ECLI:NL:RBDHA:2022:14677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
NL22.15533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die stelt de Surinaamse nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1987, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 3 april 2022 was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres verzocht tevens om schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring al eerder was getoetst en dat de eerdere uitspraak van 23 juni 2022 relevant is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel. Eiseres voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure, aangezien zij al meer dan vier maanden in vreemdelingenbewaring verblijft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende uitzettingshandelingen heeft verricht en dat de stelling van eiseres dat er geen constructieve gesprekken plaatsvinden, niet wordt gevolgd. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende meewerkt aan haar uitzetting en dat verweerder niet in gebreke is gebleven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier, en is openbaar gemaakt op 25 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.15533
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Schoneveld),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 april 2022 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat zij de Surinaamse nationaliteit heeft en dat zij is geboren op [1987] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 23 juni 2022 (in de zaak NL22.11220) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiseres stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiseres bevindt zich inmiddels ruim vier maanden in vreemdelingenbewaring. Volgens eiseres blijkt uit de voortgangsrapportage dat de afgelopen periode geen of te weinig uitzettingshandelingen hebben plaatsgevonden. Het laatste vertrekgesprek heeft plaatsgevonden op
2 augustus 2022. Er is door verweerder geen poging gedaan om een constructief gesprek te voeren met eiseres. Verweerder zou voor het laatst op 28 juli 2022 hebben gerappelleerd bij de Surinaamse autoriteiten. Dat is ruim drie weken geleden. Ook lijkt niet op dossierniveau te zijn gerappelleerd. Mede gelet op de duur van de maatregel van bewaring, had dit inmiddels wel van verweerder mogen worden verwacht volgens eiseres.
5. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting uit Nederland. Verweerder voert regelmatig vertrekgesprekken. Het laatste vertrekgesprek is gehouden op 2 augustus 2022. De stelling van eiseres dat verweerder geen constructief gesprek voert, volgt de rechtbank niet. Uit de verslagen van de vertrekgesprekken is te lezen dat eiseres niet bereid is om mee te werken aan haar uitzetting. Dat de gesprekken niet constructief zijn komt dan ook voor rekening van eiseres. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat het onderzoek omtrent de laissez passer-aanvraag van eiseres nog loopt. Bovendien is verweerder voor de afgifte van een laissez-passer afhankelijk van de Surinaamse autoriteiten. Verweerder rappelleert regelmatig, laatstelijk op 28 juli 2022. Dat sindsdien drie weken zijn verstreken, maakt niet dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verder is niet gebleken dat eiseres een actieve en volledige medewerking verleent aan haar uitzetting en concrete handelingen heeft ondernomen om de afgifte van een lp te bespoedigen. Dat mag wel van haar worden verwacht, omdat op eiseres de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Gelet op bovenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder voldoende uitzettingshandelingen heeft verricht en voldoende voortvarend heeft gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
25 augustus 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie
Mr. S.G.M. van Veen Rechter
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.