ECLI:NL:RBDHA:2022:14697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/1046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Eiseres, een Iraanse nationaliteit, had op 3 mei 2021 een aanvraag ingediend om bij haar partner in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd van een duurzame en exclusieve relatie met haar partner, die sinds 2014 in Nederland verblijft met een asielvergunning.

Eiseres maakte bezwaar tegen de afwijzing, maar dit werd door de Staatssecretaris op 2 februari 2022 als kennelijk ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 19 juli 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat haar relatie met de referent duurzaam en exclusief was, zoals vereist volgens de Vreemdelingenwet.

De rechtbank concludeerde dat de vier overgelegde foto's en andere documenten niet voldoende waren om de gestelde relatie te onderbouwen. Ook werd geoordeeld dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij meer bewijs had kunnen aanleveren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter L.A. Banga en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/1046

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

(gemachtigde: mr. S. Jhinnoe).

Inleiding en procesverloop

Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1996 en heeft de Iraanse nationaliteit. Op 3 mei 2021 heeft zij een aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend. Eiseres beoogt hiermee verblijf in Nederland bij haar partner [referent] (hierna: referent) te verkrijgen. Referent verblijft in Nederland en heeft een asielvergunning sinds 11 juli 2014.
In het besluit van 8 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres op 31 juli 2021 bezwaar gemaakt.
In het besluit van 2 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Op 23 februari 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, referent en de gemachtigde van verweerder. Als tolk is verschenen de heer A. Afkari.

