ECLI:NL:RBDHA:2022:1477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
09/173978-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor meerdere geweldsdelicten en bedreigingen

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren op [geboortedag] 2006, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten en bedreigingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één feit wegens niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat er geen klacht was ingediend. Voor de overige feiten, waaronder vier bedreigingen, twee mishandelingen, twee vernielingen en een poging tot zware mishandeling, heeft de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks adviezen voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel, niet voor deze maatregel in aanmerking kwam, omdat hij inmiddels meewerkte aan ambulante behandeling. De rechtbank legde een jeugddetentie op met een fors voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het recidivegevaar, maar ook de positieve ontwikkeling van de verdachte in de afgelopen maanden. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen aan verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan behandeling en toezicht door de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/173978-20, 09-170087-20, 09-169259-20, 09-232359-19,
09-021676-21, 09-173557-21 en 09-281354-21 (reeds gevoegd)
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zittingen van
15 april 2021, 11 november 2021 en 27 januari 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. E.J. Huisman en de advocaat van de verdachte is mr. H. Weisfelt te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij
  • op 2 juli 2020 in Den Haag [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken en hem heeft bedreigd (
  • in Den Haag op 30 juni 2020 een tram (
  • op in Den Haag op 17 mei 2019 [slachtoffer 2] (
  • op 30 juni 2021 [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] samen met iemand anders heeft bedreigd (
  • in de periode van 1 september tot en met 22 september 2021 in Den Haag [slachtoffer 7] heeft beledigd (
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Met de officier van justitie en de advocaat is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 1 (
09/281354-21) ten laste gelegde feit, omdat met betrekking tot dit feit een klacht door aangeefster ontbreekt in het dossier. Voor de overige dagvaardingen geldt dat de officier van justitie ontvankelijk
is in de vervolging.
4. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het bij dagvaarding
09/173978-20onder 1 primair en onder 2, dagvaarding
09/170087-20, dagvaarding
09/169259-20, dagvaarding
09/232359-19, dagvaarding
09/021676-21, dagvaarding
09/173557-21en dagvaarding
09/281354-21onder 2, 3 en 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen

5.Vrijspraak

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
09/281354-21feit 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte heeft met een bericht de vrienden van [slachtoffer 7] bedreigd. [slachtoffer 8] is een vriendin van [slachtoffer 7] en zij heeft dit bericht ook gelezen. [slachtoffer 8] verklaart zich hierdoor ernstig bedreigd te voelen.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Beoordeling
Het bericht 'ik murder elke vriend en vriendin van je' is op 4 september (de rechtbank begrijpt van het jaar) 2021 omstreeks 9.50 uur door de verdachte via Whatsapp aan [slachtoffer 7] (en dus niet aan de aangeefster) verzonden. Uit het dossier kan de rechtbank niet opmaken hoe en wanneer dit bericht de aangeefster heeft bereikt. De ruzie tussen de verdachte en de aangeefster (in de McDonalds) waardoor de aangeefster bang werd voor de verdachte, vond pas plaats op 4 september rond 21.00 uur, dus na het verzenden van het bericht.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte toen hij het bericht aan [slachtoffer 7] verzond, opzet had op zowel het op de hoogte raken van de inhoud van het bericht door de aangeefster, als op het met het bericht opwekken van redelijke vrees bij aangeefster. De verdachte heeft het bericht immers niet aan de aangeefster, maar aan [slachtoffer 7] heeft gericht en de aangeefster wordt niet in het bericht genoemd. Dat bij de aangeefster na de ruzie en het lezen van het bericht de vrees is ontstaan dat zij een van de vriendinnen is die de verdachte in het bericht bedoelt, doet daar niet aan af.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, ook al bevat het bericht akelige taal, de tenlastegelegde bedreiging daarom niet wettig en overtuigend bewezen kan worden zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

6.Waardering van het bewijs

6.1
Beoordeling zonder nadere motivering
Het onder
09/169259-20,
09/232359-19,
09/021676-21en
09/281354-21onder 3 en 4 tenlastegelegde kan zonder nadere motivering wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De bewezenverklaring volgt uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II. Ten aanzien van deze feiten is door de verdediging geen vrijspraak bepleit, de rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming.
Ten aanzien van
09/281354-21onder 3 en 4 zal de rechtbank de periode aanpassen, omdat de onder 3 ten laste gelegde tekst is geplaatst op 19 september 2021 en de onder 4 geuite bedreiging heeft plaatsgevonden in de periode tussen 6 en 20 september 2021.
