ECLI:NL:RBDHA:2022:14795
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.J.P. Lemmen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 augustus 2022 was genomen, stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Weerman, aanwezig waren. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de motivering dat er op dezelfde dag in een andere zaak (NL22.15110) uitspraak was gedaan op het beroep van de verzoeker, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is bekendgemaakt op 8 september 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.