ECLI:NL:RBDHA:2022:14792
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.G. Grigorjan, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 28 juli 2022 was genomen, stelde dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 augustus 2022 behandeld, waarbij de verzoeker via een telefoonverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde. De verweerder, de Staatssecretaris, was niet verschenen, maar had wel een verweerschrift ingediend.
In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL22.14568), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al een uitspraak is gedaan op het beroep. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op 5 september 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.