6.2
Beoordeling overige feiten
09/173978-20
Feit 1
De standpunten
De officier van justitie stelt dat de verdachte door tweemaal in de richting van het onderlichaam van de aangever [slachtoffer 1] te steken de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De verdediging heeft bepleit dat er geen sprake was van zware mishandeling noch van voorwaardelijk opzet. De verdachte bekent weliswaar het steken van de aangever [slachtoffer 1] op 2 juli 2020, maar dit is geen poging tot zware mishandeling omdat de aangever slechts twee eenvoudige, niet diepe verwondingen heeft opgelopen. Bovendien heeft de verdachte vanwege zijn jonge leeftijd en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid de aanmerkelijke kans om de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen niet kunnen inschatten.
De beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 2 juli 2020 in Den Haag de verdachte op [slachtoffer 1] is afgerend. Toen hij bij het slachtoffer stond heeft de verdachte uit zijn jas een mes gepakt en hiermee het slachtoffer in zijn been gestoken. De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft gestoken in zijn been en dat het zou kunnen dat hij dit twee keer heeft gedaan. Gebleken is dat het slachtoffer twee steekwonden had.
De rechtbank dient te beoordelen of bovenstaande gekwalificeerd kan worden als een poging tot zware mishandeling of, zoals de verdediging bepleit, de subsidiair tenlastegelegde eenvoudige mishandeling.
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde moet de rechtbank eerst vaststellen of de verdachte door met een mes in het bovenbeen en het onderlichaam van de aangever te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard daarmee zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Met name de steekwond in het been zat dicht bij de lies waar de beenslagader vlakbij loopt. Als die door een messteek wordt geraakt, kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn. Door op een zodanig risicovolle plek te steken, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] ook zwaar lichamelijk letsel had kunnen toebrengen. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Feit 2
De beoordeling
De bewezenverklaring volgt uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II, te weten de verklaring van de aangever en de getuige. Door de verdediging is geen vrijspraak bepleit.
09/170087-20
De standpunten
De officier van justitie stelt dat de verdachte door het gooien van een metalen staaf in de richting van de tram de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de tram beschadigd zou raken.
De advocaat heeft naar voren gebracht dat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de tram zou raken. Hij heeft iets gegooid, dat per ongeluk de verkeerde kant is opgegaan en daarmee de tram heeft geraakt. Hij heeft niet bewust iets naar de tram gegooid.
De beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 30 juni 2020 in Den Haag een stalen staaf tegen een tram heeft aangegooid en dat de tram daardoor is beschadigd.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij, door het gooien van de stalen staaf, de tram zou raken en daarmee zou beschadigen. De verdachte heeft de staaf immers in de richting van de aanrijdende tram gegooid. Dat de verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling is geweest de tram te raken, maar dat hij harder gooide dan de bedoeling was, maakt dit niet anders. De verdachte heeft namelijk ook verklaard dat hij de tram aan heeft zien komen rijden, dat de tram vijf meter bij hem vandaan was en heeft alsnog de staaf in de richting van de tram gegooid. Verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat de tram beschadigd zou raken.
Bovenstaande maakt dat de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen acht.
09/173557-21
De standpunten
De officier van justitie stelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging, door samen met medeverdachte Verhoeve de aangevers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te bedreigen met een ijzeren staaf en een vuurwapen. Zij baseert zich daarbij, kortgezegd, op de verklaringen van de aangevers, de verklaring van [getuige 1] en de deels bekennende verklaring van de verdachte.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte bekent dat hij op de aangevers is afgegaan en wel met een plastic Pvc-buis. Hij ontkent echter dat hij degene was die de aangevers heeft bedreigd met een vuurwapen. Dat de verdachte wist dat de medeverdachte over een vuurwapen beschikte, wil volgens de raadsman niet zeggen dat hij in de wetenschap verkeerde dat de medeverdachte het vuurwapen bij zich had op het moment van de bedreiging, en dat hij wist dat zijn medeverdachte deze ook daadwerkelijk zou gaan gebruiken. Van medeplegen met betrekking tot het vuurwapen is dan ook geen sprake en de verdachte zou hiervan moeten worden vrijgesproken.
De beoordeling
Voor de rechtbank staat vast dat [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] op 30 juni 2021 in Den Haag zijn bedreigd met een hard voorwerp en een vuurwapen. Het vuurwapen is door een van de verdachten aan de aangevers getoond en daarna tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 6] gehouden. De andere verdachte heeft een ijzeren staaf vastgehad. Zowel de verdachte als de medeverdachte hebben bij de politie verklaard dat zij de bedreigers waren.
De verdachte en diens [medeverdachte] wijzen beide naar elkaar als het gaat om de bedreiging met het vuurwapen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte had op het moment van aanhouding, kort na de bedreiging, een zwarte trui en een blauwe trainingsbroek met witte streep aan de zijkant aan, medeverdachte Verhoeve droeg een zwarte broek (zonder streep). Aangever [slachtoffer 6] verklaart dat hij gefocust was op de jongen die het vuurwapen tegen zijn hoofd hield en dat deze jongen een blauwe trainingsbroek met een witte streep droeg.
