Overwegingen
1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De Spaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
Mogelijkheid tot indienen van een zienswijze
2. De gemachtigde van eiseres voert allereerst aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij heeft nagelaten tijdig te reageren op haar verzoek om uitstel voor het indienen van de zienswijze en ten onrechte geen uitstel daarvoor heeft verleend. Zij heeft tijdig een algemeen bericht aan de IND gestuurd met haar vakantieperiode, zoals ook de gebruikelijke werkwijze is. In andere zaken van de gemachtigde is het verzoek om uitstel wel gehonoreerd en verweerder handelt dan ook niet consequent. Gemachtigde kan zich niet
aan de indruk onttrekken dat de overdrachtstermijn in deze zaak hiervoor de aanleiding is. In ieder geval heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door niet voor het nemen van het besluit te reageren op het verzoek om uitstel en gemachtigde nog de gelegenheid te bieden een zienswijze in te dienen, aldus de gemachtigde van eiseres.
3. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde op 9 juni 2022 een bericht aan de IND heeft gestuurd waarin zij aangeeft van 10 augustus 2022 tot en met 6 september 2022 op vakantie te zijn en waarin zij verzoekt in die periode geen procedures, afspraken en dergelijke te plannen. In deze brief staan geen zaaknummers van specifieke zaken vermeld. Verweerder heeft op deze brief niet gereageerd. Op 28 juli 2022 heeft verweerder het voornemen bekend gemaakt om de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen. Bij brief van 3 augustus 2022 en onder verwijzing naar haar brief van 9 juni 2022 heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om het uitstel voor het indienen van de zienswijze tot twee weken na haar vakantie en vanwege haar vakantie. Vervolgens heeft eiseres op 9 augustus 2022 telefonisch contact opgenomen met een medewerker van de IND waarna zij een brief aan verweerder heeft gestuurd met een weergave van dit gesprek waarin zij aangeeft dat de medewerker haar uitstel heeft verleend. Op 9 augustus 2022 heeft de betreffende medewerker gereageerd dat zij geen uitstel heeft verleend en dat de beslisser moet beslissen op het uitstelverzoek. Op 10 augustus 2022 heeft de gemachtigde van eiseres nogmaals een brief gestuurd met een verzoek om een reactie op het uitstelverzoek. Op 15 augustus 2022 heeft verweerder vervolgens het bestreden besluit genomen en in de begeleidende brief het verzoek om uitstel afgewezen onder verwijzing naar paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4. In paragraaf C1/2.12 van de Vc is opgenomen dat bij vakantie van de gemachtigde van de vreemdeling uitstel van vijf werkdagen wordt verleend na de vakantie van de gemachtigde als de vakantie ten minste één maand tevoren en met betrekking tot elke betreffende zaak schriftelijk is gemeld aan de IND.
5. De rechtbank is van oordeel dat deze regeling in de Vc niet onredelijk is. Verweerder stelt daarbij terecht dat de algemene vakantiemelding van de gemachtigde van eiseres gedaan bij brief van 9 juni 2022 onvoldoende concreet is en dat het voor verweerder ondoenlijk is om algemene vakantiemeldingen van gemachtigden te koppelen aan specifieke zaken. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres ook erkend dat haar werkwijze ten aanzien van het sturen van een algemene vakantiemelding aan verweerder niet conform de Vc is.