Overwegingen

Standpunt van verweerder
1. Verweerder heeft zich – samengevat weergegeven – op het volgende standpunt gesteld. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij sinds 2017 een duurzame en exclusieve relatie heeft met referent. Bij de mvv-aanvraag heeft eiseres geen bewijsstukken van de gestelde relatie overgelegd. Weliswaar heeft eiseres in de bezwaarfase vier foto’s overgelegd, maar deze foto’s zijn onvoldoende om te onderbouwen dat zij en referent en sinds 2017 een duurzame en exclusieve relatie hebben. Daarnaast zijn de antwoorden van referent op de ‘bijlage vragenlijst relatie’ summier en niet onderbouwd met bewijsstukken.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. De bewijsstukken die eiseres heeft overgelegd zijn stukken waarmee zij volgens de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) de relatie tussen haar en referent kan onderbouwen. Weliswaar verwacht verweerder van eiseres dat zij meer stukken aanlevert om haar relatie te onderbouwen, maar het is onduidelijk waar verweerder dit standpunt op baseert. Daarnaast heeft eiseres voldoende toegelicht dat dit alle bewijsstukken zijn die zij heeft en dat zij geen andere bewijsstukken kan overleggen.
3. Verder stelt eiseres dat verweerder haar en referent in de bezwaarprocedure had moeten horen. In dit soort zaken, waarbij verweerder moet beoordelen of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, is het juist van belang dat de aanvrager hierover wordt gehoord. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres onder meer naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 6 juli 2022. [1]
Beoordeling door de rechtbank
4. De belangrijkste beslissing van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit niet wordt vernietigd. De rechtbank legt hierna uit waarom.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in het bestreden besluit heeft aangenomen dat eiseres ongehuwd is. Verder overweegt de rechtbank dat zij het bestreden besluit zo begrijpt dat verweerder op zichzelf wel aanneemt dat er sprake is van een relatie tussen eiseres en referent – immers een schijnrelatie is niet aan eiseres en referent tegengeworpen – maar dat verweerder niet aannemelijk gemaakt vindt dat die relatie duurzaam en exclusief is als bedoeld in artikel 3.14, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Over dit laatste overweegt de rechtbank als volgt.
6. Het gaat in dit geval om een aanvraagsituatie. Dit betekent dat het aan eiseres en referent is om aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de gevraagde mvv. Meer specifiek betekent dit dat zij aannemelijk moeten maken dat zij een relatie hebben die duurzaam en exclusief is, wat wil zeggen dat die relatie in voldoende mate met een huwelijk op een lijn is te stellen (paragraaf B7/3.1.1 Vc).
7. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres en referent er niet in zijn geslaagd om aannemelijk te maken zij een relatie hebben die duurzaam en exclusief is. De gestelde duurzaamheid en exclusiviteit van hun relatie is onvoldoende onderbouwd met bewijsstukken. Het betoog van eiseres dat zij niet meer bewijsstukken kan overleggen slaagt naar het oordeel van de rechtbank ook niet. Verweerder heeft daarom geen bewijsnood hoeven aannemen.
8. Eiseres en referent hebben slechts overgelegd: vier foto’s, een relatieverklaring, een ongehuwdverklaring en de ingevulde vragenlijst.
9. In de eerste plaats heeft verweerder terecht gesteld dat eiseres en referent weinig concrete informatie hebben verstrekt over (de aard, invulling en intensiteit) van hun relatie. Zij hebben de vragenlijst, waarop staat vermeld dat die uitgebreid en gedetailleerd ingevuld moet worden, slechts summier ingevuld. Zo hebben zij onder meer niet uitgelegd hoe hun vriendschap is overgegaan in een liefdesrelatie. De relatieverklaring die referent heeft overgelegd is ook heel kort en geeft ook niet meer inzicht in de relatie. Bovendien is die verklaring niet objectief.
10. In de tweede plaats mag verweerder van eiseres en referent verwachten dat zij met meer bewijs kunnen komen dan wat hierboven is genoemd. Eiseres en referent zijn namelijk van 2017 tot 2021 samen in Nederland geweest en ook nu wordt nog gesteld dat zij een relatie onderhouden. De stelling van eiseres dat zij en referent weinig foto’s maken, maakt dit niet anders. Er zijn namelijk nog voldoende andere manieren om te onderbouwen dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
11. Tot slot stelt verweerder niet ten onrechte dat niet valt in te zien dat eiseres en referent geen enkel bewijs hebben overgelegd van hun communicatie tijdens hun relatie in de vorm van bijvoorbeeld een overzicht van Whatsappgesprekken, een belgeschiedenis of e-mails. Zeker gelet op het feit dat eiseres en referent kennelijk sinds 2021 een lange afstandsrelatie onderhouden. De stelling dat de referent zijn telefoon zou zijn kwijtgeraakt, leidt niet tot een ander oordeel. Deze stelling is onvoldoende concreet en niet onderbouwd. Zo is het bijvoorbeeld niet duidelijk in welke periode referent geen telefoon tot zijn beschikking had waardoor hij nu geen bewijs kan overleggen.
De hoorplicht
12. Met betrekking tot de stelling dat de hoorplicht is geschonden, overweegt de rechtbank als volgt. Het gaat in dit geval om een aanvraagsituatie wat betekent eiseres in eerste instantie aannemelijk moet maken dat zij voldoet aan de voorwaarden voor de gevraagde mvv.
13. In de ‘Bijlage Vragenlijst voor verblijf bij partner’ staat vermeld dat de antwoorden zoveel mogelijk met bewijsstukken moeten worden onderbouwd. Ook staat vermeld dat verweerder de relatie niet goed kan beoordelen als de vragen niet uitgebreid worden beantwoord en geen bewijsstukken worden meegestuurd. In het primaire besluit van 8 juli 2021 heeft verweerder vermeld dat de gestelde relatie niet met bewijsstukken is onderbouwd.
14. In bezwaar heeft eiseres vier foto’s overgelegd en daarnaast gesteld dat hiermee aan de bewijslast is voldaan. Mocht verweerder daar anders over denken en meer informatie willen, stelt eiseres dat het op de weg van verweerder ligt om haar hierover te horen. Deze stelling volgt de rechtbank niet. De rechtbank heeft immers geoordeeld dat verweerder heeft mogen vinden dat de verklaringen die eiseres heeft gegeven voor het feit dat zij niet meer bewijsstukken kan overleggen onvoldoende zijn.
15. Het beroep op de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 2022 maakt ook niet dat verweerder eiseres had moeten horen. In deze uitspraak [2] heeft de ABRvS een aantal concrete omstandigheden genoemd die van belang zijn voor de vraag of verweerder van horen heeft mogen afzien. De vuistregel hierbij is dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te krijgen en daarover met verweerder heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt om hem uit te nodigen voor een hoorzitting. Van dergelijke inspanningen is de rechtbank niet gebleken. Ook is niet gebleken van contact tussen partijen, omdat het volgens eiseres onduidelijk was welk bewijs zij precies moest aanleveren. De redenen waarom eiseres bepaalde informatie niet kon overleggen, vindt de rechtbank te weinig concreet en onvoldoende onderbouwd. Dat eiseres in bezwaar expliciet heeft verzocht om een hoorzitting, is in dit geval dus onvoldoende. Onder deze omstandigheden hoefde verweerder daarom niet over te gaan tot horen. Verweerder heeft uit het bezwaarschrift, gelezen in relatie tot het primaire besluit, meteen kunnen afleiden dat het bezwaar ongegrond was.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.In r.o. 5.2.