De verdachte heeft bij de politie voorts spontaan verklaard dat het ging om een nepwapen, een airsoft pistool (zwart met een beetje beschadiging waardoor je er zilver doorheen ziet) en wist dus kennelijk om wat voor wapen het ging en precies hoe het wapen eruit zag. De medeverdachte heeft in zijn verklaring geen details over het wapen gegeven en heeft verklaard niet te weten of het om een echt of een nepwapen ging.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel is dat de verdachte diegene is geweest die het (nep) vuurwapen heeft gehad en het tegen het hoofd van slachtoffer [slachtoffer 6] heeft gehouden.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er sprake is van medeplegen nu er tussen de verdachte en zijn [medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers, uit het dossier volgt dat beide verdachten samen dreigend richting de aangevers zijn gelopen, de een met een ijzeren staaf, de ander met een vuurwapen.
De rechtbank acht de tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

7.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen, en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
09/173978-201 primair en 2,
09/170087-20,
09/169259-20,
09/232359-19,
09/021676-21,
09/173557-21en
09/281354-213 en 4 tenlastegelegde heeft begaan. De bewezenverklaring is opgenomen in bijlage III.

8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De bewezen feiten worden gekwalificeerd als:
09-173978-20
1.
Poging zware mishandeling
2.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
09/170087-20
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
09/169259-20
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
09/232359-19
Mishandeling
09/021676-21
Mishandeling
09-173557-21
Bedreiging in vereniging met enig misdrijf tegen het leven gericht
09/281354-21
3.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
4.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

9.De straf en/of maatregel

9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel geëist en daarnaast een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is, ondanks dat de verdachte de afgelopen weken goed heeft meegewerkt, noodzakelijk. Als het de verdachte niet lukt om zich aan de voorwaarden te houden is het van belang dat er intensiever wordt ingezet op behandeling. Het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie zorgt er voor dat bij een overtreding van de voorwaarden geen behandeling meer zal volgen.
9.2
Standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit dat er geen voorwaardelijke PIJ-maatregel kan worden opgelegd nu dit niet noodzakelijk is. De juiste hulpverlening is ingezet en het gaat goed met de verdachte. Het is voldoende om behandeling als voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen strafbare feiten. Eén poging zware mishandeling, vier bedreigingen, twee keer het beschadigen van goederen en twee mishandelingen. De meeste van deze feiten pleegde hij op 14-jarige leeftijd. Hij is inmiddels nog steeds maar 15 jaar oud.
De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan bedreiging. Een keer maakte hij daarbij gebruik van een (nep) vuurwapen. Door dat tegen het hoofd van een slachtoffer te houden om zijn bedreiging kracht bij te zetten heeft hij het slachtoffer en degenen om hem heen, flinke angst aangejaagd. Dat het wapen een nepwapen was verandert dat niet: alleen de verdachte wist immers dat het niet echt was. Hij heeft verder met een mes iemand tweemaal gestoken, onder andere in het bovenbeen, welk slachtoffer hij vervolgens ook nog heeft bedreigd om geen aangifte te doen. Hij heeft twee andere slachtoffers geslagen. Verder toont hij geen respect voor het eigendom van anderen: hij beschadigde een auto en een tram. De rechtbank vindt het gedrag van de verdachte zeer kwalijk. Op zijn leeftijd heeft hij inmiddels een behoorlijk aantal strafbare feiten gepleegd. Zorgelijk is dat de verdachte tot twee keer toe na een schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw in de fout is gegaan waarna de schorsing -de tweede keer- is opgeheven.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van twee rapporten van gedragsdeskundigen die de verdachte hebben onderzocht zij rapporteren over hun onderzoek als volgt.
Psychiatrisch rapport d.d. 22 februari 2021 door kinder- en jeugdpsychiater G.C.G.M. Broekman
Er is bij onderzochte sprake van een psychische stoornis in de vorm van een autisme spectrum stoornis, ASS en een aandachtdeficiëntie-hyperactiviteitsstoornis, overwegend hyperactief-impulsief beeld. De cognitieve vermogens liggen op gemiddeld niveau. Onrijpe aspecten wat betreft onderzochtes persoonlijkheidsontwikkeling, inclusief zijn gewetensfunctie, samen met zijn egocentrische houding, beperkte empathische vermogens en zijn externaliserende en impulsieve houding, bepalen zijn persoonlijkheidsontwikkeling in ongunstige zin.
Vanuit de risicotaxatie en de klinische indruk is de kans op recidive van een geweldsdelict hoog.
