ECLI:NL:RBDHA:2022:14653
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor familieleven
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.J. Joosten, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM had afgewezen. Dit besluit, genomen op 6 april 2022, hield in dat verzoeker niet langer in Nederland mocht blijven. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een verbod tot uitzetting totdat op het bezwaar was beslist.
Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 zijn beide partijen niet verschenen, maar de voorzieningenrechter heeft het verzoek toch behandeld. De voorzieningenrechter heeft besloten om het primaire besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de verweerder opgedragen om het betaalde griffierecht van €184,00 aan verzoeker te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €759,00.
De voorzieningenrechter benadrukte dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. De voorzieningenrechter overwoog dat de werking van het besluit van 6 april 2022 niet geschorst wordt, ook niet als er bezwaar is gemaakt. Verweerder had eerder aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, wat leidde tot de beslissing om uitzetting te verbieden tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.