ECLI:NL:RBDHA:2022:14866
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.Th.A. Bos, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Lorier. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf als familie of gezinslid. De aanvraag werd in het primaire besluit van 22 juni 2021 afgewezen, en het bezwaar tegen dit besluit werd in het bestreden besluit van 22 maart 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 26 juli 2022 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de identiteit van eiser en de familierechtelijke relatie met referent onvoldoende vast is komen te staan. Er waren twijfels over de identiteit van eiser, onder andere door inconsistenties in de documenten die waren overgelegd, zoals de geboorteakte en het paspoort. Eiser had niet aangetoond dat hij zijn biologische of juridische kind is, en de rechtbank vond dat hij niet voldoende had gedaan om zijn identiteit en familierechtelijke relatie aan te tonen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de toestemming van de biologische moeder van eiser niet kon worden vastgesteld, wat een vereiste is voor de mvv-aanvraag. Eiser voerde aan dat referent ten onrechte niet was vrijgesteld van het middelenvereiste, maar de rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat referent niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.