Begeleiding en behandeling kunnen naar inzicht van rapporteur het beste geborgd worden vanuit een opgelegde maatregel voorwaardelijke P.I.J., een lichtere vorm van een strafrechtelijk kader door rapporteur als niet haalbaar/geïndiceerd wordt geacht.
Psychologisch rapport d.d. 18 februari 2021 door GZ-psycholoog R.M.C. Hoogstraten
Er is sprake van een autismespectrumstoornis, type Multi Complex Development Disorder, een aandachtsdeficientie- en hyperactiviteitsstoornis, overwegend hyperactief-impulsief type en een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis bij een 14-jarige jongen met een gemiddelde intelligentie die sociaal-emotioneel op een zeer jonge leeftijd functioneert. Daarnaast is er sprake van ouder-kind relatieproblemen waarbij de opvoedingsvraag van betrokkene de mogelijkheden van de opvoeders overstijgt.
Het advies is om betrokkene de beide tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat.
Betrokkene is een zeer impulsieve jongen die direct reageert en geen rem heeft. De emotie- en agressieregulatie is verstoord en betrokkene handelt zonder na te denken en zonder de gevolgen te overzien. Betrokkene heeft een beperkt reflectie- en inzicht in zichzelf hetgeen deels te wijten is aan zijn jonge sociaal-emotionele ontwikkeling. Hij heeft onvoldoende empathische mogelijkheden en hij stemt zich onvoldoende af op te situatie of een persoon. Zijn geweten is lacunair ontwikkeld. Hij heeft zelfbepalend gedrag en is moeilijk te begrenzen.
Alhoewel betrokkene pas 14 jaar oud is en er niet eerder een klinische behandeling heeft plaatsgevonden is het advies toch om een klinische behandeling op te leggen in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De psychiater en de psycholoog adviseren de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Zowel de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming als de vertegenwoordiger van de jeugdreclassering hebben ter zitting als deskundigen verklaard dat een klinische opname op dit moment niet meer noodzakelijk lijkt nu het goed gaat in het huidige kader. De verdachte wordt nu begeleid door coach25 van waaruit hij ook behandeling krijgt aangeboden. Dat het goed met hem gaat lijkt (mede) te komen door de enkelband die hij nu draagt. Een voorwaardelijke PIJ maatregel is volgens de Raad en de jeugdreclassering nog wel geïndiceerd. Wanneer het de verdachte niet lukt om zich aan de op te leggen voorwaarden te houden is intensieve behandeling in een instelling nodig en deze kan dan in dat kader worden geboden.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank neemt het advies van de gedragsdeskundigen om de verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen over. De rechtbank houdt er rekening mee dat de rapporten zijn opgesteld naar aanleiding van de oudste strafbare feiten en inmiddels bijna een jaar oud zijn. Voorts stelt de rechtbank vast dat er sprake is van (gedrags-)problematiek waar de verdachte dringend behandeling voor nodig heeft. Eerder heeft de verdachte nog geen behandeling in een ambulant kader gehad zodat hij nog niet de kans heeft gehad om op die manier aan zijn problematiek te werken en daarmee het recidivegevaar te verminderen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is in welk kader behandeling moet worden voortgezet: als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, of bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Gezien de leeftijd van de verdachte, zijn strafblad en de straffen die de rechtbank in soortgelijke zaken oplegt komt de rechtbank tot de conclusie dat zij een voorwaardelijke PIJ-maatregel in dit geval (nog) niet passend en geboden acht. De afgelopen maanden is namelijk gebleken dat wanneer de juiste hulpverlening wordt ingezet het goed gaat met de verdachte. Hij werkt mee aan de hulpverlening en wil zich inzetten voor behandeling. Met die hulpverlening en behandeling is de rechtbank van oordeel dat het mogelijk is om het recidiverisico (verder) terug te brengen en de verdachte de kans te geven zich op een goede manier verder te gaan ontwikkelen. Dat vraagt een actieve houding van hem. Dat hij daarbij de steun van zijn moeder heeft, die graag ziet dat haar zoon behandeling krijgt en daaraan meedoet, is een belangrijke factor.
De rechtbank ziet de kans dat de verdachte gezien zijn impulsieve karakter even wat minder motivatie kan opbrengen voor behandeling. Daarom is het van groot belang dat de verdachte, zo lang als dit volgens de jeugdreclassering noodzakelijk is, blijft meewerken met de behandeling. Een zogenoemde ‘stok achter de deur’ is daarbij naar het oordeel van de rechtbank nodig. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder een keer heeft opgemerkt dat hij ‘de dagen wel gaat uitzitten’ als hij zich niet aan de voorwaarden wil houden. Dit maakt dan ook dat de ‘stok’ naar het oordeel van de rechtbank behoorlijk lang moet zijn zodat de verdachte zich wel twee keer bedenkt voordat hij zich aan de behandeling zal onttrekken. Hij weet immers dat hij dan een fors aantal dagen vast zal zitten. Hopelijk weerhoudt de voorwaardelijke jeugddetentie de verdachte ook van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Bij recidive kan immers opnieuw worden gekeken of een PIJ maatregel aan de orde is.
