ECLI:NL:RBDHA:2022:14702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL22.2149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder connexe bodemprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen in een besluit van 8 februari 2022. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit primaire besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 7 april 2022. Hierop heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en om de verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De verweerder stelde zich op het standpunt dat hij niet gehouden was om de proceskosten te betalen. De partijen hebben vervolgens toestemming gegeven om de zaak op basis van de stukken af te doen, waarna het onderzoek werd gesloten.

De voorzieningenrechter overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. Hij stelde vast dat verzoekster geen beroep had ingesteld tegen het bestreden besluit, wat een voorwaarde is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier, en werd openbaar gemaakt op 8 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2149
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Fitters).

Procesverloop

In het besluit van 8 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In het besluit van 7 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft het verzoek om een voorlopige voorziening gehandhaafd met het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft zich bij brief van 23 juni 2022 op het standpunt gesteld dat hij niet gehouden is om de proceskosten te betalen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak op de stukken af te doen. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekster geen beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk. Alleen al om die reden bestaat voor een proceskostenveroordeling ter zake van het ingediende verzoekschrift geen reden.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.