6. De rechtbank is verder evenwel van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet op deze algemene vakantiemelding te reageren met bijvoorbeeld een verzoek aan de gemachtigde om de vakantiemelding te specificeren door middel van het vermelden van de v-nummers van aan haar gekoppelde asielzaken die bij verweerder in behandeling zijn. Daarbij is het onzorgvuldig dat verweerder tot drie keer toe niet inhoudelijk heeft gereageerd op de schriftelijke verzoeken om uitstel van 3 en 10 augustus 2022 en het telefonische verzoek van 9 augustus 2022. Pas bij het uitbrengen van de beschikking heeft verweerder in de begeleidende brief het verzoek om uitstel afgewezen en hierbij enkel verwezen naar de Vc. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat, anders dan in de andere zaak waarnaar de gemachtigde heeft verwezen, in de onderhavige zaak niet van het beleid uit de Vc kon worden afgeweken vanwege de dreigende overschrijding van de uiterste overdrachtstermijn. De rechtbank vindt het onzorgvuldig dat verweerder deze
motivering niet al eerder heeft vermeld in een reactie op het verzoek om uitstel, dan wel in de begeleidende brief van 15 augustus 2022. Doordat verweerder op geen enkele wijze heeft gereageerd op de algemene vakantiemelding en de verzoeken om uitstel en pas bij het uitbrengen van de beschikking het verzoek om uitstel heeft afgewezen met ook een andere motivering dan ter zitting is gegeven, is eiseres door verweerder onvoldoende in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
7. De rechtbank ziet in dit zorgvuldigheidsgebrek aanleiding om het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen vanwege de schending van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat het bestreden besluit wordt vernietigd, staat de rechtbank voor de vraag of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.
8. De rechtbank is van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten, omdat eiseres, ondanks het verlies van een instantie, niet in haar belangen is geschaad. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres namelijk aangegeven dat in beroep alles naar voren is gebracht wat eiseres naar voren had willen brengen in deze procedure. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat wat eiseres heeft aangevoerd niet maakt dat het bestreden besluit onjuist is. De rechtbank licht dat hieronder verder toe.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel en artikel 17 van de Dublinverordening
9. Eiseres voert aan dat ten opzichte van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en ze verwijst hiervoor naar het AIDA rapport over Spanje van 29 april 2022. Gelet op de inhoud van dit rapport kan er geen sprake van zijn dat eiseres met haar 9-jarige dochter zou moeten terugkeren naar Spanje omdat zij dan het risico lopen niet toegelaten te worden tot de asielprocedure en dakloos te raken. Daarbij had eiseres altijd de intentie om asiel in Nederland aan te vragen en was Spanje alleen een doorreisland. In coronatijd was het voor haar de enige mogelijkheid om met een Spaans visum naar Europa te komen. De dochter van eiseres wil graag in Nederland naar school gaan en het zal voor haar heel moeilijk zijn om in Spanje opnieuw te moeten beginnen en de taal te leren.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is nog bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 juli 20211. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval niet mag. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hier niet in geslaagd.
11. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank immers geen aanleiding voor het oordeel dat er in de situatie van eiseres niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. Het AIDA rapport van 29 april 2022 is slechts een update over de situatie in Spanje. Uit het rapport volgt niet dat de situatie in Spanje, na de vorige AIDA rapporten dusdanig is verslechterd dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dit nieuwe rapport verschilt dus niet wezenlijk van het AIDA rapport waarop de ABRvS zich heeft gebaseerd in haar uitspraak van 8 juli 2021. Uit dit rapport blijkt ook niet dat vrouwen met kinderen als Dublin terugkeerder in het geheel
geen toegang tot opvang of de asielprocedure krijgen. Als eiseres toch in onzekerheid komt te verkeren over de toegang tot de asielprocedure of de opvangvoorzieningen in Spanje, moet zij daarover klagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Het is niet gesteld of gebleken dat klagen voor haar onmogelijk is of dat dit bij voorbaat zinloos is.
12. Verder stelt verweerder terecht dat de intentie van eiseres om in een bepaald land asiel aan te vragen, niet bepalend is bij de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat onder de Dublinverordening. Dat de dochter van eiseres graag in Nederland naar school wil gaan en ze het moeilijk vindt om in Spanje opnieuw te beginnen, betekent verder niet dat verweerder de asielaanvraag van eiseres en haar dochter aan zich had moeten trekken in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. Deze omstandigheden zijn namelijk niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken.
13. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat eiseres niet in haar belangen is geschaad door de onzorgvuldige handelwijze van verweerder ten aanzien van de zienswijze.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).