Omdat de rechtbank het van groot belang acht dat de verdachte zich houdt aan de op te leggen voorwaarden en dus aan zijn behandeling zal meewerken, zal de rechtbank tevens bevelen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Aan de wettelijke vereisten hiervoor is voldaan. Door de deskundigen wordt de kans op recidive van gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. Slechts door behandeling kan die recidivekans worden verminderd. De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte, ondanks een eventueel hoger beroep, verplicht wordt daaraan mee te werken.
Een onvoorwaardelijke jeugddetentie – langer dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – laat de rechtbank achterwege, nu de verdachte zich zal moeten focussen op zijn behandelingen. Daar zijn de verdachte en de maatschappij het best mee gediend.

10.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 1.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 aan materiële schade en € 1.300,00 aan immateriële schade.
[naam 1] heeft zich als wettelijke vertegenwoordiger namens [slachtoffer 2] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 5000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
Nu de vordering betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt en aan wie de gedraging als onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt deze geacht te zijn gericht tegen diens ouder.
[naam 2] heeft zich als wettelijke vertegenwoordiger namens [slachtoffer 3] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 375,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Bestaande uit € 75,00 materiële schade en € 300,00 immateriële schade.
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
[slachtoffer 9] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
[slachtoffer 9] heeft zich als wettelijke vertegenwoordiger namens [slachtoffer 7] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 700 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is geheel voor toewijzing vatbaar. De vordering van [slachtoffer 2] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 300,00. De vordering van [slachtoffer 3] is geheel voor toewijzing vatbaar. De vordering van [slachtoffer 6] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 350,00. Beide benadeelde partijen Vos kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 400,00.
Bij alle vorderingen dient de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente te worden opgelegd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer 1] is ten aanzien van de materiële schade toewijsbaar. De immateriële schade dient te worden gematigd, ook nu de verdediging uitgaat van het subsidiair ten laste gelegde. De benadeelde partij [slachtoffer 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, er is een grote vordering ingediend zonder enige onderbouwing. De vordering van [slachtoffer 3] dient ten aanzien van de materiële schade te worden gematigd, nu de trui niet nieuw was. De immateriële schade dient te worden beperkt tot maximaal € 25,00, nu het gaat om een eenvoudige klap tussen twee minderjarigen. De benadeelde partij [slachtoffer 6] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard indien de rechtbank de verdachte vrijspreekt voor de bedreiging met het vuurwapen. Indien dit niet het geval is dient het bedrag te worden gematigd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] dient te worden afgewezen, nu de benadeelde partij uit zichzelf opnieuw contact heeft gezocht en uit het dossier blijkt dat er over en weer verschillende dingen zijn gebeurd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar, te weten voor een bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de immateriële schade vindt de rechtbank gezien de ernst van het feit en de inbreuk op de benadeelde partij een vergoeding tot een bedrag van € 750,00 (met toewijzing van de wettelijke rente) voldoende gemotiveerd. Voor een toewijzing van een hoger bedrag dient de benadeelde partij deze vordering verder te onderbouwen, nu een nadere onderbouwing een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de ouder van de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering is slechts zeer minimaal toegelicht en er zijn geen stukken ter onderbouwing gevoegd. Gelet op het gevorderde bedrag acht de rechtbank een nadere onderbouwing noodzakelijk, nu deze onderbouwing ontbreekt zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de ouder van de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank acht de materiële schade, te weten € 75,00, geheel toewijsbaar. De rechtbank acht een bedrag van € 150,00 als vergoeding voor de immateriële schade redelijk. De rechtbank zal daarnaast de gevorderde wettelijke rente met ingang van 16 mei 2020 toewijzen. Tot deze hoogte acht de rechtbank de schade voldoende gemotiveerd. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren nu voor dit deel de nadere onderbouwing ontbreekt.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
Ten aanzien van de immateriële schade vindt de rechtbank gezien de ernst van het feit en de inbreuk op de benadeelde partij een vergoeding tot een bedrag van € 750,00 (met toewijzing van de wettelijke rente) voldoende gemotiveerd. Voor een toewijzing van een hoger bedrag dient de benadeelde partij deze vordering verder te onderbouwen, nu een nadere onderbouwing een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de ouder van de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
De rechtbank acht een bedrag van € 100,00 als vergoeding voor de immateriële schade, inclusief de gevorderde wettelijke rente met ingang van 19 september 2021. Tot deze hoogte acht de rechtbank de schade voldoende gemotiveerd. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren nu voor dit deel de nadere onderbouwing ontbreekt.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De rechtbank acht een bedrag van € 100,00 als vergoeding voor de immateriële schade, inclusief de gevorderde wettelijke rente met ingang van 6 september 2021. Tot deze hoogte acht de rechtbank de schade voldoende gemotiveerd, ook nu de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van het onder
