3.4In het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 10 december 2021 ingetrokken, het bezwaarschrift van eiser alsnog ongegrond verklaard en de mvv-aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij niet voldoet aan de beperking waaronder zijn aanvraag is ingediend. Verweerder heeft hierbij verwezen naar het negatieve arbeidsmarktadvies van het UWV van 28 maart 2022. Volgens verweerder is er geen reden om te twijfelen aan dit advies, nu het een deskundigenadvies betreft en er geen aanwijzingen zijn dat het advies op onjuiste wijze tot stand is gekomen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten ingebracht om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van het UWV-advies. Daarnaast is het Bureau Documenten van verweerder gevraagd om eisers koksboekje op echtheid te onderzoeken. In de verklaring van onderzoek van 6 april 2022 staat dat het koksboekje met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven en dat hierdoor de echtheid van het document niet meer relevant is. Verder kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Volgens verweerder is er geen reden om te twijfelen aan de verklaring van onderzoek, omdat deze eveneens als deskundigenadvies kan worden aangemerkt. Eiser heeft bovendien op geen enkele wijze met verifieerbare bewijsstukken aangetoond dat het koksboekje wel inhoudelijk juist is en heeft evenmin een contra-expertise laten verrichten.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert in dit kader – samenvattend – het volgende aan. Het gaat in deze zaak op een belastend besluit voor eiser, waardoor op verweerder een zware motiveringsplicht rust. Verweerder moet zich in een situatie zoals de onderhavige er meer dan gebruikelijk van vergewissen dat de adviezen van het UWV inhoudelijk juist zijn. Verweerder heeft deze vergewisplicht in de onderhavige zaak geschonden. Het UWV-advies van 28 maart 2022 is gebaseerd op het ILO-rapport van [plaats] januari 2022, maar dit rapport is ten onrechte pas in beroep aan eiser overgelegd. Bovendien heeft verweerder ten onrechte de deskundigheid van de opsteller van het ILO-rapport niet gecontroleerd. Verder heeft verweerder zich er ten onrechte niet van vergewist of het verslag van onderzoek van het Bureau Documenten van 6 april 2022 inzichtelijk is. Uit dit verslag kan niet worden opgemaakt wat er mis is met het koksboekje van eiser. Volgens eiser heeft hij dit boekje gewoon op de voorgeschreven wijze verkregen. Eiser stelt daarnaast dat ten opzichte van het eerder afgegeven positieve arbeidsmarktadvies van 14 september 2020 het UWV geen nieuwe feiten en omstandigheden aan het advies ten grondslag heeft gelegd. Het UWV heeft zich ten onrechte gebaseerd op de verslagen van de interviews van 7 en 16 december 2020, omdat deze van ruim een jaar vóór dit positieve advies en de inwilligende beschikking van 10 december 2021 dateren. Verweerder heeft daarnaast in strijd met het vertrouwensbeginsel gehandeld, omdat eiser erop mocht vertrouwen dat de interviews van 7 en 16 december 2020 niet in de weg stonden van de gegrondverklaring van zijn bezwaar. Verder dateren volgens eiser ook de overige tegenwerpingen in het arbeidsmarktadvies van vóór de inwilligende beschikking van 10 december 2021, waardoor deze als gepasseerd moeten worden gezien.
