In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Syrische vrouw, had de aanvraag ingediend met het doel om herenigd te worden met haar twee zonen, die in Nederland verblijven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zonen, wat de afwijzing van de aanvraag onterecht maakte. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris in zijn belangenafweging geen 'fair balance' had gevonden tussen de belangen van eiseres en het algemeen belang van de Nederlandse staat. De rechtbank heeft de primaire besluiten van de staatssecretaris vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de mvv aan eiseres moet worden verleend binnen vier weken. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.