09/281354-21feit 1 ten laste gelegde. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren nu voor dit deel de nadere onderbouwing ontbreekt.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ter hoogte van alle toegewezen bedragen, ten aanzien van alle benadeelde partijen, de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank stelt dat gijzeling kan worden toegepast met een maximum van 0 dagen.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.De beslissing

De rechtbank:
niet-ontvankelijk
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van het onder 1 dagvaarding
09/281354-21tenlastegelegde;
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 dagvaarding
09/281654-21tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in dagvaarding
09/173978-20onder 1 primair en onder 2, dagvaarding
09/170087-20, dagvaarding
09/169259-20, dagvaarding
09/232359-19, dagvaarding
09/021676-21, dagvaarding
09/173557-21en dagvaarding
09/281354-21onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals in bijlage III is omschreven;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 8 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
240 dagen
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 60 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
180 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de verdachte ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
zich gedurende een door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
voor een periode die maximaal duurt tot 15 mei 2022 op tijden die door de jeugdreclassering vast te stellen zijn zal bevinden op het [adres 2] , waarbij de verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
gedurende de proeftijd mee zal werken met de coaches van coach25, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd mee zal werken aan de behandeling vanuit coach25 en zich zal houden aan de aanwijzingen van de behandelaren, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd naar school gaat, of een andere door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding zal hebben;
gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – waaronder ook begrepen via social media, contact zal opnemen, zoeken of hebben met
* [slachtoffer 9] en
* [slachtoffer 7] ,
zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
schadevergoeding
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 850,00, bestaande uit € 100,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 850,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de ouder van de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 225,00, bestaande uit € 75,00 aan materiële schade en € 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 225,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 mei 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 750,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte, hoofdelijk, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juni 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 100,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 100,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 september 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt ten aanzien van alle opgelegde schadevergoedingsmaatregelen dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter,
en mr. H.C.L. Vreugdenhil, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 februari 2022.
Mr. Smid-Verhage en mr. Van Damme zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09/173978-20
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vouw)mes
heeft gestoken in het bovenbeen en/of de heup, althans in het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vouw)mes te steken in het
bovenbeen en/of de heup, althans in het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] (nadat hij - verdachte - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met
een (vouw)mes in het lichaam had gestoken) dreigend de woorden toe te voegen
"Als je me snitcht bij de politie, op mijn moeder, ik schiet je dood", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
09/170087-20
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te 's-Gravenhage
opzettelijk en wederrechtelijk
een tram, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
de Haagse Tramweg Maatschappij toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
09/169259-20
hij op of omstreeks 21 april 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een
raam van een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan Gemeente 's-Gravenhage toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
09/232359-19
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te 's-Gravenhage
[slachtoffer 2] heeft mishandeld die [slachtoffer 2] eenmaal (met kracht) in het gezicht te slaan
en/of te stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
09/021676-21
hij op of omstreeks 16 mei 2020 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 3] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 3] op/tegen zijn neus, althans zijn gezicht, te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
09/173557-21
hij op of omstreeks 30 juni 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door met een breekijzer/koevoet, althans een hard voorwerp en/of met een
vuurwapen dreigend op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] af te lopen en/of een
vuurwapen aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te tonen en/of een vuurwapen op
het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 6] te richten en/of drukken;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
09/281354-21
1.
