Overwegingen
1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een overnameverzoek naar Portugal gestuurd. Portugal heeft dit verzoek geaccepteerd.
2. Eiser voert aan dat ten aanzien van Portugal niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Er is sprake van gebrekkige toegang tot
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
rechtsbijstand in Portugal. Eiser verwijst hiervoor naar het AIDA rapport, update 2020 over Portugal, bladzijdes 39 tot en met 41. In Portugal krijg je als asielzoeker juridische hulp van niet-advocaten, er is geen sprake van kosteloze rechtsbijstand, asielzaken worden toegewezen aan niet gespecialiseerde advocaten en er is geen makkelijke vertaalservice aanwezig, waardoor geen ongehinderde communicatie tussen asielzoeker en advocaat mogelijk is. Dit kwalificeert als structurele tekortkomingen in de Portugese asielprocedure waardoor hij een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest), of artikel 3 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Vanwege deze gebrekkige toegang tot rechtsbijstand bestaat er namelijk een risico op indirect refoulement. Nu er verder geen duidelijk beleid is en eiser niet zonder meer kosteloze rechtsbijstand kan krijgen van een advocaat, kan eiser daarover ook niet zonder meer klagen bij de Portugese autoriteiten.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Portugal mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat de asielzoeker een reëel risico zal lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling als in artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Het gaat in dit geval om een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid, dit is beschreven in het arrest Jawo.3
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan ten opzichte van Portugal. De verwijzing naar het AIDA rapport, update 2020 over de manier waarop de rechtsbijstand wordt verleend, is onvoldoende om een structurele systematische tekortkoming aan te nemen als onder rechtsoverweging 3 is beschreven. In het door eiser aangehaalde AIDA rapport, op pagina 41, staat bovendien dat asielzoekers in het algemeen onbelemmerde toegang hebben tot gratis juridische rechtsbijstand in de beroepsfase. Verder staat in artikel 19 en verder van de Procedurerichtlijn niet dat iedere vreemdeling onvoorwaardelijk recht heeft op kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging in de asielprocedure, zowel in eerste aanleg als in de beroepsprocedures.
Ook de zorgen die geuit worden in het AIDA rapport over de vertaalservice in Portugal, kan niet leiden tot een ander oordeel. In het rapport (pagina 41) staat namelijk dat de advocaat weliswaar een voorschot moet betalen op de vertaalservice, maar dat de advocaat voor deze kosten een vergoeding kan vragen bij de rechtbank. Verweerder heeft ook in deze omstandigheid geen aanleiding hoeven zien om een tekortkoming aan te nemen op grond waarvan eiser niet kan worden overgedragen aan Portugal. Ook kan uit vorenstaande omstandigheden niet worden afgeleid dat eiser risico loopt op indirect refoulement.
5. Verder heeft eiser geen asiel aangevraagd in Portugal, waardoor hij ook niet uit eigen ervaringen kan zeggen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Portugal. Als eiser toch in onzekerheid komt te verkeren over de asielprocedure of opvangvoorzieningen, kan en dient hij zijn beklag daarover te doen bij de
Portugese autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen, ook al is eiser de Portugese taal niet machtig, onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser stelt verder dat er sprake is van een reëel risico op detentie en onmenselijke behandeling als hij wordt overgedragen aan Portugal. Verweerder erkent namelijk de existentie van de juridische kaders in Portugal, die detentie op grond van publieke gezondheid mogelijk maken. Dat er geen gevallen bekend zijn dat dit ook daadwerkelijk gebeurd, neemt niet weg dat de juridische mogelijkheid daartoe wel bestaat. Dit kwalificeert als een reële kans op schending van artikel 3 van het EVRM.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder erkent dat openbare gezondheid een reden kan zijn voor detentie, maar stelt zich op het standpunt dat een reëel risico op detentie zich hier niet voordoet omdat er geen gevallen bekend zijn van asielzoekers die daadwerkelijk om die reden in detentie zijn geplaatst. De rechtbank onderschrijft dit standpunt. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eiser meent dat zijn overdracht aan Portugal een feitelijke inbreuk zal betekenen op de vrijheid van godsdienst, zoals benoemd in de Nederlandse Grondwet. Daarnaast beschermt artikel 9 van het EVRM het recht om alleen of samen, in het openbaar of in gesloten kring godsdienst tot uitdrukking te brengen. Eiser belijdt de Ahmadiyya godsdienst. In Nederland zijn daarvoor geloofsgemeenschappen, maar in Portugal zijn deze geheel afwezig. Ter zitting heeft eiser verder nog verteld hoe belangrijk het Ahmadiyya
geloof voor hem is en hoe belangrijk het is om een geloofsgemeenschap te hebben. Eiser wil na vier jaar eindelijk rust in zijn leven hebben, deze rust denkt hij in Nederland te kunnen vinden, omdat hij hier zijn geloof kan uiten samen met anderen. Eiser wil ook graag zijn gezin naar Nederland halen. Nederland zou daarom de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich moeten trekken.
9. De rechtbank overweegt dat verweerder in individuele gevallen gebruik kan maken van de bevoegdheid van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, indien eiser op basis van bijzondere, individuele omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt dat overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat in zijn geval van een onevenredige hardheid getuigt. Verweerder maakt terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening, als Nederland daartoe op grond van in de Dublinverordening neergelegde criteria niet toe verplicht is.4 Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de omstandigheden van eiser geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank begrijpt dat de in Nederland aanwezige geloofsgemeenschappen voor eiser belangrijk zijn voor het
4 Zie paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire.
praktiseren van zijn geloof en dat hij in Nederland zich dan ook prettig voelt om in nabijheid van geloofsgenoten te leven. Verweerder heeft hierin alleen geen aanleiding gezien om de aanvraag in behandeling te nemen en de rechtbank kan dit - terughoudende toetsend – niet aanmerken als een foute of onrechtmatige beslissing. Niet is gebleken dat het voor eiser onmogelijk is om zijn geloof in Portugal te belijden, al dan niet samen met anderen. Eiser heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de situatie in Portugal voor Ahmadiyya geloofsgemeenschap zodanig is dat de overdracht in strijd is met artikel 9 van het EVRM. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn daarom niet zo bijzonder dat verweerder een uitzondering had moeten maken en eisers asielverzoek in behandeling had moeten nemen. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat niet gebleken is van omstandigheden die zodanig zijn dat overdracht in dit geval van onevenredige hardheid zou getuigen. De omstandigheid dat eiser in Nederland tot rust komt en hij graag met zijn gezin in Nederland wil wonen, zijn ook niet aan te merken als omstandigheden waarin verweerder aanleiding had moeten zien om de aanvraag in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.