ECLI:NL:RBDHA:2022:14556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/3814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging opvang asielzoeker met medische zorgbehoefte

Op 22 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een Ethiopische asielzoeker en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de beëindiging van de opvang van de verzoeker, die afhankelijk is van zorg en begeleiding vanwege zijn medische situatie. Het COA had op 30 mei 2022 besloten dat de opvang van de verzoeker per 23 juni 2022 zou eindigen, wat leidde tot bezwaar van de verzoeker op 19 juni 2022. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de verzoeker zwaarder wegen dan die van het COA, gezien de medische noodzaak van de opvang. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat het COA de opvang van de verzoeker niet mag beëindigen totdat de zaak inhoudelijk is behandeld. De voorzieningenrechter heeft een ordemaatregel getroffen op basis van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, om de rechten van de verzoeker te waarborgen totdat er een definitieve uitspraak is gedaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.M. Slierendrecht, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3814
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juni 2022 in de zaak tussen
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1939, van Ethiopische nationaliteit, verzoeker, V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), verweerder

(gemachtigde: mr. L. van Els)

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2022 (dan wel 19 juni 2022) (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat de opvang van verzoeker met ingang van 23 juni 2022 zal worden beëindigd en dat hij op deze datum de COA-locatie moet verlaten.
Verzoeker heeft op 19 juni 2022 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verbiedt verweerder de Rva-voorzieningen te beëindigen en verzoeker uit de opvang te verwijderen totdat behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft plaatsgevonden en daarna uitspraak is gedaan;
- houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan.

Overwegingen

1. Bij beslissing van 25 mei 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen. Verzoeker heeft op 19 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2. In het primaire besluit heeft verweerder beslist dat de opvang van verzoeker op 23 juni 2022 wordt beëindigd. Dit is het gevolg van de negatieve beschikking van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
3. Verzoeker geniet opvang in Koninklijke Visie, een expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen in Huizen. Hij stelt dat hij afhankelijk is van zorg en begeleiding en dat het daarom ondenkbaar is dat hij op straat komt te staan. Verzoeker vraagt de Rva-verstrekkingen en de opvang te continueren.
Standpunt verweerder
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen omdat er geen verplichting bestaat om aan verzoeker verstrekkingen aan te bieden. Verweerder kan alleen tot continuering van de verstrekkingen overgaan als verzoeker tot een van de categorieën asielzoekers behoort aan wie opvang wordt geboden zoals bepaald in artikel 3, tweede en derde lid, van de Rva 2005. Verzoeker behoort niet tot een van die categorieën. In afwijking daarvan kan verweerder in het geval van zeer bijzondere omstandigheden opvang verlenen, bijvoorbeeld als het beëindigen van de verstrekkingen een acute medische noodsituatie tot gevolg heeft. Daarvan is hier volgens verweerder geen sprake. Bovendien betekent het beëindigen van de verstrekkingen niet dat verzoeker de noodzakelijke medische behandeling moet missen.
Oordeel voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter overweegt dat in deze spoedprocedure een relatief korte tijd ter beschikking is om een afweging te maken tussen de belangen van beide partijen. In ieder geval staat vast dat bij verzoeker sprake is van problemen met zijn zicht en dat hij om die reden opvang geniet in Koninklijke Visio. In de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 mei 2022 staat verder dat bij het uitblijven van de medische behandeling een medische noodsituatie op de korte termijn wordt verwacht en dat de noodzakelijke medische behandeling in Ethiopië aanwezig is. Hoewel verzoeker ondanks het beëindigen van verstrekkingen nog medisch noodzakelijke zorg zal kunnen krijgen, is onduidelijk of zijn verblijf bij Koninklijke Visio en de zorg die hij ontvangt kunnen worden voortgezet. Niet is uit te sluiten dat de medische problematiek zal verergeren bij beëindiging van de Rva-verstrekkingen op 23 juni 2022. Daar komt bij dat het standpunt van verweerder in het primaire besluit (de opvang wordt beëindigd) afwijkt van het standpunt in het verweerschrift (de opvang bij Visio wordt niet beëindigd, maar alleen de Rva-verstrekkingen worden beëindigd). Hierover zal duidelijkheid moeten komen. Het belang bij het (voorlopig) handhaven van de voorzieningen is dan ook groot. Gelet hierop kent de voorzieningenrechter een zwaarder gewicht toe aan de belangen van verzoeker dan aan de belangen van verweerder om de voorzieningen met ingang van 23 juni 2022 te beëindigen. Een nadere inhoudelijke beoordeling van het geschil is echter op zijn plaats. Weliswaar had de voorlopige voorziening eerder kunnen worden aangevraagd en treft verzoeker daarvan mogelijk een verwijt, maar dat maakt de afweging in dit geval niet anders. Partijen zullen op korte termijn worden uitgenodigd voor een zitting, waar het verzoek (nader) inhoudelijk zal worden behandeld.
6. Het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat het verzoek wordt toegewezen, zodat het recht op opvang en verstrekkingen blijft bestaan totdat de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening ter zitting heeft plaatsgevonden en daarna uitspraak is gedaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier, op 22 juni 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.