8.2.Verweerder zal een nieuwe beslissing moeten nemen op het bezwaar van eiser. Verweerder zal daarin gemotiveerd moeten ingaan op de gronden die eiser in de bezwaarfase heeft ingediend en op de toelichting die de gemachtigde van eiser en referente daar ter zitting op hebben gegeven. De rechtbank overweegt in dit kader dat het in het
verweerschrift verwoorde standpunt van verweerder, inhoudende dat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat hij met referente in gezinsverband moet samenleven en dat hij alleen al daarom niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, niet houdbaar is. De motivering die verweerder hiervoor heeft gegeven, namelijk dat eiser gedurende een periode van negen maanden zelfstandig heeft gewoond in China, is immers al gedurende de bezwaarprocedure betwist door eiser. Eiser heeft hierover in bezwaar aangevoerd dat hij slechts enkele maanden zonder referente en diens partner in China heeft verbleven. Verder heeft referente ter zitting toegelicht dat zij pas eind september 2020 naar Nederland is gekomen, dat haar partner pas enige tijd daarna is nagereisd, en dat eiser sindsdien verblijft bij het gezin van zijn huisbaas en dus niet zelfstandig woont. Verweerder zal deze bezwaargronden en deze toelichting die gemachtigde van eiser daarop ter zitting heeft gegeven moeten betrekken in het nieuw te nemen besluit. De rechtbank oordeelt dat in dit kader een hoorzitting zal moeten plaatsvinden.
9. Eiser voert tot slot aan dat de in het bestreden besluit gemaakte belangenafweging onjuist is omdat verweerder een verkeerd toetsingskader heeft toegepast. Verweerder stelt ten onrechte dat hereniging enkel in zeer bijzondere omstandigheden wordt toegestaan. Verder is onduidelijk welk belang van de staat zich verzet tegen hereniging.
10. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat de vraag of sprake is van zeer bijzondere omstandigheden in het bestreden besluit niet specifiek als een criterium is toegepast. Verweerder heeft de belangen van eiser en de belangen van de staat tegen elkaar afgewogen en heeft een ‘fair balance’ gevonden. Verweerder heeft verder toegelicht dat het belang van de staat is gelegen in het stellen en handhaven van regels ten aanzien van de toelating en het verblijf van vreemdelingen.
11. De rechtbank overweegt dat in het bestreden besluit weliswaar staat dat niet is gebleken van zeer bijzondere omstandigheden, maar stelt vast dat uit het besluit voldoende blijkt dat verweerder het juiste toetsingskader heeft gehanteerd door de belangen van eiser en de belangen van de staat tegen elkaar af te wegen. De rechtbank ziet voorts dat in het bestreden besluit staat dat het belang van de staat is gelegen in het voeren van een restrictief toelatingsbeleid en dat hieruit kan worden opgemaakt dat het belang van de staat is gelegen in het stellen en handhaven van regels ten aanzien van de toelating en het verblijf van vreemdelingen. Omdat verweerder opnieuw moet beslissen over het al dan niet toepassen van het jongvolwassenenbeleid, zal hij zich ook opnieuw moeten buigen over de belangenafweging. De rechtbank laat zich over de uitkomst daarvan niet uit. Verweerder zal immers zelf moeten oordelen hoe de beoordeling van de vraag of het jongvolwassenenbeleid op eiser van toepassing is en de in dat verband – mede middels een hoorzitting – vergaarde feiten en omstandigheden van invloed zijn op de belangenafweging.
12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op de aard van de gebreken en hetgeen is overwogen in randnummer 7.2 geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank past voorts niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de
rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Hierbij is van belang dat verweerder in het kader van de bezwaarprocedure nog een hoorzitting moet houden.
14. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen en geoordeeld. De rechtbank stelt een termijn van acht weken voor het nemen van een nieuw besluit.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).