Heeft verweerder ten onrechte het ILO-rapport niet aan eiser toegezonden?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het ILO-rapport van [plaats] januari 2022 niet in de bezwaarfase aan eiser toe te zenden, maar pas in beroep als bijlage bij het verweerschrift over te leggen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verweerder heeft het bestreden besluit mede gebaseerd op het negatieve UWV-advies van 28 maart 2022. Dit UWV-advies is weer gebaseerd op de bevindingen uit het ILO-rapport. Het ILO-rapport is echter niet met het UWV-advies naar eiser toegestuurd, maar is pas in beroep als bijlage bij het verweerschrift overgelegd. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting verklaard dat een ILO-rapport een intern rapport is dat in principe niet wordt overgelegd aan de vreemdeling en niet als basis voor de besluitvorming wordt gebruikt. In de regel worden de bevindingen uit een dergelijk rapport doorgestuurd naar het Bureau Documenten, dat verder onderzoek doet naar het voorliggende document en daarvan verslag uitbrengt. De gemachtigde van verweerder heeft verklaard dat het feit dat het UWV-advies in de onderhavige zaak niet is gebaseerd op een verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten, maar op het ILO-rapport, een zorgvuldigheidsgebrek vormt, maar dat eiser niet in zijn belangen is geschaad omdat de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten later naar hem is toegezonden. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Doordat eiser in de bezwaarfase geen inzicht heeft kunnen verkrijgen in het ILO-rapport, heeft hij niet de gelegenheid gehad om te beoordelen of verweerder aan zijn vergewisplicht heeft voldaan en daarmee of het UWV advies (wat gebaseerd is op het ILO-rapport) inhoudelijk juist en volledig is. Dat verweerder in beroep alsnog een verklaring van onderzoek van het Bureau Document van 5 april 2022 aan eiser heeft toegezonden, neemt dit gebrek naar het oordeel van de rechtbank niet weg.
Heeft verweerder de vergewisplicht geschonden?
6. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gebaseerd op het negatieve arbeidsmarktadvies van het UWV van 28 maart 2022, alsmede op de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van 6 april 2022. Beide stukken moeten worden aangemerkt als deskundigenadviezen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdelingmoet verweerder, als hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Awbvan vergewissen dat het deskundigenadvies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig – en naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Als dat het geval is, kan de uitkomst van een deskundigenbericht alleen met succes worden bestreden als er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het deskundigenadvies worden aangevoerd, bijvoorbeeld door middel van een contraexpertise.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de onderhavige zaak de vergewisplicht heeft geschonden ten aanzien van het UWV-advies van 28 maart 2022. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Eiser heeft in bezwaar ter onderbouwing van zijn werkervaring verklaringen van twee voormalige werkgevers overgelegd. In het UWV-advies wordt ten onrechte niet op deze werkgeversverklaringen ingegaan. Het UWV moet immers op grond van de door eiser ingediende stukken en de door verweerder overgelegde informatie beoordelen of eiser voldoet aan de kwalificatievereisten voor de functie specialiteitenkok Chinese keuken. Het UWV had dan ook de werkgeversverklaringen in de beoordeling moeten betrekken, te meer omdat deze verklaringen in het eerdere positieve advies van 14 september 2020. In combinatie met de door eiser afgelegde interviews, aanleiding gaven om te concluderen dat eiser aan de kwalificatievereisten voldeed. Ook als het UWV van mening is dat deze werkgeversverklaringen onvoldoende onderbouwing vormden van eisers kwalificaties, had het UWV gemotiveerd op deze verklaringen in moeten gaan. Het UWV-advies is hiermee op een onzorgvuldige wijze tot stand gekomen.
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat het ILO-rapport waar het UWV-advies naar verwijst geen inzicht biedt in de deskundigheid van de opsteller daarvan, nu de naam van de opsteller is zwartgelakt. Hierdoor is niet controleerbaar of de opsteller van dit rapport over de juiste kwalificaties en deskundigheid beschikt om het koksboekje op echtheid te onderzoeken en in welke hoedanigheid deze aan het ILO is verbonden. Daarnaast is het ILO-rapport naar het oordeel van de rechtbank ook inhoudelijk niet inzichtelijk. In het rapport staat het volgende ten aanzien van de bevindingen van het koksboekje:
“
ILO [plaats] heeft het OQC onderzocht, waaruit de volgende bevindingen naar voren kwamen (zie de bijlage Document Overview voor de afbeeldingen):
De binddraad is beschadigd, nu deze niet volledig doorloopt aan de onderkant en bovenkant van het OCQ. Bovendien zit het binddraad aan de bovenkant enigszins los;
In de binnenkant van het OQC zitten twee rode stempels. De informatie die onder de stempel vermeld staat is op bepaalde plekken in de stempel zichtbaar, maar op andere plekken in de stempel niet.”
