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op AVG-verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de burgemeester en wethouders van de Gemeente Westland, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 19 juni 2021 om zijn persoonsgegevens te verwijderen. Eiser heeft op 23 juli 2021 verweerder in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen. De rechtbank heeft op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan en geoordeeld dat verweerder alsnog binnen twee weken een besluit moet nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor misbruik van recht door eiser, ondanks dat hij soortgelijke verzoeken bij andere gemeenten heeft ingediend. De rechtbank heeft verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de dwangsom vastgesteld op € 1442,- en moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

burgermeester en wethouders van de Gemeente Westland, verweerder

(gemachtigden: B.H.J. Thedinga en I.J.M. Slaman).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 19 juni 2021.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Ter zitting is de vraag opgeworpen of eiser misbruik van recht maakt. Als daar sprake van is, wordt het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Uit rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter op dit punt blijkt dat voor het aannemen van misbruik zwaarwichtige gronden vereist zijn. Deze gronden zijn onder meer aanwezig indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. De vraag of er sprake is van misbruik van recht komt vooral naar voren, omdat eiser kennelijk bij meerdere gemeenten AVG verzoeken heeft ingediend en het feit dat eiser met dit verzoek verwijdering beoogt van de gegevens die juist door zijn eerdere AVG verzoek bij de gemeente zijn geregistreerd.
Eiser heeft ter zitting, toen hem daarnaar gevraagd werd, bevestigd dat hij soortgelijke AVG verzoeken bij meerdere gemeentes door het land heeft ingediend.
Ter zitting heeft eiser ook, toen hem daarnaar werd gevraagd, een belang gesteld bij zijn AVG verzoek. Eiser gaf aan dat zijn dochter en ex-partner in de gemeente Westland wonen. Eiser heeft daar zelf ook een tijd verbleven, maar heeft zich er nooit ingeschreven. Eiser was in het verleden bezig met de aankoop van een stuk grond met een recreatiebestemming. Hem was ter ore gekomen dat hij in dat kader genoemd zou zijn in stukken van de gemeente. Eiser wilde daar inzicht in hebben. Nadat het AVG besluit kwam dat er geen gegevens over hem verwerkt werden, was eiser van mening dat er geen reden was om de gegevens die naar aanleiding van het AVG verzoek over eiser verwerkt werden bij de gemeente te bewaren. Daarom deed eiser het verzoek tot verwijdering.
De rechtbank is van oordeel dat er door het door eiser gestelde belang op dit moment te weinig aanwijzingen zijn dat sprake is van misbruik van recht.
3 Eiser heeft de aanvraag ingediend op 19 juni 2021. Verweerder moet binnen één maand beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 12, derde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming [2] . Verweerder had dus uiterlijk op 19 juli 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 23 juli 2021 voor het eerst in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Daarna heeft eiser verweerder nog meerdere malen gemaild over deze zaak.
Dat verweerder de aanvraag tot verwijdering van zijn persoonsgegevens als een herhaald AVG verzoek aangemerkt heeft, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de termijnoverschrijding niet aan verweerder tegengeworpen mag worden. Weliswaar had eiser duidelijker kunnen aangeven dat hij de gegevens verwijderd wilde zien die verweerder in het kader van zijn eerdere AVG verzoek had verwerkt, echter verweerder heeft ook geen verduidelijking van het verzoek bij eiser opgevraagd.
4 Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
5 De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6 Eiser heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen.
7 Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De dwangsom is in dit geval geheel verschuldigd en bedraagt gelet op artikel 4:17, tweede lid, van de Awb € 1442,-.
8 Het beroep is gegrond.
9 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
10 Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1442,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:688
2.Verordening 2016/679