hij in de periode van 1 september tot en met 22 september 2021 te 's-Gravenhage
opzettelijk [slachtoffer 7] , in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding,
heeft beledigd, door op zijn Snapchataccount de volgende tekst te plaatsen:
'je bent gwn hoertje en wil aan iedereen ze ballen zitten' en/of 'kkr wijf' alhans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in de periode van 1 tot en met 22 september te 's-Gravenhage
[slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling,
door aan een vriendin van [slachtoffer 8] genaamd [slachtoffer 7] , een chatbericht te
sturen met de tekst: 'ik murder elke vriend en vriendin van je' althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij in de periode van 1 tot en met 22 september 2021 te 's-Gravenhage
[slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling,
door op zijn Snapchataccount de volgende tekst te plaatsen:
"ik heb een .45
ik loop met die ballas ze gaan door je ruit
[slachtoffer 9] jij word gebost als ik je tegen kom
ben je de klos"
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij in de periode van 1 tot en met 22 september 2021 te 's-Gravenhage
[slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling,
door die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "Kijk hoe je praat goos en als je op
neemt dan wordt jij ook geliquideerd dus stil nou maar. Ga mij niet opnemen"
(p.108) en/of "Doe het alsjeblieft dan kan ik weer iets doen. Weet je hoe lekker ik het
vind om iemand te steken, om iemand te schieten" (p. 109), althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II
Bewijsmiddelen
09/170087-20
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020190078-4 (pagina 16-19 van het dossier), inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Ik vond een stalen buis. Ik gooide hem weg. Ik zag toen een tram aankomen rijden. Ik wilde hem bij het hekje daar gooien en daar reed ook die tram. Die tram was nog geen vijf meter weg. Ik wilde hem gewoon bij het hek daar gooien, maar ik gooide iets te hard.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020190087-1 (pagina 17-19 van het dossier), inhoudende als verklaring van [aangever 1] :
Op 30 juni 2020 bevond ik mij als Stewart in tramlijn 11 te Den Haag. Ik stond op dat moment en was naar buiten aan het kijken. Ik zag een groepje jongeren op straat. Dit was een groep van ongeveer 5 a 6 personen. Ik zag eén jongen een zwaaiende beweging met zijn arm maken en toen zag ik ineens een metalen staaf op de tram af komen. Ik zag dus dat de jongen een metalen staaf naar de tram gooide. Ik kan de jongen als volgt omschrijven: blanke jongen, ongeveer 14 jaar oud, opvallend paars trainingspak.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020190087-2 (pagina 3-4 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisanten 1] of één van hen:
Op 30 juni 2020 in den Haag zagen wij dat het personeel van de HTM bij een jongen stond
die een paars trainingspak droeg. Hij bleek later te zijn: [verdachte] geboren
18/03/2006 te Den Haag, hierna te noemen verdachte.
09/173557-21
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021188284-11 (pagina 23-27 van het dossier), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 6] :
Op 30 juni 2021 liepen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [getuige 1] en ik op de Haringkade te Den Haag. Toen de jongens aan kwamen rennen zag ik dat beide jongens iets in hun handen hadden. Ik zag dat de voorwerpen zwart van kleur waren en dat het op een koevoet of breekijzer leek. Op dat moment kreeg ik van één van de twee jongens een vuurwapen tegen mijn voorhoofd gedrukt. Hij hield het vuurwapen een kwartslag gedraaid vast, zeg maar zoals Steven Segal in films rennend schiet. Het vuurwapen was zwart en ik zou zeggen dat het een echt wapen was. Ik voelde ijzer tegen mijn voorhoofd. Ik dacht even iets van “dit is het”.
De jongen die het wapen tegen mijn voorhoofd duwde kan ik als volgt omschrijven:
Bovenkleding: Zwartgrijze trui, het kan een hoodie zijn maar dat weet ik niet;
Broek: Een lichtblauwe (babyblauw) Adidas trainingsbroek met witte strepen.Van de tweede jongen kan ik mij niet zoveel herinneren omdat ik gefocused was op de jongen met het vuurwapen.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021188284-5 (pagina 28-29 van het dossier), inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 30 juni 2021 liepen ik met drie vrienden, [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , over de Haringkade te 's-Gravenhage. Er liepen twee personen in onze richting. Wij wilden onze woning betreden, toen de twee personen ineens vlak achter ons stonden. Een van deze personen, persoon een (1), had plotseling een vuurwapen in zijn rechterhand. Ik kan het vuurwapen omschrijven als een pistool, een handwapen, deels grijs en zwart aan vooral de loop.
Ik heb in Amerika met vuurwapens geschoten en het vuurwapen oogde echt. Wat vooral opmerkelijk was, was dat persoon een (1) het vuurwapen direct op [slachtoffer 6] richtte. Ik zag dat hij dit vuurwapen tegen de slaap van [slachtoffer 6] zette.
3.
Het proces-verbaal van aanhouding, nummer PL1500-2021188284-2 (pagina 34-36 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 1] :
Op 30 juni 2021 rende ik de Seinpoststraat te Den Haag, welke parallel gelegen is aan de Haringstraat, in. Ik zag dat de jongen er als volgt uit zag:
- zwarte jas;
- blauwe trainingsbroek.

Aangezien hij precies voldeed aan het signalement van één van de verdachten, merkte ik hem aan als verdachte. De verdachte bleek te zijn: [verdachte] geboren op [geboortedatum] .