De rechtbank is van oordeel dat uit deze bevindingen onvoldoende blijkt op welke het door eiser overgelegde koksboekje verschilt van een echt, door de Chinese autoriteiten afgegeven koksboekje. Zo wordt niet toegelicht in hoeverre de aangetroffen onregelmatigheden afwijken van de normale gebruikssporen van een (officieel) koksboekje. Bovendien is de bijlage ‘Document Overview’, waarin afbeeldingen van de bevindingen van het ILO zouden zijn opgenomen, door verweerder niet overgelegd. Daarnaast blijkt uit het rapport niet zonder meer dat het koksboekje niet echt is of op onrechtmatige wijze is verkregen, maar enkel dat het ‘
mogelijk vervalst [is] dan wel fraudeleus is verkregen’. Het is dan ook onvoldoende concludent. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het ILO-rapport gelet op het voorgaande onvoldoende inzichtelijk op grond waarvan tot de conclusie is gekomen dat het koksboekje (mogelijk) vervalst is of op onrechtmatige wijze door eiser zou zijn verkregen. De rechtbank is van oordeel dat het UWV-advies eveneens onvoldoende inzichtelijk is, nu het advies is gebaseerd op het ILO-rapport.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook de vergewisplicht heeft geschonden ten aanzien van het verslag van onderzoek van het Bureau Documenten van 6 april 2022. In dit verslag van onderzoek staat dat er onregelmatigheden zijn aangetroffen met betrekking tot de opmaak en afgifte van het koksboekje van eiser en dat dit koksboekje gelet hierop met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Hierdoor is de echtheid van het document volgens verweerder niet meer relevant. In het onderzoeksverslag wordt echter op geen enkele wijze toegelicht waar de aangetroffen onregelmatigheden uit bestaan. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het verslag van onderzoek hiermee onvoldoende inzichtelijk op grond waarvan tot de conclusie is gekomen dat het koksboekje zeer waarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
10. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht zoals deze volgt uit artikel 3:2 van de Awb. Verweerder had het negatieve arbeidsmarktadvies van het UWV en het onderzoeksverslag van het Bureau Documenten dan ook niet aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
11. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. De overige gronden behoeven geen bespreking meer. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank overweegt in dit kader nog het volgende. Ingevolge paragraaf 19a van Bijlage I bij de RuWav 2014, die gold ten tijde van het bestreden besluit, is vereist dat eiser voldoet aan de kwalificatievereisten van functieniveau 4, 5 of 6 om als specialiteitenkok te worden aangemerkt. Dit kan eiser onder meer aantonen door bewijzen te overleggen dat hij zeven jaar of langer het beroep van specialiteitenkok heeft uitgeoefend.Het beschikken over een koksboekje is in voorgaand geval niet vereist. De rechtbank overweegt dat eiser met de in bezwaar overgelegde werkgeversverklaringen niet heeft onderbouwd dat hij over zeven jaar werkervaring beschikt. Uit de verklaring van [werkgever] van 31 oktober 2017 volgt namelijk dat eiser daar ongeveer vijfeneenhalf jaar heeft gewerkt, terwijl uit de verklaring van [werkgever 2] . van 13 september 2021 niet blijkt hoelang eiser hier werkzaam is geweest. Het is aan eiser om zijn werkervaring nader te onderbouwen. De rechtbank overweegt dat verweerder eiser hiertoe, alvorens opnieuw op het bezwaar te beslissen, in de gelegenheid moet stellen. De rechtbank zal daarom voor verweerder een termijn van twaalf weken stellen om op het bezwaar te beslissen, waarbinnen eiser een redelijke termijn moet worden gegeven om zijn werkervaring nader te onderbouwen.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1). Als aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.