4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021188284-23 (pagina 72-80 van het dossier), inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
[verdachte] had op 30 juni 2021 een regenjas aan, zwart-donkerblauw. Een blauwe broek van een voetbalclub. Van voetbalstof, zeg maar trainingspakstof. Zelf droeg ik een donkerblauwe jas en een zwarte joggingbroek.
Ik loop naar [verdachte] en de vier jongens toe en zie ineens dat [verdachte] iets uit zijn broek pakte. Ik zag dat [verdachte] een vuurwapen uit zijn broek trok. Ik weet alleen niet of deze echt of nep was. Voor mijn gevoel trok hij met zijn rechterhand het vuurwapen vanaf zijn rechterzijde. Hoe ik het heb gezien was deze zwart. Het was ongeveer net zo groot als een politiepistool. Het klopt dat ik een ijzeren staaf had.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen nummer PL1500-2021188284-22 (pagina 63 plus bijlage p. 64 – 68), inhoudende als verklaring van [verbalisant 2] :
Ten behoeve van het onderzoek heb ik van de [verdachte] diverse foto’s gemaakt van zijn kledingdracht. De kleding die de verdachte droeg, droeg hij tijdens zijn aanhouding op woensdag 1 juli 2021. De foto’s zijn als bijlage gevoegd.
6.
Het proces-verbaal van de politie nummer PL 1500-2021188284-24, p.43 – 51 (inclusief foto’s), inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het wapen was geen echt vuurwapen. Het was een Airsoft pistool.V:Hoe ziet dat Airsoft wapen eruit?A: Waarvan ik weet, een zwarte met een beetje beschadiging, Daardoor zie je er zilver doorheen.
Opgave van bewijsmiddelen
09/173978-20
1.
de verklaring van de verdachte op de zitting van 15 april 2021;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020192908-2 (ongenummerd), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] .
2.
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020192908-3 (ongenummerd), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020192908-4 (ongenummerd), inhoudende verklaring van [getuige 2] .
09/169259-20
het proces-verbaal van aanhouding van 21 april 2020 (zaaknummer 2081943 / BHV:1500-2020112084), inhoudende het relaas van de [verbalisanten 2] ;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020112084-1 (ongenummerd), inhoudende de verklaring van [aangever 2] ;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020112084-11 (ongenummerd), inhoudende de verklaring van [naam 4] .
09/232359-19
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2019133497-1 (pagina 3-5 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2019133497-3 (pagina12-13 van het dossier), inhoudende de verklaring van [getuige 3] .
09/021676-21
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020140187-1 (ongenummerd), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] ;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020140187-4 (ongenummerd), inhoudende de verklaring van getuige [getuige 4] ;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020140187-7 (ongenummerd), inhoudende het relaas van de [verbalisant 3] .
09/281354-21
3.
de verklaring van de [verdachte] op de zitting van 27 januari 2022;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021276302-3 (pagina 74-77 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 9] .
4.
de verklaring van de verdachte [verdachte] op de zitting van 27 januari 2022;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021276302-14 (pagina 108-110 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 4] ;
het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021276302-3 (pagina 74-77 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 9] .
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
Bijlage III
De bewezenverklaring
09/173978-20
1.
hij op 2 juli 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen met een mes heeft gestoken in het bovenbeen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 2 juli 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] (nadat hij - verdachte - die [slachtoffer 1] meermalen met een mes in het lichaam had gestoken) dreigend de woorden toe te voegen "Als je me snitcht bij de politie, op mijn moeder, ik schiet je dood".
09/170087-20
hij op 30 juni 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een tram,
toebehorendeaan de Haagse Tramweg Maatschappij heeft beschadigd.
09/169259-20
hij op 21 april 2020 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een auto
toebehorendeaan Gemeente 's-Gravenhage heeft beschadigd.
09/232359-19
hij op 17 mei 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft mishandeld
doordie [slachtoffer 2] eenmaal (met kracht) in het gezicht te stompen.
09/021676-21
hij op 16 mei 2020 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] op zijn neus te slaan.
09/173557-21
hij op 30 juni 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een hard voorwerp en een vuurwapen dreigend op die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] af te lopen en een vuurwapen aan die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te tonen en een vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 6] te drukken.
09/281354-21
3.
hij
op 19september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op zijn Snapchataccount de volgende tekst te plaatsen:
"ik heb een .45 ik loop met die ballas ze gaan door je ruit [slachtoffer 9] jij word gebost als ik je tegen kom ben je de klos".
4.
hij in de periode van
6tot en met
20september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen "Kijk hoe je praat goos en als je op
neemt dan wordt jij ook geliquideerd dus stil nou maar. Ga mij niet opnemen"
en/of "Doe het alsjeblieft dan kan ik weer iets doen. Weet je hoe lekker ik het
vind om iemand te steken, om iemand te schieten".
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.